Kelder van een middeleeuws pand, opgetrokken uit Doornikse kalksteen met een vormentaal (decoratieve kapitelen) en bouwtechniek (Opus Incertum, gewelven) eigen aan de 13de eeuw.
Het rechthoekige gebouw (binnenwerks gemeten 19 x 9,5 meter) ligt haaks op de straat en op enige afstand van de rooilijn. De ruimte wordt door drie kolommen in twee beuken onderverdeeld. De ronde basementen vertonen een geprofileerde basis. De bladkapitelen worden door een ring van de schacht (verschillende trommels) gescheiden. De vierkante dekplaat heeft een kwarthol profiel. Boven de kraagstenen met kwartholprofiel komen eveneens dekplaten voor. De ruimte wordt overkluisd door graatgewelven in Doornikse kalksteen. In de achtergevel, westkant, zit de oorspronkelijke toegang waarvan de drempel samenvalt met het middeleeuwse loopniveau. De deuropening is 1,30 meter breed, 2,50 meter hoog en afgedekt met een rondboog. Ten oosten van de toegang zit nog een gedichte vensteropening.
LALEMAN M.-C. & RAVESCHOT P. 1991: Inleiding tot de studie van de woonhuizen in Gent Periode 1100-1300 De kelders, Verhandelingen van de Koninklijke maatschappij voor Wetenschap, Letteren en Schone Kunsten van Belgiƫ 54, Brussel.
S.N. 1986: Stadsarcheologie 11.3.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002325, Middeleeuwse stenen. Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)