erfgoedobject

Station Aalst

bouwkundig element
ID
255
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/255

Juridische gevolgen

Beschrijving

Enige bewaarde 'station de ville' op de Dender-Waes lijn, daterend van de jaren 1850, naar ontwerp van J.P. Cluysenaar.

Historiek

De Dender-Waas lijn

De Industriële Revolutie in de beginjaren van het jonge België had te kampen met verschillende problemen. Eén daarvan was dat noch de steden onderling, noch het platteland, met elkaar waren verbonden op een efficiënte, snelle en veilige manier. Het Koninklijk Besluit van 1 mei 1834 bepaalt dat er op staatskosten spoorlijnen worden aangelegd die - met Mechelen als knooppunt – België in de vier windrichtingen zou verbinden met de buurlanden. De economische hoofdlijnen en het internationale verkeer werden aangelegd en uitgebaat door de Belgische staat. Vanaf de jaren 40 van de 19de eeuw ontstaan de privé-concessies waaronder de Dender-Waaslijn. De eerste concessie werd in 1842 verleend en verbond Antwerpen met Gent. Op 14 april 1845 werd te Londen de overeenkomst gesloten tussen de Belgische regering en een nieuw vennootschap dat de spoorlijn Dender-Waas zou aanleggen. Twee maanden later, bij Koninklijk Besluit van 12 juni 1845, was de “Compagnie Anonyme du chemin de fer et du canal de la valée de la Dendre” een feit. Het succes was van korte duur want financiële problemen noopte de compagnie aan haar rechten en verbintenissen te verzaken en die over te dragen aan een nieuwe groep rond bankier Jean-André de Mot en industrieel Jean-Baptiste Gendebien die opdrachtgevers waren van de “Galeries Saint-Hubert”, eveneens ontworpen door Cluysenaar. In mei 1852 werd de stichtingsakte van de “Société Anonyme du chemin de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles vers Gand par Alost” verleend. Vier jaar later was de lijn een feit. Op 6 juli 1856 werd niet enkel de spoorlijn ingehuldigd maar ook het station in gebruik genomen. In de hele ontwikkeling van de lijn bleek het station van Aalst het knooppunt, iets dat met de nodige vormgeving werd benadrukt. Het station dat tot de ‘station de ville’-groep behoort, is binnen die groep de meest luxueus uitgewerkte met een rustige grandeur (galerij, kantelen, toren, bijgebouwen).

J.P. Cluysenaar als huisarchitect

Naast de praktische uitwerking van de spoorlijn was er nood aan aangepaste architectuurvormen als stations, wachthuizen, loodsen en opslagplaatsen. Gezien de bestaande samenwerking tussen Cluysenaar en de Mot en Gendebien werd hij aangezocht de gebouwen langs de spoorlijn te ontwerpen. De opdracht voor Cluysenaar was dubbel: zowel programma als vorm dienden nieuw ontwikkeld te worden. Er waren geen oudere vergelijkbare gebouwen die als voorbeeld konden dienen wat programma en vormgeving betrof. De typologieën waren nog in volle ontwikkeling. Reiziger moesten zich welkom voelen en voor de lokale bevolking moest het een gevoel van trots opwekken. Het moest een poort en motor zijn voor een economische, architecturale, stedenbouwkundige en sociale ontwikkeling. Privémaatschappijen als de “Société Anonyme du chemin de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles vers Gand par Alost“ gebruikten de gebouwen als uithangbord en publicatie.

Cluysenaar kreeg de ruimte om nieuwe plattegronden te ontwikkelen en de nodige wijzigingen aan te brengen ten behoeve van de bruikbaarheid en inrichting. Hij koos uiteindelijk voor een pseudomiddeleeuwse, landelijke, pittoreske stijl met het gebruik van rode Boomse baksteen (papesteen), blauwe hardsteen uit Soignies of Maffles, houtwerk in Noors grenen en een dakbedekking uit rode en zwarte pannen van “Josson en Delanghe” uit Antwerpen. Hij ontwikkelde geen type dat overal werd toegepast maar voorzag voor elk station op de Dender-Waaslijn een eigen vormgeving aangepast aan de locatie. De ontwerpen werden door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen goed ontvangen. Meteen wordt gesteld dat de ontwerpen van Cluysenaar die van collega’s overstijgen en dat Aalst als belangrijkste station langs de lijn kan gelden.

Cluysenaar streeft ernaar in zijn ontwerpen de geest en culturele traditie te vatten eigen aan de omgeving / regio waar hij werkt. Hij verwijst in zijn architectuur te Aalst dan ook naar de middeleeuwse oorsprong van de stad, het belfort, het historische pand 'Beurs van Amsterdam',…

Eigen aan het type ‘station de ville’ waartoe Aalst behoort, is dat de voorgevel op de stad gericht is en samen met beide torentjes een gevelwand vormt van het bijhorende plein en de omgevende straten (Denderstraat, Dendermondsesteenweg, Esplanadeplein, Esplanadestraat en Vaartstraat). Dat gaat in tegen al zijn andere stationsontwerpen die allen gericht zijn op de spoorweg (type 'chalet') in plaats van op de stad of het dorp. De stedenbouwkundige ontwikkeling van de stationsbuurt te Aalst is eveneens van de hand van Cluysenaar. Hij ontwierp een volledige nieuwe 19de-eeuwse stadswijk die de verbinding tussen station en eeuwenoude stadskern vormt. Drie straten verbinden twee nieuwe markten en de oude Graanmarkt met het station. Ze kruisen op het statieplein, net voor het station dat zo een baken voor de stad vormt en een ontvangstgebouw en vertrekpunt voor de reiziger.

Verdere aanpassingen

Ingenieur-architect De Paepe tekent in 1890 enkele uitbreidingen op het bestaande gebouw. Van dit merkwaardig vergrotingsproject werden enkel de twee losstaande zijpaviljoenen uitgevoerd. Vermoedelijk dateert ook de luifel aan de achterzijde uit deze periode.
In 1906-1907 worden aanpassingen gedaan in kader van de wereldtentoonstelling te Gent (1913): het tracé van de staatsspoorweg door de stad komt op een kunstmatig verhoogde berm te liggen. Een excentrisch aangebrachte reizigerstunnel en fraaie schuine daken op kaaien (nu verdwenen, ontwerp van C. Van Bogaert) zijn bijkomende nieuwigheden.

In 1975 staat het 19de-eeuwse gebouw er sterk verwaarloosd bij. Vochtproblemen, gebrekkige verwarming, uitgestelde herstellingen, en niet in de laatste plaats de verbouwingen door de tijd heen hebben het station sterk doen inboeten aan uitstraling. Op het statieplein heerst steeds een onvoorstelbare verkeerschaos tijdens het spitsuur. Er komt er een ontwerp voor een nieuw stationsgebouw, dat sloping van het huidige voorziet. Hiermee zou de gehele stationswijk met zijn radiale patroon met perspectiefzicht op het station ontwricht worden. Een beschermingsprocedure werd opgestart, hoewel de NMBS en het stadsbestuur aanvankelijk tegen de klassering zijn. De gevels en daken van de stationsgebouwen werden per ministerieel besluit als monument en als stadsmonument beschermd in 1978.

Bij aanvang van het nieuwe millennium komen er plannen voor vernieuwing van de stationsbuurt. Bij de inkrimping en enkele jaren later de volledige opheffing van de bescherming als stadszicht, blijkt dat de twee vrijstaande stationstorens niet langer beschermd zouden zijn. Waarom ze in 1978 niet meteen als monument beschermd werden is onduidelijk. Ten einde het oorspronkelijke ontwerp van dit ’station de ville’ van Cluysenaar te bestendigen werden de torentjes in januari 2014 per ministerieel besluit beschermd als monument.

Beschrijving

Het in 1852 ontworpen station van Aalst bestaat uit een centraal gebouw met een galerij, vestibule, wachtruimten en bureau’s. Cluysenaar voorzag twee hoektorens die fungeerden als “Bureau de l’Octroi” (links) en “Corps de Garde” (rechts). Er zijn wijzigingen geweest in 1906, 1925, 1950 en 1957, vooral met betrekking tot het interieur en de gebouwuitrusting. Alle constructies werden opgetrokken met Boomse rode papesteen. De sierelementen als zuilen, druiplijsten, consoles, plinten, dekstenen op de kantelen en de rozetten zijn uitgevoerd in blauwe hardsteen. Het reeds beschermde hoofdgebouw wordt geaccentueerd door een toren en galerij, onder plat dak, langs de stadszijde. De steekboogarcaden op hardstenen zuilen met lijstkapitelen, refereren onder meer naar het Aalsterse huis “Beurs van Amsterdam”. Het middendeel telt twee bouwlagen met voorgevel van drie traveeën en zijgevel van twee traveeën, onder plat dak, flankerende achtzijdige arkel, centrale vierkante toren met drie geledingen onder vlakke afdekking. Op de bovenverdieping bevinden zich gekoppelde rondboogvensters met tussenstijl uitgewerkt als zuiltje, ingeschreven in steekboognis onder druiplijst. Het baksteenmetselwerk is verzorgd en herbergt decoratieve elementen als hoekpijlers, aflijnende bakstenen steekboogfries onder kantelen.

Beide hoektorentjes zijn identiek. Ze zijn één travee breed en één travee diep, tellen één bouwlaag en lopen uit op kantelen. Elke zijde bevat een segmentboogvormige deur of raam gevat in een dubbele steekboognis. De binnenste nis heeft een druiplijst die de nisvorm volgt. Boven de muuropeningen bevindt zich een decoratieve rozet en er is een aflijnende bakstenen steekboogfries aanwezig onder de kantelen.

  • CLUYSENAAR J.-P., Chemin de fer de Dendre-et-Waes (d'Ath à Lokeren) et de Bruxelles vers Gand par Alost - Bâtiments des stations et maisons de garde par J.- P. Cluysena, Brussel : B. Van Der Kolk, Editeur, 1860.
  • D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5N1 (A-G), Brussel - Gent.
  • LEROUGE W. 1982: Het noordststation te Aalst en de Oostvlaamse spoorlijn "Dender en Waas" van Jean-Pierre Cluysenaar, Gent.
  • MONTEYNE A., DEMOEN E. 1985: Architect Jean-Pierre cluysenaar en de spoorlijn “Dender en Waes”, in: Tijdschrift voor techniek en industrie 3e jg.
  • VAN LOO A. (red) 2003: Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Station Aalst [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/255 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.