Teksten van Alexianenklooster - Sint-Amanduscollege

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/25855

Alexianenklooster - Sint-Amanduscollege ()

Sinds de eerste helft van de veertiende eeuw verbleef de broedergemeenschap van de alexianen aan de Houtlei. In 1863 werden hun kloostergebouwen door de broeders van de Christelijke Scholen omgevormd tot Sint-Amanduscollege (later Sint-Amandusinstituut). Het complex, dat begin 21ste eeuw grotendeels door het aanpalende Sint-Lucasinstituut werd overgenomen, bestaat uit een belangrijke 17de-eeuwse bouwfase met de kapel, uit neogotische gebouwen van 1863-1914 en uit een contrasterende modernistische bouwfase van 1959-1963 naar ontwerp van architect Pierre Pauwels. 

Historiek

Voormalig klooster der alexianen en Sint-Amandusinstituut. Sinds het eerste kwart van de 14de eeuw verbleven de alexianen, een broedergemeenschap die meer ook gekend was onder de naam schokkebroeders en cellebroeders, in Gent. Zij namen hun intrek in enkele bastions, torens en verdedigingswerken horend tot de Sint-Michielsvesten en gelegen aan de Houtlei tussen de Torrepoort (Poel) en de Posteernepoort. Alexianen waren belast met de verzorging van zieken buitenshuis, van mentaal zieken binnenshuis en het begraven van doden; het laatste werd van 1663 af een privilegie van de orde. Een eerste kapel opgetrokken circa 1480 werd in 1566 verwoest door de beeldenstormers. Einde 16de eeuw - begin 17de eeuw werd de kapel heropgericht en hoogst waarschijnlijk toegewijd aan de Heilige Alexius. De kloosterorde werd in 1798 opgeheven en de broeders verjaagd. De gebouwen werden gedurende de 19de eeuw gebruikt als militaire gevangenis en nadien, van 1828 af, als krankzinnigengesticht tot het Guislaininstituut in 1857 voltooid was.

Van 1863 af was het complex in handen van de broeders van de Christelijke scholen die er het Sint-Amanduscollege (later Sint-Amandusinstituut) uitbouwden. Het was Monseigneur Delebecque, bisschop van Gent, die had aangedrongen om een betalende middelbare school voor de Gentse burgerjeugd te stichten. Een succes, want een kleine halve eeuw later was de school dermate gegroeid dat nieuwe, neogotische gebouwen werden opgetrokken (in  1900 en 1912). Nog een halve eeuw later drong zich een nieuwe uitbreiding op. In augustus 1959 keurde het stadsbestuur plannen goed van architect Pierre Pauwels (gedateerd 29 april 1959) voor de verhoging van de neogotische vleugel uit 1912, dwars op de Oude Houtlei, en voor een aansluitende, nieuwe vleugel aan Ingelandgat, inclusief de sloop van vier huizen. In mei 1960, op het moment dat deze werken in volle uitvoering waren, werden bijkomende plannen goedgekeurd voor de verbouwing van de aanpalende neogotische vleugel aan de Watergraafstraat, ook naar plannen van Pauwels (gedateerd 30 mei 1960). Deze plannen zouden echter in 1962-1963 in aangepaste versie uitgevoerd worden, met een extra, zesde bouwlaag en een volledig nieuwe straatgevel die aansloot bij de vleugels in opbouw. Net zoals bij heel wat andere schoolgebouwen uit deze periode koos Pierre Pauwels voor een uitgesproken modernistische en functionalistisch ogende architectuur. In dit geval contrasteert deze architectuur echter sterk met de neogotische context van het college en het aanpalende Sint-Lucasinstituut, waar Pauwels sinds 1936 werkte als leraar architectuur. Na de opheffing van het Sint-Amandusinstituut werden de gebouwen begin 21ste eeuw ook overgenomen door Sint-Lucas.   

Beschrijving

Tot in 1863 behield het kloostercomplex nagenoeg zijn oorspronkelijke vorm: twee rechthoekige binnenplaatsen omringd met kloostergangen en -vleugels en naast elkaar gelegen tussen de Houtlei en het Schokkebroedersvestje (smal straatje parallel aan de Houtlei en leidend van de Sint-Michielsstraat naar de Watergraafstraat); de kapel bevindt zich op de tweede verdieping (voorheen lange vleugel van volledig met kloostergangen omringde binnenplaats) met beukmuur langsheen het Schokkebroedersvestje en naar het noorden georiënteerd koor; begane grond met monumentale barokke poort welke zich thans bevindt in de museumtuin van het Sint-Lucasinstituut. Een overdekte doorgang over het Schokkebroedersvestje leidde naar de dienstgebouwen met bakkerij aan de overzijde van het straatje gelegen (onlangs gesloopt). Tweede binnenplaats zag uit op tuin die zich uitstrekte tot de Zwartezustersstraat. Met uitzondering van enkele sterk gewijzigde vleugels in het verlengde of haaks op de kapel, bleef enkel de kapel min of meer in haar oorspronkelijke vorm bewaard.

Langsheen Sint-Michielsstraat, barok poortje, vanouds toegangspoortje van het Sint-Amandusinstituut, thans echter in onbruik geraakt. Voorheen opgenomen in een gevelwand samengesteld uit diverse 17de- en 18de-eeuwse topgevels. Poortje daterend van uit het vierde kwart van de 17de eeuw. Hoogst waarschijnlijk voormalig toegangspoortje afkomstig van de vleugel langsheen het Schokkebroedersvestje (een tweede grotere poort die voorheen naast het eerste stond, bevindt zich thans in de museumtuin van het Sint-Lucasinstituut, Zwartezustersstraat); gebogen vleugeldeur ingeschreven in hardstenen omlijsting met geblokte rechtstanden bekroond met volute en siervaas met centrale rondboognis met beeld van Heilige Amandus (tweede helft van de 19de eeuw); aflijnende gebogen kroonlijst met sluitsteen en rechte uiteinden.

Eénbeukige kapel oorspronkelijk van vier traveeën met driezijdig koor onder schilddak (leien), uit het eerste kwart van de 17de eeuw; vijfde travee toegevoegd in 1896 waarbij de barokke geveltop verloren ging. Verankerde bakstenen buitenmuren met zandstenen hoekstenen en geprofileerde omlopende zandstenen daklijst met goot; ruime steekboogvensters met ijzeren harnas in vlakke zandstenen omlijsting met oren en gebogen druiplijst. Slanke dakruiter midden op het dak in 1873 afgebrand en zo getrouw mogelijk naar bestaande afbeeldingen gereconstrueerd in 1876: achtkantige lantaarn met dubbel ingesnoerde spits met kleine lantaarnbekroning. Bijzonder rijk gestoffeerd barok kerkinterieur met opmerkelijke en contrastrijke sculpturale versiering van zwart en wit marmer, voornamelijk aangewend voor vensteromlijstingen, travee-indeling en overwelving. Kruisribgewelven gescheiden door zwart wit geblokte en van cassetten voorziene gordelbogen welke aanzetten op pilasters in het schip en op gesculpteerde consoles in het koor. Geprofileerde vensteromlijstingen en pilasters op dezelfde hoogten voorzien van zwarte horizontale banden; boven de verkropte bekronende kroonlijsten van de vensters en de kapitelen van de pilasters komt een weelderige en levendige stucversiering voor met putti), gevleugelde engelenhoofdjes, hoornen des overvloeds, bloemenkransen, siervazen en borstbeelden van heiligenfiguren. Centrale rondboognis en koorvensters van een zelfde overweldigende decoratie voorzien. Wand van vijfde, toegevoegde travee ter hoogte van doksaal deels uitgebroken en erachter toegevoegd "theater", welke door een rolluiken afgesloten worden.

Vleugel in het verlengde van de kapel, met gevel uitziend op voormalig Schokkebroedersvestje: oorspronkelijk twee bouwlagen hoog, met kern uit de 16de of 17de eeuw, derde bouwlaag toegevoegd in 1867; verankerde bakstenen lijstgevel van zes traveeën onder zadeldak (nokrichting parallel aan de straat, Vlaamse pannen). Steekboogvormige benedenvensters in zandstenen omlijsting met oren en gebogen druiplijst; tweede bouwlaag met rechthoekige zandstenen kruiskozijnen; hoogste verdieping met kleine getoogde vensters. Tweede bouwlaag overwelfde kloostergang (17de eeuw) van twee bij vijf traveeën met gedrukte gewelven met delicate stucversiering en gordelbogen met caissons rustend op gesculpteerde barokconsoles met putti), cartouches en rankwerk; een steekboogdeur ingeschreven in neobarokke omlijsting verleent toegang tot de kapel. Haaks op de kapel, rechts naast de kloosterkoer die in 1961 en 1963 tot cafetaria en refter werd verbouwd, bleef een vleugel behouden met een trapgevel die voorheen rechtstreeks paalde aan de Houtlei: beschilderde en verankerde bakstenen trapgevel (6 treden + topstuk) van drie traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (nokrichting loodrecht op de straat, Vlaamse pannen), uit de 17de eeuw. Rechthoekige vensters met beschilderde negblokken, ontlastingsbogen en horizontale banden. Oostvleugel van huidige kleine speelplaats gelegen langsheen de Oude Houtlei en voorheen parallel met het in het tweede kwart van de 20ste eeuw overbouwde Schokkebroedersvestje hoort eveneens tot het oude klooster: oorspronkelijk zeven traveeën en twee bouwlagen onder sterk hellend zadeldak voorzien van drie hoge dakvensters met puntgevel en van spitsboogvormige muuropeningen, vermoedelijk daterend uit de 16de eeuw (volgens oude afbeeldingen en archiefstukken). Rechts uitgebreid met vier traveeën, één bouwlaag toegevoegd en gevel hersteld in 1867; thans verankerde bakstenen lijstgevel van elf traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (pannen), eerste twee bouwlagen met spitsboogvormige muuropeningen met booglijst en gecementeerde negblokken. lagere hoogste verdieping met kleine spitsboogvensters. In 1880 werd de grote tuin geplaveid. Na demping van de Houtlei in 1899 volgde een grote architecturale uitbreiding van het Sint-Amandusinstituut met twee vleugels haaks op de gedempte Houtlei van links naar rechts daterend van 1911 en 1900; vleugel haaks op de laatste en parallel met de Oude Houtlei dateert van 1909 naar ontwerp van architect Jules Coomans evenals de andere vleugels uit diezelfde tijd; bakstenen constructie in neogotische stijl eigen aan Sint-Lucasinstituut. Voorts uitbreiding langsheen Schokkebroedersvestje en Watergraafstraat in 1934-1935 en 1959-1963.

De modernistische bouwfase van 1959-1963 bestaat uit drie met elkaar verbonden vleugels: één lange, zuidelijke vleugel die dwars op de Oude Houtlei staat en doorloopt tot tegen een korte, oostelijke vleugel aan Ingelandgat, beide vijf bouwlagen hoog. De oostelijke vleugel is door middel van een smal, schuin volume verbonden met een dieper gelegen, min of meer parallelle derde vleugel van zes bouwlagen aan de Watergraafstraat. Die vleugel heeft nog een noordoostelijke uitbouw van vijf bouwlagen onder een afgeschuind dak, aansluitend bij de bestaande bebouwing in die straat. Het oostelijke deel van de koer dat gevat is tussen deze drie vleugels is overdekt met een plat dak. Ook de drie vleugels hebben een plat dak en de zuidelijke vleugel wordt centraal bekroond met een koepelvormig observatorium. Verder bevatten deze gebouwen op de gelijkvloerse, eerste en tweede verdieping gemeenschappelijke ruimtes en klaslokalen, veelal met een gang aan de zijde van de binnenkoer. De bovenliggende verdiepingen hebben een centrale gang met slaapkamers voor internen aan weerszijden.

De straatgevel aan Ingelandgat is symmetrisch opgebouwd en bestaat uit drie volwaardige bouwlagen en twee, trapsgewijs terugwijkende dakverdiepingen. Bij de onderste drie bouwlagen bevindt zich centraal een bredere circulatietravee met een betonnen claustra in honinggraatmotief (volgens de plannen rechthoekig), aan weerszijden geflankeerd door sterk opengewerkte gevels, bestaande uit een betonskelet van regels (ter hoogte van de vloerplaten) en uitspringende pijlers, beide in kunststeen. Dit skelet wordt ingevuld door grote vensters met een kunststenen dorpel en een borstwering van blauwe terracotta tegels. De twee dakverdiepingen hebben kleinere, vierkante ramen (iets groter in de centrale travee) en een aluminium bekleding. De muurdam op de hoek van de Watergraafstraat is bekleed met een kenmerkend parement van afwisselend smalle, horizontale en bredere, verticale kunststenen panelen. De blinde zijgevels van deze vleugel zijn ook uitgewerkt met een dergelijk parement met uitzondering van een decoratief, rechthoekig patroon van glasdallen, centraal op de derde verdieping van de noordgevel.

De straatgevels aan de Watergraafstraat sluiten verder aan bij die aan Ingelandgat, weliswaar zonder terugwijkende dakverdiepingen maar wel met verjongende vensters vanaf de derde verdieping, waar de slaapkamers zich bevinden. De uitbouw aan de Watergraafstraat heeft een meer klassieke, gesloten gevelopbouw met een parement van kunststeen en traditionele, eenvoudige rechthoekige vensters.

De gevel aan de Oude Houtlei is hoog en smal (smaller dan de achterliggende vleugel) en grotendeels gesloten met het kenmerkend parement van kunststenen panelen, zoals op de hoek van het Ingelandgat en de Watergraafstraat. De enige openingen in deze gevel zijn drie eerder klassiek ogende vensters op de begane grond en een opvallend vormgegeven en monumentaal betonnen raam bovenaan links, bestaande uit een onregelmatige achthoek met een patroon van smalle horizontale en verticale roedeverdelingen.

De koergevels zijn vrij homogeen uitgewerkt zoals de gevel aan de Watergraafstraat maar met blauwe glasal sandwichpanelen in plaats van terracotta als borstwering, en met meer gesloten hoektraveeën met een kenmerkend parement in kunststeen en voornamelijk vierkante vensters op de bovenste verdiepingen. Bij de zuidgevel van de zuidvleugel bleven de onderste twee, neogotische bouwlagen van het vroegere gebouw behouden. In de noordgevel van die vleugel valt de brede, beglaasde circulatietravee op waarachter de trappenhal schuilgaat. Deze maakt een meer speelse indruk door de combinatie van doorlopende kunststenen stijlen met onregelmatige, schuine regels. De begane grond van die gevel en van de koergevel van de noordvleugel is teruggetrokken achter pilotis en bekleed met het kenmerkende kunststenen parement. De zuidelijke zijgevel van de noordvleugel ten slotte, is gesloten met uitzondering van een centrale venstertravee.

Het oorspronkelijke, metalen schrijnwerk bleef grotendeels bewaard (met uitzondering van de gevels aan de Watergraafstraat) en heeft een typerende roedeverdeling met twee smalle horizontale ramen van ongelijke lengte boven- en onderaan (vanaf de derde verdieping enkel onderaan), centraal een verdeling in twee grotere, eveneens ongelijke ramen, en met verspringende tussenstijlen.

  • Stadsarchief Gent, Atlas Goetghebuer, D.43/F.78.
  • Stadsarchief Gent, private bouwaanvragen reeks G12, 1959/S/13, 1960/W/2.
  • BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. & DAMBRE-VAN TYGHEM F. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4NA, Brussel - Gent.
  • S.N. 1988: Sint-Amandus 1863-1988 : Koninklijke Oud-leerlingenbond 1888-1988, Gent.
  • VAN DE PERRE D. 2003: Op de grens van twee werelden. Beeld van het architectuuronderwijs aan het Sint-Lucasinstituut te Gent in de periode 1919-1965/1974, Gent, 88 en 123.
  • DEFEVER G. s.d.: Sint-Amanduscollege [online], http://home.scarlet.be/architectuur/sint-amandus/ingelandgat.html (geraadpleegd op 15 juli 2019).
  • VAN KEYMEULEN K. 2008: ‘Muur der schande’ kan weg, De Standaard 15 februari 2008 [online], https://www.standaard.be/cnt/le1o1bo9 (geraadpleegd op 18 juli 2019).

Auteurs:  Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Alexianenklooster - Sint-Amanduscollege [online], https://id.erfgoed.net/teksten/312839 (geraadpleegd op ).


Klooster der alexianen ()

Voormalig klooster der alexianen, huidig Sint-Amandusinstituut. Sinds het eerste kwart van de 14de eeuw verbleven de alexianen, een broedergemeenschap welke onder meer ook gekend waren onder de naam schokkebroeders en cellebroeders, te Gent. Zij namen hun intrek in enkele bastions, torens en verdedigingswerken horend tot de Sint-Michielsvesten en gelegen aan de Houtlei tussen de Torrepoort (Poel) en de Posteernepoort. Alexianen waren belast met de verzorging van zieken buitenshuis, van gekken binnenshuis en het begraven van doden; het laatste werd van 1663 af een privilegie van de orde. Een eerste kapel opgetrokken circa 1480 werd in 1566 verwoest door de beeldenstormers. Einde 16de eeuw - begin 17de eeuw werd de kapel heropgericht en hoogst waarschijnlijk toegewijd aan de Heilige Alexius. De kloosterorde werd in 1798 opgeheven en de broeders verjaagd. De gebouwen werden gedurende de 19de eeuw gebruikt als militaire gevangenis en nadien, van 1828 af, als krankzinnigengesticht tot het Guislaininstituut in 1857 voltooid was. Van 1863 af in handen van de broeders van de Christelijke scholen die er het huidige Sint-Amandusinstituut uitbouwden.

Tot in 1863 behield het kloostercomplex nagenoeg zijn oorspronkelijke vorm: twee rechthoekige binnenplaatsen omringd met kloostergangen en -vleugels en naast elkaar gelegen tussen de Houtlei en het Schokkebroedersvestje (smal straatje parallel aan de Houtlei en leidend van de Sint-Michielsstraat naar de Watergraafstraat); de kapel bevindt zich op de tweede verdieping (voorheen lange vleugel van volledig met kloostergangen omringde binnenplaats) met beuksmuur langsheen het Schokkebroedersvestje en naar het noorden georiënteerd koor; begane grond met monumentale barokke poort welke zich nu bevindt in de museumtuin van het Sint-Lucasinstituut. Een overdekte doorgang over het Schokkebroedersvestje leidde naar de dienstgebouwen met bakkerij aan de overzijde van het straatje gelegen (onlangs gesloopt). Tweede binnenplaats zag uit op tuin die zich uitstrekte tot de Zwartezustersstraat. Met uitzondering van enkele sterk gewijzigde vleugels in het verlengde of haaks op de kapel, bleef enkel de kapel min of meer in haar oorspronkelijke vorm bewaard.

Eénbeukige kapel oorspronkelijk van vier traveeën met driezijdig koor onder schilddak (leien), uit het eerste kwart van de 17de eeuw; vijfde travee toegevoegd in 1896 waarbij de barokke geveltop verloren ging. Verankerde bakstenen buitenmuren met zandstenen hoekstenen en geprofileerde omlopende zandstenen daklijst met goot; ruime steekboogvensters met ijzeren harnas in vlakke zandstenen omlijsting met oren en gebogen druiplijst. Slanke dakruiter midden op het dak in 1873 afgebrand en zo getrouw mogelijk naar bestaande afbeeldingen gereconstrueerd in 1876: achtkantige lantaarn met dubbel ingesnoerde spits met kleine lantaarnbekroning. Bijzonder rijk gestoffeerd barok kerkinterieur met opmerkelijke en contrastrijke sculpturale versiering van zwart en wit marmer, voornamelijk aangewend voor vensteromlijstingen, travee-indeling en overwelving. Kruisribgewelven gescheiden door zwart wit geblokte en van cassetten voorziene gordelbogen welke aanzetten op pilasters in het schip en op gesculpteerde consoles in het koor. Geprofileerde vensteromlijstingen en pilasters op dezelfde hoogten voorzien van zwarte horizontale banden; boven de verkropte bekronende kroonlijsten van de vensters en de kapitelen van de pilasters komt een weelderige en levendige stucversiering voor met putti), gevleugelde engelenhoofdjes, hoornen des overvloeds, bloemenkransen, siervazen en borstbeelden van heiligenfiguren. Centrale rondboognis en koorvensters van een zelfde overweldigende decoratie voorzien. Wand van vijfde, toegevoegde travee ter hoogte van doksaal deels uitgebroken en erachter toegevoegd "theater", welke door een rolluiken afgesloten worden.

Vleugel in het verlengde van de kapel, met gevel uitziend op voormalig Schokkebroedersvestje: oorspronkelijk twee bouwlagen hoog, met kern uit de 16de- of 17de eeuw, derde bouwlaag toegevoegd in 1867; verankerde bakstenen lijstgevel van zes traveeën onder zadeldak (nokrichting parallel aan de straat, Vlaamse pannen). Steekboogvormige benedenvensters in zandstenen omlijsting met oren en gebogen druiplijst; tweede bouwlaag met rechthoekige zandstenen kruiskozijnen; hoogste verdieping met kleine getoogde vensters. Tweede bouwlaag overwelfde kloostergang (17de eeuw) van twee bij vijf traveeën met gedrukte gewelven met delicate stucversiering en gordelbogen met caissons rustend op gesculpteerde barokconsoles met putti), cartouches en rankwerk; een steekboogdeur ingeschreven in neobarokke omlijsting verleent toegang tot de kapel. Haaks op de kapel, rechts naast de kloosterkoer die in 1961 en 1963 tot cafetaria en refter werd verbouwd, bleef een vleugel behouden met een trapgevel die voorheen rechtstreeks paalde aan de Houtlei: gschilderde en verankerde bakstenen trapgevel (6 treden + topstuk) van drie traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (nokrichting loodrecht op de straat, Vlaamse pannen), uit de 17de eeuw. Rechthoekige vensters met geschilderde negblokken, ontlastingsbogen en horizontale banden. Oostvleugel van huidige kleine speelplaats gelegen langsheen de Oude Houtlei en voorheen parallel met het in het tweede kwart van de 20ste eeuw overbouwde Schokkebroedersvestje hoort eveneens tot het oude klooster: oorspronkelijk zeven traveeën en twee bouwlagen onder sterk hellend zadeldak voorzien van drie hoge dakvensters met puntgevel en van spitsboogvormige muuropeningen, vermoedelijk daterend uit de 16de eeuw (volgens oude afbeeldingen en archiefstukken). Rechts uitgebreid met vier traveeën, één bouwlaag toegevoegd en gevel hersteld in 1867; heden verankerde bakstenen lijstgevel van elf traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (pannen), eerste twee bouwlagen met spitsboogvormige muuropeningen met booglijst en gecementeerde negblokken. Lagere hoogste verdieping met kleine spitsboogvensters. In 1880 werd de grote tuin geplaveid. Na demping van de Houtlei in 1899 volgde een grote architecturale uitbreiding van het Sint-Amandusinstituut met twee vleugels haaks op de gedempte Houtlei van links naar rechts daterend van 1911 en 1900; vleugel haaks op de laatste en parallel met de Oude Houtlei dateert van 1909 naar ontwerp van architect Jules Coomans evenals de andere vleugels uit diezelfde tijd; bakstenen constructie in neogotische stijl eigen aan Sint-Lucasinstituut. Voorts uitbreiding langsheen Schokkebroedersvestje en Watergraafstraat in 1934-1935 en 1962-1963; grote speelplaats aan zuid- en oostzijde afgesloten door moderne skeletbouw uit 1962.

Langsheen Sint-Michielsstraat, barok poortje, vanouds toegangspoortje van het Sint-Amandusinstituut, heden echter in onbruik geraakt. Voorheen opgenomen in een gevelwand samengesteld uit diverse 17de- en 18de-eeuwse topgevels. Biedt nu echter een zeer trieste aanblik tegen de betonconstructie die links van het barokpoortje opgetrokken wordt ter uitbreiding van de gebouwen van het Sint-Amandusinstituut. Poortje daterend van uit het vierde kwart van de 17de eeuw. Hoogst waarschijnlijk voormalig toegangspoortje afkomstig van de vleugel langsheen het Schokkebroedersvestje (een tweede grotere poort die voorheen naast het eerste stond, bevindt zich heden in de museumtuin van het Sint-Lucasinstituut, Zwartezustersstraat); gebogen vleugeldeur ingeschreven in hardstenen omlijsting met geblokte rechtstanden bekroond met volute en siervaas met centrale rondboognis met beeld van Heilige Amandus (tweede helft van de 19de eeuw); aflijnende gebogen kroonlijst met sluitsteen en rechte uiteinden.

  • Stadsarchief Gent, Atlas Goetghebuer, D.43/F.78.

Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. & DAMBRE-VAN TYGHEM F. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4na, Brussel - Gent.
Auteurs:  Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Alexianenklooster - Sint-Amanduscollege [online], https://id.erfgoed.net/teksten/25855 (geraadpleegd op ).