Het Toreken ()

Het Toreken werd tijdens het derde kwart van de 15de eeuw gebouwd als gildehuis van de huidenvetters of leerlooiers. Van 1980 tot 1983 werd het gerestaureerd en uitgebreid naar ontwerp van Jean Van den Bogaerde, met medewerking van onder andere Romain Berteloot.

Historiek

Op de hoek van de Vrijdagmarkt en de Kammerstraat bevond zich in de 14de eeuw een huis dat door de lammerwerkers gebruikt werd als verkoophal. In 1386 werd het opgedeeld in twee huizen waarvan één gekocht werd door de nieuwe grauwwerkers. De huidenvetters verwierven het volledige gebouw al in 1422 maar pas een dertigtal jaar later (van 1451 tot 1468) vervingen zij de bestaande houten hal door het huidige gebouw. Het torentje werd pas in 1483 afgewerkt en had een belangrijke openbare functie: daar werd de marktklok geluid door de stadsambtenaar bij de opening van de vroegmarkt, en het afgekeurde linnen werd er opgehangen aan een schandring. Het gebouw diende in deze periode mogelijk ook als collatiezolder, een vergaderruimte voor het vertegenwoordigend lichaam van de gemeente, samengesteld uit afgevaardigden van de patriciërs, de wevers en de kleine neringen.

In 1540 werden de huidenvetters gedwongen het gebouw te verlaten door de Carolijnse Concessie die keizer Karel V oplegde na de Gentse Opstand. Hierdoor verloor Gent haar stedelijke autonomie en werd de macht van de gilden beperkt. Dit bleef niet zonder invloed op het gebouw: de buitentrap naast het torentje werd vervangen door een binnentrap en op de plek van de buitentrap werd een winkeltje opgetrokken. In 1542 kwam het gebouw in handen van een zekere Lievin Petrins en acht jaar later werd het aangebouwde winkeltje verhoogd met een verdieping. Ook de daaropvolgende decennia onderging het gebouw verschillende verbouwingen aan in- en exterieur. Anno 1684 waren in het gebouw drie woningen gevestigd en een stal (later pakhuis). Elk van die drie woningen had op de begane grond een winkel, waarvan één bakkerij (in de 18de en 19de eeuw). Het vloerniveau werd stelselmatig verhoogd (waarschijnlijk door wateroverlast), in 1770 bouwde men een kelder onder het noordoostelijk deel en tijdens het eerste kwart van de 19de eeuw werd de oorspronkelijke spits met zeemeermin als windwijzer afgebroken.

Op 30 april 1883 besloot de Gentse gemeenteraad om het gebouw aan te kopen zodat het gered zou worden van verdere degradatie of afbraak. Joseph De Waele (1844-1910) maakte restauratieplannen en er werd een herbestemming voorzien als Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Omdat die herbestemming niet doorging, bleef de restauratie onuitgevoerd en ook na een bescherming in 1943 als monument liet die restauratie nog decennia op zich wachten. Pas in 1971 werd professor-architect Jean Van den Bogaerde hiervoor aangesteld als ontwerper, aanvankelijk enkel voor een restauratie van de gevels maar nadien voor een totaalproject. Zijn plannen voor gevelrestauratie werden het daaropvolgende jaar al goedgekeurd, mits enige voorbehoud ten aanzien van de reconstructie van de dakkapellen, de torenspits en in het bijzonder de borstwering. Zijn voorstel voor een herbestemming die ook de aankoop en vervanging van de aanpalende woning aan de Vrijdagmarkt impliceerde, had meer voeten in de aarde. Eind 1974 werd architect Romain Berteloot betrokken bij het restauratieontwerp, eind 1977 werd de aanpalende woning eindelijk aangekocht, een jaar later werd ingenieur Roger Meyns (bijgestaan door Norbert Provoost) aangesteld voor de stabiliteitsstudie en in maart 1980 kon men eindelijk van start gaan met de restauratie. Die restauratie zou drie jaar duren met als hoofdaannemer P.V.B.A. Cottenier uit Aalbeke-Kortrijk. De consolideringswerken met wortel- en micropalen gebeurden door een gespecialiseerde firma (N.V. Fondedile Belgium) uit Antwerpen.

De restauratie lokte destijds heel wat reacties uit maar werd toch naar voor geschoven als een modelproject, getuige de vele publicaties die er begin jaren tachtig over verschenen. Zo was dit het eerste monument waar het Gentse stadsbestuur een grondig multidisciplinair bouwhistorisch vooronderzoek liet uitvoeren in functie van restauratie. Tijdens dit onderzoek ontdekte men onder andere een groot aantal zichtbare en onzichtbare scheuren. De gekozen restauratieaanpak was voor deze periode ook heel zacht. Waar bij een traditionele restauratie ongeveer een derde van het materiaal zou vervangen worden, koos men er voor om zoveel mogelijk origineel materiaal te bewaren door consolidering met micropalen in de gevel en fundering met een 200-tal wortelpalen (een procedé van de Napolitaanse prof. F. Lizzi). Het later aangebouwde winkeltje werd behouden en gerestaureerd en in het interieur behield men op de begane grond de latere indelingen (zoals de pui van de bakkerij) en de zichtbare sporen van vroegere bouwfasen.

Toch werd ook een aantal meer ingrijpende keuzes gemaakt bij de restauratie van het interieur:

- de bouw van een nieuwe kelder tussen de twee bestaande kelders, toegankelijk via een nieuwe buitentrap aan de Vrijdagsmarkt en via het doortrekken van de spiltrap in de toren;

- het openmaken van de historische zalen op de bovenverdiepingen;

- het aanvullen van de middeleeuwse balksculpturen in de historische gildezaal op de eerste verdieping met reconstructies van de witstenen kraagstenen (door Gerard Thienpont) en van de eikenhouten balksleutels;

- een gedeeltelijke reconstructie van het oorspronkelijke vloerniveau in de historische gildezaal om een eigentijdse zitput te creëren. In diezelfde zaal werd ook een haard gereconstrueerd in een hedendaagse vormgeving en werden twee monumentale hedendaagse luchters aangebracht.

Ook het exterieur onderging een aantal ingrijpende wijzigingen:

- de eigentijdse reconstructie van de hoofdingang aan de Vrijdagsmarkt, van de pui aan de Kammerstraat en van de dakkapellen;

- de reconstructie van de uitkijktoren of belvedère, enkel qua verhoudingen gebaseerd op historische modellen, en met een wit-zwart-rode beschildering die verwees naar het wapenschild van de huidenvetters, een traditioneel vervaardigde maar hedendaags vormgegeven zeemeermin-windwijzer (naar ontwerp van Roger Bonduel), een functionele re-integratie van de oude marktklok en bevlagging;

- de reconstructie naar historisch model van het schrijnwerk van het winkeltje en van de bovenverdiepingen van het hoofdgebouw.

Daarnaast pleitte Van den Bogaerde er voor om de borstwering te reconstrueren naar oorspronkelijk model of in een eigentijdse vormgeving (om de overgang van de kroonlijst naar de dakhelling en van de torenvoet naar het cilindrisch torenlichaam minder bruusk te maken) maar dit werd niet aanvaard door de bevoegde commissies.

Een veelbesproken onderdeel van deze restauratie was ook de nieuwe aanbouw die een typisch voorbeeld is van integratiearchitectuur: eigentijds qua vormgeving maar in harmonie met het historische. Zo refereert de nieuwbouw aan de woning links ervan door de horizontale accenten en aan het Toreken door het materiaalgebruik (een Duitse Muschelkalkstein die past bij de lichtbeige kleur van de Lediaanse steen van het Toreken en bij het gebroken wit van de bepleisterde gevels). Tegelijk wordt de nieuwbouw duidelijk afgescheiden van het historische monument door de verticale glaspartij. Alle nutsinfrastructuur (sanitair, lift, keuken,…) werd ondergebracht in die aanpalende nieuwbouw om het historische monument zoveel mogelijk te vrijwaren.

Een laatste belangrijke aspect van de restauratie is de toenemende aandacht die besteed werd aan de functie van het gebouw. Daar waar aanvankelijk enkel sprake was van een gevelrestauratie, evolueerde het project, mede dankzij de inzet van architect Jean Van den Bogaerde, tot een totaalproject van herbestemming dat geïntegreerd werd binnen een ruimere stadsvernieuwing van de Vrijdagmarkt en de Gentse Kuip (met aandacht voor voetgangersgebieden en terrasruimte, en een parkeergarage). De herbestemming omvatte twee overlappende functies (ontspanning en cultuur) die over de verschillende verdiepingen verdeeld werden: een bar, muziekcafé, dancing… in de kelder, een tapperij (café) op de begane grond en een boetiek in het aangebouwde winkeltje, een restaurant in de gildezaal op de eerste verdieping, een polyvalente zaal voor vergaderingen, tentoonstellingen,… op de tweede verdieping en een jeugdatelier op zolder. Sinds 2003 is het poëziecentrum gevestigd in dit gebouw.

Beschrijving

Het Toreken is een voorbeeld van Gentse gotische profaanbouw met kenmerken van zowel een schepenhuis of stadshal (lage gelijkvloerse verdieping met utilitaire ruimtes en daarboven grote zaalverdiepingen die toegankelijk waren via een monumentale bordestrap) als een patriciërshuis. De oorspronkelijke straatgevels waren al vrij sober in vergelijking met de latere 16de-eeuwse profaanbouw en dit werd later nog versterkt door het verdwijnen van de bordestrap, de borstweringen en de gebeeldhouwde waterspuwers. De esthetiek berust zodoende vooral op de harmonische verhoudingen en op de wisselwerking tussen gesloten vlakken en doorbrekingen.

Het complex bestaat uit: - een 15de-eeuws hoekgebouw van drie bouwlagen onder een zadeldak (leien met drie rijen van vier driehoekige dakkapelletjes) met een hoger opgaande cilindrische hoektoren op een veelhoekige voet en onder een achthoekig tentdak (leien), volledig opgetrokken uit Lediaanse steen met gevelankers; - een aan de zijde van de Vrijdagmarkt, tegen de hoektoren aangebouwd 16de-eeuws huis van twee bouwlagen in bak- en zandsteen onder een leien lessenaarsdak; - een laat 20ste-eeuwse aanbouw van vier bouwlagen onder platte daken in beton met een kalkzandstenen parement.

De gevels in de Kammerstraat en de Vrijdagmarkt tellen in de tweede en derde bouwlaag respectievelijk drie en vier traveeën met kruiskozijnen, overspannen met ontlastingsbogen en verbonden door waterlijsten. Aan de zijde van de Vrijdagmarkt is het meest rechtse kruiskozijn deels verdwenen achter de later aangebouwde woning die in beide bouwlagen verlicht wordt door vier gekoppelde gevelopeningen (op de begane grond aangevuld met één venster in de zijgevel). Daarnaast bevinden zich op de begane grond van het hoofdgebouw twee tweelichten en één brede deuropening (met laat 20ste-eeuws schrijnwerk), alle drie onder ontlastingsbogen. Bovenaan wordt deze gevel gekenmerkt door een uitkragende waterlijst (met bewaarde aanzet van de verdwenen borstwering). De gevel aan de Kammerstraat telt op de begane grond vijf traveeën (vier rechthoekige vensteropeningen en één deuropening) met laat 20ste-eeuws schrijnwerk en bovenaan een trapgevel met tweelichten en waterlijsten. Ook de achtergevel is getrapt. De traptoren op de hoek wordt verlevendigd door kleine rechthoekige muuropeningen overspannen met ontlastingsbogen, omlopende waterlijsten, boven de smallere bovenverdieping met omgang.

Het interieur wordt gekenmerkt door de lage en sobere begane grond, de voormalige gildezaal op de eerste verdieping met bewaarde houten plafond (moerbalken rusten op stenen consoles in de vorm van halffiguren die profeten uit het Oude Testament voorstellen en op de houten moerbalksleutels zijn rechtopstaande figuren in fijn bewerkte laatgotische nissen gebeeldhouwd die heiligen uit het Nieuwe Testament voorstellen) en deels bewaarde haard, en de zaal op de tweede verdieping met eikenhouten toegangsdeur, open haard en moerbalken.

  • BAILLIEUL B., BERTELOOT R., BRAL J. e.a. 1984: Het Toreken te Gent, Gent.
  • BEKAERT G., BRAEM R., VAGO P. e.a. 1989: Jean Van den Bogaerde : architectuur, 1955-1989, Tielt, 126-131.
  • DECAVELE J. 1986: Het Toreken op de Vrijdagmarkt te Gent, Gent.
  • DE SMET, Y., KONGS, P., VAN DOORNE, G., e.a. 1982 : Een eeuw zorg om monumentenzorg, Gent, 162-167.
  • D'EXTEYL R. 1967: Het Toreken op de Vrijdagmarkt, Toerisme in Oost-Vlaanderen 6, 113-114.
  • MONSAERT J. e.a. 1980: Stad Gent : werken aan het Toreken, Gent.
  • REYNTJENS A. 2000: Jean Van den Bogaerde. Leven & Werk, onuitgegeven licentiaatsverhandeling UGent, 66-72.
  • VAN DEN BEMDEN F. 1884: Het Toreken. Notes sur l'emplacement de ce bâtiment à Gand et sur quelques lieux avoisinants, Gent.
  • VAN DEN BOGAERDE J. Het Toreken : restauratie en vernieuwing in A+ 1987 93, 8-11.
  • VAN DEN DRIESSCHE L., DROSCHKE A.J., BURNIAT P. 1986: Architectura Belgica 1986, Brussel, 116-119.
  • VANDENHOUTE J. 1980: Het Toreken, gildenhuis van de Huidevetters. Vrijdagmarkt 34-35. Een voorbeeld van zorgvuldige restauratie, Monumenten & Landschappen 1:1, 6-11.
  • VAN DOORNE G. 1986: Het Toreken: uitzicht – inzicht, Gent.
  • WYLLEMAN L., 1995: Gent, Vrijdagmarkt 36-37, het Toreken, M & L 14:6, 50-51.
  • Informatie verstrekt door E. Van Lancker.

Auteurs:  Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. & Vandeweghe E. 2019: Het Toreken [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298663 (geraadpleegd op ).


Toreken ()

"Toreken", eertijds gildehuis der Huidenvetters, daterend van 1451-1483, ook als collatiezolder vermeld. Openbaar verkocht nadat Keizer Karel in 1542 een einde maakte aan de macht der gilden. Sinds jaren eigendom van de stad wacht het op een restauratie en nieuwe bestemming. Hoekhuis met de Kammerstraat, volledig opgetrokken uit Lediaanse steen met drie bouwlagen en zadeldak (leien, pannen), eertijds voorzien van vijftien dakkapelletjes. Huidige voorgevel in de Kammerstraat van drie traveeën met kruiskozijnen, overspannen met ontlastingsbogen en verbonden door waterlijsten; trapgevel (5 trappen + topstuk) met bolkozijn in de top. Getrapte achtergevel. De hoek wordt afgerond met een cilindrisch traptorentje met kleine rechthoekige muuropeningen, omlopende waterlijsten en bekronend achthoekig dakje (leien), boven de smallere bovenverdieping met omgang. De oorspronkelijke spits met zeemeermin als windwijzer werd in 1824 afgebroken. Vier traveeën brede gevel langs de Vrijdagmarkt. Aangepaste begane grond, thans grotendeels onzichtbaar door reclameborden.

  • D'EXTEYL R. 1967: Het Toreken op de Vrijdagmarkt, Toerisme in Oost-Vlaanderen 6, 113-114.
  • VAN DEN BEMDEN F. 1884: Het Torreken. Notes sur l'emplacement de ce bâtiment à Gand et sur quelques lieux avoisinants, Gent.

Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. & DAMBRE-VAN TYGHEM F. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4na, Brussel - Gent.
Auteurs:  Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1976: Het Toreken [online], https://id.erfgoed.net/teksten/26075 (geraadpleegd op ).