is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Lievenscollege
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Herenhuis: gevels en daken
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kapel van het Sint-Lievenscollege
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Houtbriel, Gildestraat, Zilverenberg, Kalvermarkt en Tussen 't Pas
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Lievenscollege
Deze vaststelling was geldig van tot
Gebouwencomplex gerangschikt rondom een langgerekte, onregelmatige rechthoekige binnenplaats, gevat tussen Zilverenberg, Kalvermarkt, Volmolenstraat en Nieuwbrugkaai. Herenwoning van oud-senator Jan Vergauwen op de Zilverenberg met tuin die zich uitstrekte tot aan de Leie, in 1881 aangekocht door het bisdom; Sint-Lievenscollege, gesticht in 1863, van 1881 af in het oude herenhuis ondergebracht.
Voorgevel van acht traveeën - drie linker traveeën springen één travee uit ten opzichte van de vijf rechter traveeën - en - drie bouwlagen, onder zadeldak (Vlaamse pannen), uit de eerste helft van de 19de eeuw, doch met oudere kern vermoedelijk uit de 18de eeuw (zie achtergevel). Bepleisterde en witgeschilderde lijstgevel; horizontale geledingen gemarkeerd door doorlopende hardstenen cordons. Begane grond met imitatiebanden en doorlopende hardstenen cordons. Bovenvensters in omlijstingen en op tweede bouwlaag met rechte kroonlijst bekroond. Omlopend hoofdgestel met gelede architraaf, onversierde fries en kroonlijst met tandlijstversiering en klossen. Aanbouw links: trapgevel in traditionele stijl (zie Kalvermarkt zonder nummer). Achtergevel in Lodewijk XV-stijl, met zeven traveeën en twee bouwlagen, onder mansardedak (leien) voorzien van twee oeils-de-boeuf, daterend uit midden 18de eeuw. Verankerde, bepleisterde en geschilderde lijstgevel met dubbelhuisopstand. Hoger opgaand middenrisaliet van drie traveeën bekroond met driehoekig fronton op vier rocaillevormige consoles en voorzien van omlijste oculus waarin nu een uurwerk aangebracht is. Middentravee: uitspringende poorttravee met imitatiebanden. Rechthoekige vensters met vlakke omlijstingen. Spiegelboogvormige dakvensters. Venster in tweede travee gewijzigd tot deur. Rechthoekige koetspoort uit de eerste helft van de 19de eeuw ingeschreven in rechthoekige hardstenen omlijsting met neuten en luierikken, en pilastervormige rechtstanden die eenvoudig entablement dragen; beglaasde vleugeldeur met geometrisch houten traceerwerk. Gevelbekroning door middel van hoofdgestel met gelede architraaf, onversierde fries en kroonlijst.
Haaks op het 18de-eeuws herenhuis, werden in 1881 langs beide zijden van de tuin, twee bouwlagen hoge, bakstenen vleugels in neogotische stijl opgetrokken. Daarvan resteren de vleugels langsheen de Volmolenstraat: traveeën gescheiden door pseudo-pilasters en spitsboogvensters; gevel afgelijnd door baksteenfriezen. Rondboogpoort in Volmolenstraat ingeschreven in neobarokke hardstenen omlijsting bekroond met onderbroken fronton waartussen nis met Sint-Lievensbeeld onder gebogen fronton, uit het vierde kwart van de 19de eeuw.
De oude vleugel met kapel langs de overzijde van de binnenplaats werd circa 1965 vervangen door een nieuwe bakstenen vleugel van vier bouwlagen; ook langsheen de Volmolenstraat werd een gelijkaardige vleugel opgetrokken.
Op de hoek van Volmolenstraat en Nieuwbrugkaai werd een nieuwe kapel gebouwd in 1965 naar ontwerp van architect Marc Dessauvage (1931-1984), een moderne bakstenen constructie die oude en nieuwe collegegebouwen verenigt.
Begin jaren zestig werd al het plan opgevat om een nieuwe kapel te bouwen omdat de bestaande kapel de uitbreiding van de klasgebouwen in de weg stond. In 1961 kocht het college hiervoor het perceel op de hoek van de Volmolenstraat en de Nieuwbrugkaai, waar het huis stond van beeldhouwer Aloïs De Beule. Onder invloed van de nieuwe superior Albert De Scheper (1962-1970) werden de al opgemaakte plannen verlaten omdat hij de progressiviteit van de school meer weerspiegeld wenste zien in de kapel en met name de nieuwe ideeën over liturgie en gemeenschap die op dat moment hun officiële bevestiging kregen op het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965).
In de zomer van 1963 gaf De Schepper opdracht aan architect Marc Dessauvage om een ontwerp voor de kapel op te maken met pater Geert Bekaert als tussenpersoon en klankbord. In de loop van 1963-194 maakte Dessauvage, in overleg met De Schepper en Bekaert meerdere voorontwerpen, ingaand op opmerkingen van het bisdom en de leraars van het college. Het radicale basisconcept van Dessauvages oorspronkelijke ontwerp bleef echter behouden en dit basisconcept is dat van de huiskerk. Hierbij ligt de essentie van een gebouw in het interieur als een ruimte voor samenkomst van de gemeenschap, eerder dan in een monumentaal, expressionistisch exterieur. Andere aspecten van de huiskerk die men voorbeeldig terugvindt in de kapel van het Sint-Lievenscollege zijn de onopvallende integratie van het gebouw in zijn specifieke ruimtelijke omgeving, en het niet-monumentale karakter van het liturgisch meubilair.
De uitvoering gebeurde van 25 januari tot 29 augustus 1965, wanneer de kapel werd ingezegend door bisschop Leonce Albert Van Peteghem. Aannemer was de firma Victor De Bruyne en Zoon uit Wachtebeke. Dessauvage ontwierp ook een betonnen tabernakelstoel, het eenvoudige houten meubilair (altaartafels, banken en biechtstoelen) en liturgische objecten (waaronder het tabernakel en altaarkruis). In de kapel werden ook onmiddellijk enkele kunstwerken geplaatst, met name de “eerste steen”, een wit marmeren beeld van Jan Dries (1925-2014) en een Onze Lieve Vrouw- en Christusbeeld (beide afkomstig uit de oude kapel) van Maurits Witdouck (1928-2014). Ook glasramen uit de oude kapel (naar ontwerp van Michel Martens) werden geplaatst in de overgangszonde van de nieuwe kapel.
De kapel bevindt zich aan de rooilijn, op de hoek van de Volmolenstraat en de Nieuwbrugkaai die parallel met de Nederschelde loopt. De kapel heeft een onregelmatige plattegrond. De liturgische ruimte (die plaats biedt aan ongeveer 500 gelovigen) is gelegen in het twee bouwlagen hoge gedeelte van het gebouw op de hoek van de Nieuwbrugkaai en de Volmolenstraat. Ze beslaat de volledige breedte aan de Nieuwbrugkaai en loopt tot ongeveer halverwege aan de Volmolenstraat. Aan de kant van de Volmolenstraat sluit op de kapel een bouwblok van twee bouwlagen aan, dat opgedeeld is in twee verdiepingen met op de begane grond uiterst rechts de inkomhal met trap. Dit bouwblok heeft links en rechts een bijkomend volume van twee bouwlagen. Alle volumes hebben een plat dak, sommigen met opstaande betonranden en aan de Nieuwbrugkaai met twee monumentale daklichten onder afgewolfde lessenaarsdaken. Het exterieur van dit brutalistische kerkgebouw wordt verder vooral bepaald door gesloten bakstenen gevels (met decoratief metselwerk in de schuine hoeken) en aan de kant van de Volmolenstraat door een markante, opengewerkte trapconstructie in beton.
Het interieur van de kapel heeft, net zoals het exterieur, een brutalistisch karakter door het zichtbaar gebruik van sobere en eenvoudige materialen zoals baksteen voor de muren, beton voor de zichtbare constructieve en decoratieve elementen, bruine tegels voor de vloer en hout voor het meubilair. De kapel wordt zowel aan de straatzijde als van op de speelplaats betreden via de zijdelingse inkomhal, wat kenmerkend is voor Dessauvages anti-monumentale visie op kerkelijke architectuur. Vanuit deze inkomhal leidt een opengewerkte betonnen trap naar de eerste verdieping. Tegelijkertijd biedt deze inkomhal een toegang (met glazen deuren) tot een overgangszone op de gelijkvloerse verdieping.
Op de begane grond bestaat deze overgangszone uit een ruimte met beperkte natuurlijke verlichting (via een venster dat uitgeeft op de speelplaats). Kenmerkend is verder het lage plafond op zware balken (die het lage karakter van de ruimte nog benadrukken) en betonnen pijlers. De bovenverdieping van deze overgangszone bewaart grotendeels haar open karakter en wordt geritmeerd door gelijkaardige betonnen pijlers. Een betonnen trap verleent van op de eerste verdieping rechtstreeks toegang tot de liturgische ruimte.
De eigenlijke liturgische ruimte heeft in tegenstelling tot de ruimtes in de overgangszone een dubbele hoogte. Ze heeft de vorm van een onregelmatige vijfhoek met een kleine knik in de hoek links van het koor en een lagere knik rechts ervan. Dat koor heeft slechts een minimale verhoging van één trede (destijds bedoeld om de continuïteit met de toehoorders te verhogen en de liturgie als het ware letterlijk van zijn voetstuk te halen). Meest opvallend in deze ruimte is de lichtinval boven het koor door twee rechthoekige daklichten. Daarnaast bevinden zich nog twee grote vensters in de zuid- en noordwestelijke hoek die een eerder gedempt en diffuus licht verspreiden (aangezien beide vensters uitgeven op een schuine blinde muur), net zoals het licht vanuit de overgangszone. Het kunstmatig licht is in het plafond ingewerkt, in een gordel rond het koor. Een gevelopening in de lagere kleine knik rechts van het altaar zorgt voor een klein lichtaccent in die muur en benadrukt de plek van de door Dessauvage ontworpen betonnen tabernakelstoel links ervan.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Zilverenberg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Lievenscollege [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/26172 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.