is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinus
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Martinus
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Martinus: koor
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Sint-Martinuskerk met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Martinuskerk met omgeving
Deze vaststelling is geldig sinds
Georiënteerde, neogotische kruiskerk, tot begin 20ste eeuw met omringend, ommuurd kerkhof, in 1909 overgebracht naar de Leopoldstraat. Gelegen op het einde van de Kerkstraat, ervoor in 1994 vernieuwde pleinaanleg (voormalige Paardenmarkt).
Vrij onduidelijke voorgeschiedenis; het oudste Duffelse bedehuis werd mogelijk opgericht in de 7de eeuw in Duffel-Voogdij op de linker oever van de Nete, op het einde van de Kwakkelenberg, zie gemeente-inleiding. In de tweede helft van de 12de eeuw lieten de toenmalige heren van Duffel, de gebroeders Hildincshusen een nieuwe kerk oprichten in romaanse stijl op hun eigendom in Duffel-Hoogheid op de rechter oever. Eind 14de eeuw uitzicht van de gebedsruimte grondig gewijzigd in gotische stijl. Ten gevolge van de grote bloei van Duffel in de 15de eeuw, was de toenmalige kerk te klein geworden, zodat in 1486 werd gestart met de bouw van het gotische hoogkoor, tot op heden bewaard in de huidige constructie. Kerk grotendeels gespaard tijdens de godsdiensttroebelen, hoewel het kerkmeubilair nagenoeg verloren ging. Algemene "restauratie" in 1665-1675 onder meer bestaande uit de gedeeltelijke afbraak van de beukmuren en het heropmetselen ervan in "witten grimberchsen steen" en het vernieuwen van het dak. Volgens iconografische bronnen bestond de kerk toen uit een schip en koorpartij die nagenoeg even hoog en even lang waren, gescheiden door een hoger transept; de lage zijbeuken waren verlengd met één travee, zodat ze de westelijke toren met naaldspits omsloten. Diverse opeenvolgende herstellingen.
Omwille van onherstelbare schade, veroorzaakt door de ouderdom, en het feit dat de kerk nogmaals te klein was geworden, werd in 1858 besloten tot vergroting. Deze ingreep leverde een nagenoeg volledig nieuw gebouw op in neogotische stijl, opgetrokken in de periode 1860-1865 naar ontwerp van de provinciale bouwmeester J. Schadde (ontwerpen van 1859 en 1861); de plannen werden in de loop van de uitvoering echter grondig gewijzigd; het authentieke laatgotische hoogkoor van 1486 bleef bewaard. In een eerste fase werden de oude kruis- en zijbeuken afgebroken en de nieuwe opgetrokken uit papesteen (vijf beuken in plaats van drie); naderhand verhoging en overwelving van de middenbeuk en het hoogkoor. In een verdere fase afbraak van de bestaande toren en voorgevel, verlenging van midden- en zijbeuken en optrekken van een nieuwe toren.
Door zeer zware schade tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de kerk naar het vroegere uitzicht van 1860-1865 hersteld in 1921 onder leiding van de provinciale architect E. Careels; de oorspronkelijke bedoeling van volledige wederopbouw kon om financiële redenen niet uitgevoerd worden; inwijding in 1923. De kapel van het nabijgelegen klooster van het Convent van Bethlehem deed tijdelijk dienst als parochiekerk in de periode 1914-1923.
Naderhand nog diverse herstellingswerken met onder meer de vergroting van de sacristie in 1958. Bouw van een winterkapel achteraan in de kerk in 1983, naar ontwerp van architect J.F. Gielis (Duffel).
De plattegrond van de vijfbeukige, neogotische kruiskerk ontvouwt een schip van vijf traveeën met vierkante westelijke toren, een uitspringend transept van drie traveeën met vlakke sluiting en een gotisch koor van drie rechte traveeën en vijfzijdige koorsluiting. Ten oosten op de transeptarmen, zowel ten noorden als ten zuiden: inplanting van telkens twee gelijkaardige transeptkapellen of zijkoren (nok loodrecht op het transept) van elk één rechte travee met driezijdige apsis. Ten zuiden van het koor verbindingsgang naar een achthoekige sacristie; bijkomende sacristie onder plat dak, van 1958, zie gevelsteen. De meest westelijke traveeën der zijbeuken zijn uitgewerkt als polygonale kapellen, aan noordzijde doopkapel, heden ook weekkapel, aan zuidzijde bergplaats.
De in aanleg vrij complexe kerk is opgetrokken uit bak- en natuursteen onder gecombineerde leien bedaking. Natuursteen voor onder meer sokkel, speklagen, omlijstingen, kordons, dekstukken en maaswerk. Gotische koor volledig van zandsteen.
Slank aandoende westtoren als variatie op de Kempische baksteengotiek; vijf geledingen onder ingesnoerde, leien naaldspits; vrij opengewerkte muurpartijen, gemarkeerd door speklagen, overhoekse en versneden steunberen met bekronende pinakels versierd met driepasmotieven en hogels; aan westzijde ingewerkte puntgevel met bekronende luchtbogen, die de pinakels verbinden met de middenpartij. Spitsboogportaal met gebundelde colonnetten; rechthoekige deur met lateiconsoles en spitsbogig boogveld met vijf- en driepasmotief in het maaswerk. Hogerop spitsboogvenster met neogotisch maaswerk en drielicht in de top van de puntgevel. Vierde geleding met gekoppelde galmgaten en balustrade en vierkante bovengeleding met afgeschuinde hoeken, waardoor een onregelmatige achthoek ontstaat.
Schip waarvan de zijbeuken werden opgevat als rechthoekige dwarskapellen; de opeenvolging van een dubbele rij kapelgevels onder zadeldaken (nok loodrecht op de middenbeuk, leien) wordt bijkomend geritmeerd door versneden steunberen, waartussen spitsboogvensters en oculi. Diverse ingewerkte grafstenen. Decoratieve baksteenfries als gevelbeëindiging van de als polygonale kapellen uitgewerkte westtravee. Westgevels der binnenste zijbeuken, elk met een eenvoudig zijportaal bestaande uit een rechthoekige deur in geprofileerde omlijsting, die één geheel vormt met het bekronende spitsboogvenster. Het transept en de transeptkapellen evenals de achtzijdige sacristie vertonen een gelijkaardig neogotisch uitzicht met versneden steunberen, een aflijnende baksteenfries en spitsbogige muuropeningen, kruiskozijnen in de sacristie. Laatgotisch koor, volledig van zandsteen, gemarkeerd door versneden steunberen en spitsbogige vensters.
Rondom de kerk of ingemetst in de kerkmuren: diverse, voornamelijk 19de-eeuwse grafstenen van vooraanstaande Duffelaars, verwijzend naar het voormalige kerkhof rondom de kerk; ten noordoosten neogotische, arduinen grafkapel van de familie Corluy, uit het eerste kwart van de 20ste eeuw.
Bepleisterd en witgeschilderd interieur met spitsboogarcaden op ronde zuilen met koolbladkapiteel en grijs geschilderde achtzijdige sokkel; kruisribgewelven in middenbeuk en transept, kruisgewelven in de zijbeuken en stergewelf in het koor; in koor en middenbeuk ribben neerkomend op bladwerkconsoles.
Beeldhouwwerk: calvarie van gepolychromeerd fruithout, kruis vermoedelijk van 1565-1567 of vroeger, toegeschreven aan Jan de Cleyn, Sint-Jan en Onze-Lieve-Vrouw, evenals de Golgothaberg van 1599-1600, Jan Van Doerne.
Meubilair: oorspronkelijk meubilair grotendeels verloren gegaan tijdens de Eerste Wereldoorlog en vervangen door een neogotisch ensemble van de hand van de Antwerpse beeldhouwer Petrus De Roeck: hoogaltaar van 1926; kruisweg van 1927; preekstoel van 1929 en triomfkruis van 1931; communiebank door Flor Fierens, deels verwerkt als altaar in de winterkapel van 1983. Marmeren doopvont met deksel van geel koper, 1662: kuip door de Antwerpse beeldhouwer Norbertus vanden Eynde, deksel door de Mechelse kopersmid Rombaut Smits. Orgel door de firma J. Stevens, Duffel, 1922-1925. Glasramen in het hoogkoor, voornamelijk met bijbelse taferelen, geplaatst door de firma G. Bary en F. Crickx uit Jette in 1927-1928; glasramen boven de zijaltaren uit dezelfde periode; voorts recente glasramen onder meer van J. Beeck boven ingang sacristie (1962) en in de doopkapel (1972), van E. Yoors het Sint-Martinusglasraam (1959) en van J. Wouters het beeldje van Onze-Lieve-Vrouw van Goede Wil (1978).
Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 1997: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kantons Duffel - Heist-op-den-Berg, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
In de periode 2000–2011 werd de Sint-Martinuskerk grondig gerenoveerd. In een eerste fase (2000-2002) werden gevels en daken aangepakt, om de kerk waterdicht te maken. De werken bestonden uit afbraak-, metsel- en timmerwerken, vernieuwing van de dakbekleding, dakgoten en afvoeren, buitenschilderwerken, duivenbestrijding, ... De tweede fase (2006-2007) betrof de restauratie van torenonderdelen, glasramen, toren en torenspits. Verder werden de galmborden en torenkapellen gerenoveerd, de vloeren op de diverse niveaus vervangen, glasramen gerestaureerd en schilderwerken uitgevoerd. De derde en laatste fase, aangevat in 2009, behelsde de restauratie van het interieur. Het ging om werken aan het houten meubilair, de glasramen, koperwerken, sanitair, verwarming, ventilatie en koeling, vloerwerken, elektriciteit, schilderwerken. Op 18 november 2011 kon de kerk heropend worden.
Is deel van
Kerkstraat
Is deel van
Sint-Martinuskerk met omgeving
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/2631 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.