Omwald boomrijk domein met waterkasteel in neo-Vlaamserenaissance-stijl uit vierde kwart 19de eeuw. Het goed zelf is echter van feodale oorsprong. De vorm der walgrachten laat een soort van Frankische "motte" vermoeden. Waarschijnlijk in het bezit geweest van de "heren van de heerlijkheid Mariakerke", Raas van Gavere en daarna de familie Van Vaernewijck, nadien nog meermaals van eigenaar veranderd. Wat de precieze geschiedenis betreft tast men in het duister. De huidige linden- en eikendreven die naar het kasteel leiden komen reeds voor op de kaart van Benthuys van 1729 en worden vermeld als de "mijnheere Pennemans dreve", naar de toenmalige eigenaar. Het kasteelpark was toen omwald en had een oppervlakte van circa 10 hectare. In 1770 eigendom van de Gentse lakenkoopman Ferdinand J. de Coninck. Het kasteel werd gesloopt en heropgebouwd in 1869-70. De heer E. Bracq-Herraux, eigenaar vanaf 1877, liet het vernieuwde kasteel in 1888 slopen en startte met de wederopbouw naar ontwerp van architect J. Schadde. Het nieuwe kasteel was pas voltooid in 1892 onder de volgende en tevens laatste familie van privé-eigenaars, de familie Claeys-Bouüaert. In 1971 door de gemeente aangekocht en voor het publiek opengesteld.
Heden omwald domein met aangelegd en beboomd park met vijver. Ingangspoort ten zuiden, met ijzeren hek tussen geblokte arduinen pijlers met vaasbekroning. Links ervan, op de omheiningsmuur wapenschild van Philippe Penneman en zijn vrouw Joanna van Havre, eigenaars van het goed in eerste helft 18de eeuw.
Het kasteel zelf is een massief gebouw van bak- en hardsteen opgetrokken in neo-Vlaamserenaissance-stijl naar ontwerp van Joseph Schadde. Jaartal 1892 op een cartouche in de linker zijgevel. Rechthoekig blok van twee bouwlagen boven souterrain onder schilddak met dakkapellen met aan de noordelijke zijgevel een achthoekig aanbouwsel met kapel onder koepelvormig dak (leien) en op de zuidoostelijke hoek een uitspringende vierkante hoektoren onder hoog schilddak met ijzeren vorstkam. De hoofdgevel wordt gemarkeerd door een drie traveeën breed middenrisaliet met portiek op de begane grond en afgewerkt met een halsgevel met aflijnende vleugelstukken en bekronend driehoekig fronton. Rechthoekige vensters met per verdieping respectievelijk steekboog- en rondboogvormige ontlastingsboog van bak- en zandsteen. Speklagen en panelen op de borstwering versieren de gevel.
Links van de voorgevel rond aanbouwsel overgaand in een achthoekige belvedère met rondboogvensters gescheiden door geringde driekwartzuilen. Tweelichten met gotisch maaswerk verlichten op de tweede bouwlaag de huiskapel. Binnenin gedecoreerd met polychromie, klein neogotisch huisaltaartje en bidstoelen.
Terras met balustrade aan de noord- en oostzijde van het kasteel gelegen in de parkomwalling. Aan de achtergevel is de houten diensttrap ondergebracht in een rond traptorentje. De rechter zijgevel vertoont een vooruitspringende brede travee met trapkast verlicht door een hoog drielicht met gebrandschilderd glas in lood.
Links van de ingang bevinden zich de kasteelhoeve, hoveniershuis en de paardenstallen in gelijkaardige stijl doch reeds daterend van 1879.
Verderop in het park, in de as van de ingangspoort, een vierkant tuinpaviljoen onder mansardedak (leien), een overblijfsel van een 16de- of 17de-eeuwse toren, mogelijk verbouwd in opdracht van J. de Coninck circa 1770. Bakstenen gebouwtje met hoge rondboogvormige hol geprofileerde bepleisterde poortomlijsting geflankeerd door pilasters met rocaillekapitelen. Grote ovale oculus als bovenlicht. Sporen van 18de-eeuwse beschildering op de deur. Naast de moestuin 18de-eeuws theehuisje met oudere kern, daterend van circa 1750. Binnenin rijke stucornamentiek, onder andere het blazoen van Penneman.
- BRAEKELEIRS J. 1977: Heemkundige sprokkelingen over Mariakerke, Mariakerke, 179-181.