Het station van Oostakker werd gebouwd in 1911 om de vele bedevaarders naar Oostakker-Lourdes te brengen.
Het spoorwegstation voor reizigers te Oostakker werd in gebruik genomen in 1911 en ligt aan de lijn Gent-Antwerpen, die in de zuidwestelijke uithoek van Oostakker de grenslijn met Sint-Amandsberg volgt. Aanvankelijk volgde de spoorlijn Gent-Sint-Niklaas-Antwerpen uit de jaren 1840 (concessie van 1841) vanaf de Dampoort het tracé van de Victor Braeckmanlaan, de Alfons Braeckmanlaan en de Land van Waaslaan (straten ontstaan na 1911 op de vroegere spoorwegbedding). Het spoorwegeindpunt van de lijn Gent-Antwerpen aan de Dampoort te Gent betrof een kopstation, het Land van Waasstation genaamd. Een tweede station aan de Dampoort, het Dampoort- of Eeklostation, bediende de lijn Gent-Eeklo-Brugge. In 1896 werd de lijn Gent-Sint-Niklaas-Antwerpen overgenomen door de staat. In 1907 waren de plannen klaar om het eerste deel van het traject Gent-Antwerpen te wijzigen, met name het rechte stuk tussen Dampoort en Destelbergen-station te vervangen door een brede bocht die reikte tot Oostakker-Lourdes. Het doel van de trajectwijziging was dubbel: de twee stations aan de Dampoort samenvoegen tot één station en de twee boven genoemde spoorlijnen te laten samenvallen (het Land van Waasstation verdween aldus) en een spoorweghalte tot stand brengen in Oostakker, niet ver van het befaamde bedevaartsoord Lourdes-Oostakker in het zuiden van Oostakker.
Dit bedevaartsoord van Onze Lieve Vrouw van Lourdes kende sinds omstreeks 1875 een grote toeloop en groeide als het Vlaamse Lourdes uit tot één van de drukst bezochte bedevaartsplaatsen van het land. Sinds 1876 reed vanaf Sint-Amandsberg een paardentram naar Oostakker-Lourdes. De jaarlijks terugkerende drukke bedevaarten garandeerden een rendabele spoorweghalte met station. De N.M.B.S. besloot vanaf het begin om het nieuwe traject te laten verlopen op een verhoogde spoorwegberm, dit omwille van de vele kruisingen met verkeerswegen zoals onder andere de Antwerpse steenweg aan de wijk Oude Bareel te Sint-Amandsberg. De trajectwijziging met de circa zeven meter hoge spoorwegberm was klaar in 1911. Het station van Oostakker-Lourdes werd op 30 april 1911 feestelijk ingehuldigd. Het station werd gebouwd volgens de plannen van de Gentse architect Eduard Rigelle (1878-1949). Het ruim opgevatte station was zeer geschikt voor het reizigersverkeer van de grote groepen bedevaartgangers. Het werd ook druk gebruikt door pendelaars en de leerlingen van de scholen die sinds de jaren 1880 nabij het bedevaartsoord gelegen zijn. Sinds de jaren 1950 nam het reizigersverkeer echter af, onder meer door de opkomst van busvervoer en het particulier wagenverkeer. Het station van Oostakker werd gesloten op zondag 27 mei 1984 in het kader van een saneringsplan van de spoorwegen waarbij vele kleine stations gesloten werden omwille van het gering aantal reizigers.
Het typisch langgerekt stationsgebouw ligt aan een brede gekasseide dienstweg naast en parallel aan de verhoogde spoorwegberm. Het gebouw is hoger gelegen dan de Lourdesstraat; een pad met brede treden daalt af tegenover het station naar de straat.
Conceptueel sluit het station aan bij het gangbare type plattelandsstation uit het begin van de 20ste eeuw. Ook stilistisch behoort het tot de kenmerkende spoorwegarchitectuur van die periode doch met invloed van de art-nouveaustijl. Het betreft een architecturaal verzorgde en opvallende constructie die haar oorspronkelijk karakter goed bewaard heeft. Het vrij grote station is asymmetrisch van opbouw. Het omvat het hoofdgebouw van acht traveeën en één bouwlaag waarvan de drie linker traveeën een uitspringend blok vormen met toegang naar de lokettenzaal met rechts daarvan een aanpalende lange zaal (vroegere opslagplaats). Links van de lokettenzaal sluit de bijbehorende woning van de stationschef aan: een breedhuis van drie traveeën en twee bouwlagen met links een achteruitspringende annexe van een bouwlaag en één travee. Het geheel bezit gele en oranjekleurige bakstenen gevels op natuurstenen sokkel (hard- en breuksteen) en is afgedekt met pannen zadeldaken. De voorgevel is verticaal geritmeerd door oranje pseudopilasters en afgelijnd door dito fries met sierankers, per travee verrijkt met een omlijst gekleurd tegeltableau met gestileerde bloemmotieven. De regelmatige travee-indeling springt in het oog door de toepassing van spaarvelden. Opmerkelijk zijn de ruime rondboogvormige muuropeningen met afgeronde arduinen lekdrempels en accentuerende geprofileerde hardstenen booglijsten met opkrullende uiteinden, stilistisch verwant aan de art-nouveauvormgeving. Het houtwerk van de vensters vertoont een aparte verdeling, gedeeltelijk met kleine roedeverdeling. De toegang tot de lokettenzaal in de markerende uitspringende middentravee van het centrale vooruitspringende blok omvat een vleugeldeur met zijlichten en bovenlicht ingeschreven in een grotere rondboog dan de vensters.
De bovenvensters van de stationschefwoning zijn steekboogvormig. De lijstgevels eindigen bovenaan op een houten kroonlijst op klossen. De zijpuntgevels zijn op een typische wijze afgewerkt met hoeklisenen overgaand in de geveltop tot opklimmende muurbanden die de gevel als het ware omlijsten. Twee omlijste friezen met geschilderd opschrift "Oostakker" komen voor onder de gekoppelde zoldervenstens van de hoge linker zijgevel van de stationschefwoning. De rechterzijpuntgevel is verlicht door een ronde oculus. Boven de linker travee draagt het dak van de stationschefwoning een dakkapelletje met ijzeren bekroning van het leien dak. Links van het huis van de stationschef is een ommuurd koertje dat voor een groot deel dicht gebouwd werd. De achtergevel is vrijwel identiek aan de voorgevel, doch zonder risalieten. Het interieur van de lokettenzaal en de aansluitende zaal bewaren een verschillende decoratieve vierkante veelkleurige tegelvloer met gestileerde motieven. In vergelijking met oude prentkaarten van 1911 die de oorspronkelijke staat van het stationsgebouw weergeven zijn volgende elementen van het gebouw verdwenen: de decoratieve vorstkammen met leliemotief, zeven kleine dakkapellen, een dakvenster boven de middentravee van de stationschefwoning, een uitgewerkte attiek met bekroning onder fronton, de luifel tegen de rechter zijgevel die mogelijk ook aan de achtergevel (spoorzijde) voorzien was.
Rechts naast het station staat een afzonderlijk, rechthoekig gebouw met toiletten (twee aparte ruimten met eigen ingang, voor heren- en damessanitair) en een bergruimte tussen beide. Het is een constructie van twee traveeën en één bouwlaag onder pannen zadeldak, met dezelfde bouwmaterialen en een aantal gelijkaardige bouwkarakteristieken als het eigenlijke stationsgebouw. Typisch is de verdeling van de gevels in spaarvelden door lisenen en de accentuerende hoeklisenen. Hier is echter de toepassing gebruikt van kleine, hoog geplaatste steekboogvensters. Er zijn spiegels met dezelfde gekleurde tegels als voor het hoofdgebouw onder de daklijst. Ook de grote oculus in de zijpuntgevel is hier hernomen. Het overstekend dak is rondom afgewerkt met een decoratieve uitgesneden houten daklijst met reliëfmotieven.
Aan de achterzijde van het station bevindt zich een smalle deels geplaveide en deels gekasseide strook vóór de spoorwegberm. Ter hoogte van het station en de perrons, is de spoorwegberm voorzien van een bakstenen frontmuur, bovenaan afgewerkt met een overkragende hardstenen boordlijst met decoratief uitgewerkte ijzeren leuningen. Midden de frontmuur is een brede gebogen toegang aangebracht tot de rechte tunnel voorzien van een gebogen bakstenen overwelving en de twee haaks aansluitende rechte brede trappen naar beide perrons. De bakstenen muur tegen het front van de spoorwegberm vertoont metselwerk met verwerking van natuursteen dat de uitgespaarde ingang van de spoorwegtunnel accentueert, zoals lisenen en brede spaarvelden. De lisenen die de tunnelingang flankeren zijn verzwaard met lage, versneden steunberen. De tunnelingang is afgewerkt met een hanenkam boven de geprofileerde gebogen druiplijst en van hoekkettingen. Beide perrontrappen zijn voorzien van een overdekking in ijzeren skeletbouw, deels met bakstenen opvullingen en met een plat dak uitgewerkt tot een luifel boven het perron. Deze ijzeren constructie met opengewerkte liggers en dito gebogen schoren schragen het dak met houten zoldering.
Links van het station bleven de brede trappen bewaard van de massa in- en uitgang die van het perron onmiddellijk naar de straat leidde (heden boven afgesloten). Deze speciale toegang was nodig om de honderden bedevaarders vroeger op te vangen die met treinen werden aangevoerd. Volgens oud fotomateriaal was deze brede trap naar het perron vroeger voorzien van een opvallende overkapping, een decoratief uitgewerkte ijzerconstructie met beglaasde zijwanden die echter om veiligheidsredenen rond 1930 al zou gesloopt zijn.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002035, Station Oostakker
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Station Oostakker [online], https://id.erfgoed.net/teksten/177407 (geraadpleegd op ).
Langgestrekt stationsgebouw van één bouwlaag en acht traveeën met links bijhorende woning van de stationschef, van het enkelhuistype met drie traveeën en twee bouwlagen, en aanbouwsel van één travee, onder zadeldaken (mechanische pannen), volgens kadastergegevens van 1912.
Geel- en oranjekleurige baksteenbouw met art-nouveau-inslag. Uitspringend middenblok met toegang tot lokettenzaal. Lijstgevels op natuurstenen sokkel, verticaal geritmeerd door pseudo-pilasters. Ruime rondboogvormige muuropeningen met apart houtwerk; arduinen lekdrempels en booglijsten met opkrullende uiteinden. Woning met steekboogvormige bovenvensters en kleine dakkapel met schilddak. Fries met sierankers en tegeltableaus met gestileerde bloemmotieven in spiegels. Aflijnende houten kroonlijst op klossen.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nd, Brussel - Gent.
Auteurs: Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. 1983: Station Oostakker [online], https://id.erfgoed.net/teksten/26667 (geraadpleegd op ).