Voormalige abdijhoeve genaamd "Goed te Maalgaver" en ook "'t Lappersfort", gelegen tussen akkers binnen gedeeltelijk bewaarde omwalling afgezoomd met populieren en op circa 500 meter van de straat bereikbaar langs een grintpad. In de noordoostelijke hoek van het omwalde erf bevindt zich een onbebouwd vierkant en omwald perceel, mogelijk een aanduiding voor een verdwenen oorspronkelijke (terp ?) hoeve met middeleeuwse oorsprong.

Hoeve met losstaande bestanddelen geschikt rondom een onregelmatig rechthoekig voorerf (recent toegevoegde bijgebouwen op het achtererf). Woonhuis (midden de westelijke erfzijde met naar het zuiden gerichte voorgevel) van één bouwlaag en zeven traveeën, onder hoog zadeldak (Vlaamse pannen), tussen zij aandaken met schouderstukken en muurvlechtingen. Datering 1758 in geschilderde cijfers op gedichte ovale topoculus van beide zijgevels, zelfde jaartal naar verluidt vroeger voorkomend in de gesmeed ijzeren afsluitingen der zelfde oculi. Gewitte en verankerde bakstenen voorerfgevel (zuiden) op gepikte plint. Sporen in het metselwerk wijzen op vier aanvankelijke hoge rechthoekige vensters, in de rechtertravee met gedeeltelijk behouden zandstenen kruiskozijn. Twee gedichte lage deuropeningen en een recent tot deur gewijzigd venster. Zijgevels op benedenverdieping voorzien van getralied zandstenen bolkozijn met sponning en duimen, gelijkaardig bovenvenster voor linker zijgevel doch met houten luiken met bewaarde oorspronkelijke smeedijzeren hengsels; rechter zijgevel met vergroot zolderluik onder de bovenvernoemde oculus. Overstekende dakrand op dakbalkconsoles. Recent vergroot aan de achterzijde. Gedeeltelijk aangepast interieur, doch behouden moerbalken met versierde sleutelstukken: cartouche met jaartal 1758, kelk met twee rozetten en Franse lelie met twee rozetten.

Bijhorende stal en dwarsschuur ten oosten van woonhuis in gewitte baksteen onder pannen zadeldaken, verkerend in vervallen toestand.