Hybride fort (7 ha) in de buitenste fortengordel van de vesting Antwerpen, gebouwd tussen 1886-1888 en nadien gemoderniseerd. Het fort van Duffel evolueerde van een oorspronkelijk aarden fortje tot een gepantserd spoorwegfort. Het verdedigde de spoorlijn Brussel-Antwerpen (lijn 25).
Het fort van Duffel is aan de buitenste fortengordel toegevoegd, nadat men eerder al aan de bouw van de forten van Lier en Walem begonnen was. Het Duffelse fort is gebouwd tussen 1886-1888, aangepast tussen 1889 en 1891, gemoderniseerd in 1893 en in 1906. De artillerie kende in de bouwperiode belangrijke ontwikkelingen met als gevolg dat de kanonnen niet meer op de wallen maar onder pantsering moesten worden geplaatst. Alleen daar stonden ze veilig. Daarom werd de spoorwegschans in 1893 omgebouwd tot een pantserfortje met kanonnen onder koepels en in kazematten. De nieuwe constructies waren volledig van beton.
Toen de buitenste fortengordel na 1906 serieus werd uitgebreid, verminderde het belang van het fort van Duffel. Het kreeg de status van ‘tussenwerk’ achter de belangrijkere forten van Walem en Sint-Katelijne-Waver. Bij die gelegenheid verplaatsten de militairen de gepantserde 15cm-koepel naar het fort van Kessel.
Grondplan: hybride fort
Het fort van Duffel is geëvolueerd van oorspronkelijk een aarden schans tot gepantserd spoorwegfortje. Kenmerkend is het gecombineerde gebruik van baksteen en beton: baksteen in de muren en daar bovenop dikke betonnen gewelven, soms tot 3m dik. Het grondplan bestaat uit:
Belegerd in 1914
Het fort draagt zichtbaar de sporen van het oorlogsgeweld uit 1914. Toen de Duitse troepen de vesting Antwerpen vanuit de regio Leuven naderden, schakelden ze eerst de forten en schansen van de buitenste fortengordel uit. Ook het fort van Duffel deelde in de klappen. Een batterij in Hofstade nam het tussen 29 september en 3 oktober onder vuur, van op een afstand van 8,8 km. Het licht bewapende fortje kon daar niet tegen op en de gevraagde versterking bleef uit. Nadat het zijn laatste projectielen had verschoten, mocht het garnizoen het fort verlaten. Maar eerst liet de fortcommandant de bewapening in de twee geschutkoepels en de betonnen kazematten aan de ingang opblazen. De meeste schade aan het fort was dus door Belgische troepen veroorzaakt.
Weliswaar declasseerde de militaire overheid het fortje van Duffel al vroeg, toch gebruikte ze het als commandopost bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. In de daaropvolgende jaren ontdeed de Duitse bezetter het van de laatste stukken metaal. De bewapening was al verwijderd.
Hakhout
Kort na de Eerste Wereldoorlog plantten de militairen hakhout aan met de bedoeling om vierjaarlijks het hout te verkopen: eikenbomen op het fort, els en acacia buiten de vestinggracht en hagen langs de buitenomtrek. De eiken (Quercus robur) op het fort zijn meer dan waarschijnlijk de knoteiken die we momenteel nog kunnen vinden op het glacis, en die ondertussen een prachtig habitus hebben ontwikkeld. Ook de els (Alnus glutinosa) en acacia (Robinia pseudoacacia) zijn momenteel nog als belangrijkste boomsoorten terug te vinden naast de vestinggracht en hebben omvangrijke hakhoutstoven ontwikkeld. Luchtfoto’s uit 1952 tonen een fort dat weinig begroeid is. Het merendeel van de huidige begroeiing is van de jongste decennia.
Huidige toestand
In 1972 verkocht de overheid het fortje aan een particulier. De nieuwe eigenaar (Kempens Landschap VZW) begon sinds 2010 aan restauratiewerken. Een deel van het fort heeft nu een horecafunctie, een educatieve functie en een ander deel is voor vleermuizen gereserveerd. Dit interessante fortje uit de overgang tussen de traditionele bakstenen forten en de betonnen pantserforten getuigt van een vernieuwde architecturale vormgeving in de vestingbouw. Een deel van de gebouwen is nog in baksteen, maar de gebouwen uit de aanpassingsperiode (1893) tonen de introductie van (ongewapend) beton als nieuw bouwmateriaal. De dikte van de betonnen gewelven komen goed tot uiting in de deels opgeblazen kazematten aan de ingang. Het fortje is dus ook een voorbeeld van vroeg functionele betonarchitectuur. Het heeft nog wallen, maar ook al geschutkoepels. De bakstenen omloopgalerij doet erg aan die van fort van Schoten denken, dat in dezelfde periode is gebouwd. De aanaardingen boven op de gebouwen en de wallen zijn goed bewaard. Het driehoekige redan met de enige toegangsweg is nu als parking in gebruik.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. 2019: Fort van Duffel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/311838 (geraadpleegd op ).
Het spoorwegfort is een fort uit de 19de eeuw, gelegen in het zuiden van de gemeente Duffel, op de grens met Sint-Katelijne-Waver en in de onmiddellijke nabijheid van de spoorweglijn van Brussel naar Antwerpen.
De bouw van het versterking in Duffel start in 1886 en wordt voltooid in 1888. Ze vervolledigt het bruggenhoofdfort Walem en is vooral bedoeld ter versterking van de Rupel-Netelijn en om de belangrijke spoorweglijn Brussel-Antwerpen te verdedigen.
Aanvankelijk is het een versterking met aarden wal, omringd door een natte gracht. Ze wordt verdedigd door infanterie met schietbanket op een rondeweg (een weg langs de volledige binnenzijde van de gracht, vertrekkend aan beide kanten van de ingang). De wallen zijn voorzien van een walgang voor het plaatsen van kanonnen.
De artillerie kende in de bouwperiode belangrijke ontwikkelingen met als gevolg dat de kanonnen niet meer op de wallen maar onder pantsering dienen geplaatst te worden. Daarom wordt de spoorwegschans in 1894 omgebouwd tot een pantserfortje met kanonnen onder koepels en in kazematten. De nieuwe constructies waren volledig van beton. Van dan af spreekt men over het spoorwegfortje.
Met de wet van 1906 wordt het spoorwegfortje herleid tot een tussenwerk voor het flankeren (zijdelings bevuren) van het interval tussen de forten van Walem en van Sint-Katelijne-Waver. Tijdens de Duitse belegering van de Versterkte stelling Antwerpen in september-oktober 1914 was het spoorwegfortje het enige vestingwerk op de zuidelijke Nete-oever dat pas op 3 oktober door de vijand werd ingenomen, nadat de fortcommandant zijn geschut had laten ontploffen.
Na de Eerste Wereldoorlog verliest het fortje zijn betekenis als verdedigingswerk en wordt het niet herbewapend. Van 1925 tot 1972 wonen er militaire huisbewaarders, waarna het in particulier bezit komt en meer dan dertig jaar aan zijn lot wordt overgelaten. Sinds 2009 is Kempens Landschap vzw de eigenaar van het spoorwegfort.
Het fort bestaat uit een hoog opgebouwde heuvel en een uitgegraven fortgracht. Er zijn twee grote gebouwen: het keelfrontgebouw en de kazerne met ertussen een smal onoverdekt gekasseid binnenplein. Op de naar de vijand gerichte zijde van de hoofdwal bevinden zich drie holtraversen (berg- en schuilplaatsen voor kanonnen en munitie en bescherming tegen zijdelingse beschieting). De linkse en rechtse holtraversen staan via een trap in verbinding met een rondlopende bakstenen gang naar de beide zijden van het keelfront.
Het keelfront, de kazerne en de holtraversen hebben bakstenen muren met gewelven uit ongewapend beton, de rondlopende gang was aanvankelijk enkel uit baksteen opgetrokken, maar kreeg in 1894 een betondekking. In hetzelfde jaar werden de betonnen kazematten links en rechts van de ingang gebouwd, de kazematten en de koepels werden in 1914 door de fortcommandant tot ontploffing gebracht.
In het keelfront bevindt zich de ingangsportiek met poort en hekken overgaande in een centrale gang met lokalen links en rechts die onderling met elkaar verbonden zijn, de gang loopt uit op het haakse hoofdgebouw waarvan de vierkante vertrekken uitgeven op het binnenplein. Ook de lokalen van het kazernegebouw en de omlopende gang geven uit op het binnenplein.
Kort na de Eerste Wereldoorlog werd er op het fort en buiten de vestinggracht hakhout aangeplant met bedoeling om vierjaarlijks het hout te verkopen. Op het fort zelf betrof het eikenbomen en buiten de vestinggracht els en acacia. De eiken (Quercus robur) die werden aangeplant op het fort zijn meer dan waarschijnlijk de knoteiken die we momenteel nog kunnen vinden op het glacis, en die ondertussen een prachtig habitus hebben ontwikkeld. Ook de els (Alnus glutinosa) en acacia (Robinia pseudoacacia) zijn momenteel nog als belangrijkste boomsoorten terug te vinden naast de vestinggracht en hebben omvangrijke hakhoutstoven ontwikkeld.
Auteurs: Steyaert, Rita; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Kennes H. 2015: Fort van Duffel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/169149 (geraadpleegd op ).
Fort, gebouwd in de periode 1886-1888, als "redoute du chemin de fer", ter versterking van de Rupel-Netelijn en de verdediging van de spoorlijn Brussel-Antwerpen. Het vervolledigt het bruggenhoofdfort Walem en werd gebouwd als een schans met onbestreken grachten en zonder koepels; de constructies waren van baksteen en beton. Bij aanpassingswerken in de periode 1889-1891 uitgerust met een draaikoepel en twee hefkoepels voor de nabije en grachtverdediging; het fort had geen caponnières en de nieuwe constructies waren volledig van beton. Na de algemene uitbreiding van de Vesting Antwerpen in 1908 werd het zogenaamd "spoorwegfortje" tot tussenwerk gedeclasseerd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar beschadigd; naderhand ontmanteld en verkocht aan particulieren in 1972; de gracht werd gebruikt als visvijver en een deel van de wallen werd afgegraven. Heden in vrij vervallen toestand.
Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 1997: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kantons Duffel - Heist-op-den-Berg, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 1997: Fort van Duffel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/2671 (geraadpleegd op ).