Dit ensemble van twee burgerhuizen met eerder klassieke rechthoekige, getoogde muuropeningen in combinatie met uitgesproken versieringen in art-nouveaustijl, werd in 1907 ontworpen door architect Urbain Crommen (Gent). De opdrachtgever was Jozef Codron-Terryn, die in de Mirystraat 19 in Gent woonde. De woningen vertonen gelijkenissen met het ensemble op de hoek van de Bouwmeestersstraat nummer 64-66 met de Scheldestraat nummer 66.
De architect heeft in de wijk voor verschillende ontwerpen ingestaan. Voorbeelden hiervan bevinden zich in de Bouwmeestersstraat (nummers 19-21, 29, 31 en 57) en in de Scheldestraat (nummers 95 en 107-113). Deze woningen, die tussen 1906 en 1909 gebouwd werden, worden gekenmerkt door een uitgewerkte detaillering van de decoratieve elementen in de gevel. Het oeuvre van Urbain Crommen bevat hoofdzakelijk decoratieve eclectische woningen met verwijzingen naar de art-nouveaustijl. In deze wijk getuigen de ontwerpen van een overgangsfase, waarbij nog vastgehouden wordt aan de traditionele gevelindeling maar tegelijkertijd al geëxperimenteerd wordt met decoratieve elementen uit de art nouveau. Van zijn hand is verder ook het ontwerp uit 1909 voor zijn eigen woning in de Prinses Clementinalaan nummer 20 in Gent. Na dit project kreeg hij een aantal belangrijke opdrachten, waaronder de statige burgerhuizen in de Tentoonstellingslaan in Gent (nummers 34 en 95).
Dit gedeelte van de Scheldestraat wordt gekenmerkt door een bebouwing van begin-20ste-eeuwse rijwoningen van overwegend drie bouwlagen. Het ensemble sluit qua volumewerking aan bij het straatbeeld, maar contrasteert door de progressieve stijl en de opmerkelijke in de bepleistering uitgewerkte art-nouveaugetinte gevelversieringen.
Het samenstel bestaat uit twee identieke gespiegelde woningen van drie bouwlagen onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De lijstgevels, op een lage gecementeerde plint, zijn afgewerkt met een bepleistering met ruw oppervlak en worden bovenaan afgelijnd door een kroonlijst met een recente omkasting in kunststof. Over het gehele gevelvlak komen verschillende gestileerde art-nouveaugetinte versieringen in de bepleistering voor. Deze zijn toegepast in de spaarvelden en omlijstingen rond de vensters, in de verbredende en versmallende pseudo-pilasters en in de geometrische ornamenten die aangebracht zijn op of uitgespaard zijn in het pleisterwerk.
De gelijkvloerse verdiepingen zijn ingedeeld in telkens twee traveeën met rechthoekige gevelopeningen gevat in een geometrische omlijsting onder een doorlopende kroonlijst. De gekoppelde voordeuren, waarvan de linkse oorspronkelijk is, situeren zich in het midden van de gevel. Deze voordeur aan een bordes van twee hardstenen afgeronde treden behield haar verzorgd art-nouveauschrijnwerk met deurlicht, siersmeedwerk en bovenlicht. Aan weerszijden van de voordeuren is er een rechthoekig venster met horizontale inkepingen in de borstwering boven een hardstenen cordon. De bovenverdiepingen zijn symmetrisch uitgewerkt met één centrale travee, waarbij op de eerste verdieping een getoogd venster aanwezig is en waarbij de tweede verdieping verlicht wordt door een vierkant venster.
De ontwerper gaf ondanks het progressieve geveluitzicht de woningen toch een traditionele identieke gespiegelde enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men in elke woning de smalle inkomhal met bordestrap achteraan. Naast de gang is er een salon aan de straatzijde dat in verbinding staat met een eetkamer. In het verlengde van de traphal, naast de koer, was er volgens de bouwplannen van 1907 bij beide woningen nog een smallere lage aanbouw voorzien waarin een bergruimte, keuken, schotelhuis en toilet ingericht werd. Van de bovenliggende verdiepingen zijn geen plattegronden beschikbaar, er kan van uitgegaan worden dat zich hier de slaapkamers bevonden. Verder zijn de woningen deels onderkelderd.
Auteurs: De Caluwé, Carlo; Janssens, Karolien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Caluwé C. & Janssens K. 2019: Burgerhuizen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/361026 (geraadpleegd op ).
Twee gekoppelde enkelhuizen van ieder één travee en drie bouwlagen, onder zadeldak, uit eerste kwart 20ste eeuw. Witbepleisterde lijstgevel met vrij klassieke rechthoekige en getoogde muuropeningen, doch met een uitgesproken art-nouveaukarakter. Toepassing van spaarvelden en omlijstingen rond de vensters, verbredende en versmallende pseudo-pilasters en geometrische ornamenten aangebracht op of uitgespaard in het pleisterwerk.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nd, Brussel - Gent.
Auteurs: Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. 1983: Burgerhuizen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/26818 (geraadpleegd op ).