Stenen beltmolen met doorgang, opgetrokken vóór 1818. De windmolen is eerst gebruikt als oliemolen, later ook als graanmolen. Ook het gekasseid molenerf met de molenaarswoning, stallen en wagenhuis zijn (aangepast) bewaard.
De molenaarssite is gelegen op de hoek met de huidige Tramstraat. Op het westelijke deel van het terrein staat de windmolen, met ten oosten ervan de voormalige molenaarswoning, ten zuidoosten de stallen en het wagenhuis.
De molen werd gebouwd vóór 1818 als oliemolen (lijnolie). De oliemolen werd vanaf 1922 uitgebaat door de familie Sonneville, vandaar de benaming Molen Sonneville. Het is niet duidelijk vanaf wanneer er met windkracht ook graan gemalen werd. Tot in 1932 werd er met windkracht gemalen. Op dat moment was de olieslagerij wellicht niet meer in gebruik. In 1943 werd op het gelijkvloerse niveau een mechanische maalderij geplaatst. De toen nog aanwezige olieslagerij werd hierbij deels ontmanteld. De maalderij, intussen elektrisch aangedreven, werd in 1963 stilgelegd.
De molen werd gerestaureerd in 1971-1972 met vernieuwing van de kap, ramen en deuren, met toevoeging van luiken en met het herstel van de molenromp. Er werden twee verzinkte Verhaegheroeden geplaatst, naar verluidt de laatste roeden die deze firma maakte. Toen werden ook de betonnen sokkels aangebracht waarop de moerbalken rusten. De zetelkap werd aangepast. Er werden 36 olmen rollen toegevoegd in een poging om het kruien eenvoudiger te maken. De molentechnische uitrusting werd grotendeels ontmanteld.
Een plan tot draaivaardige restauratie uit 1992 door architect Paul Gevers is nooit uitgevoerd. In februari 2008 werden enkele herstellingen uitgevoerd, waaronder het aanbrengen van askopwiggen, het optrekken van de vangbalk en zwambestrijding. In 2015 werden enkele interieurwerken uitgevoerd, waaronder het zandstralen van de binnenmuren en de ondersteuning van de houten vloerroosteringen. In 2019 werden de wieken weggenomen, als voorbereiding op de geplande restauratie naar ontwerp van Sabine Okkerse.
Bergmolen met deels begroeide en deels gemetselde belt, waartegen bakstenen bijgebouwen onder lessenaarsdak uit rode dakpannen zijn aangebouwd. De dakrand van de belt is afgewerkt met rode dakpannen. De inrijpoort in de belt ligt aan zuidoostelijke zijde.
De conische molenromp is opgetrokken in rood baksteenmetselwerk met getoogde muuropeningen onder rollagen. Er zijn twee toegangsdeuren naar de belt, op de meelzolder zijn er twee ramen, op de steenzolder drie en op de luizolder één. Twee lage ramen brengen licht op het gelijkvloers. Het betreft houten schrijnwerk met roedeverdeling. De muuropeningen op het niveau van de meelzolder zijn voorzien van luiken. Boven de ingang is een nis uitgewerkt in rode en gesmoorde papensteentjes, waarin een beeld staat van Onze-Lieve-Vrouw met kind. Net onder de kap zitten er steigergaten.
Het gevlucht van ongeveer 25 meter, in 2019 verwijderd omwille van een geplande restauratie, is uitgevoerd met geklonken roeden (firma Verhaeghe) en traditioneel Vlaams hekwerk met windplanken en voorzoom. De askop is in gietijzer uitgevoerd.
De molenkap, grotendeels vernieuwd naar oorspronkelijke vorm tijdens de restauratie in 1971, is bedekt met natuurleien op een bebording met planken uit naaldhout. De voor- en achterkeuveleinde zijn met leien afgewerkt. Aan weerszijden van de askop zijn er met zink beklede luiken. De eiken kapconstructie is samengesteld uit drie spanten, die tussen de gewone dakkepers staan. De dakkepers en spanten steunen op een ringbalk of spantring, die via straalsgewijze roosterhouten verbonden is aan de daklijsten of voeghouten.
De zetel, berries, stijlen en gietijzeren ringen van het oorspronkelijk zetelkruiwerk werden in 1971 deels vernieuwd. Onder de kap werd een paternosterring met 36 olmen rollen toegevoegd. Door middel van schoren is de staart opgehangen aan de lange en korte spruit. Het kruiwerk onderaan de staart is deels bewaard, evenals restanten van de gietijzeren tandwielen. De gietijzeren kruiringen, waaraan de kruiketting kon worden vastgemaakt, zijn ingewerkt in het plat dak van de bijgebouwen en in de molenromp.
In de doorgang doorheen de belt onder bakstenen tongewelf is een gedenksteen terug te vinden ter herinnering aan de restauratie in 1971-1972. De vloerconstructies van de meel-, steen-, lui- en kapzolder zijn opgebouwd uit moer- en kinderbalken, waarop plankenvloeren liggen. In de vloeren van de meel- en steenzolder zitten luiluiken. Tussen de verschillende zolders zitten open trappen, voorzien van een eenvoudige houten leuning.
Op het gelijkvloerse niveau is een mechanische maalderij geïnstalleerd, bestaande uit een steenkoppel uit natuursteen, een steenkoppel uit kunststeen en een haverpletter. De machines hebben een onderaandrijving, met verticale aandrijfassen en gietijzeren wielen met houten kammen en een horizontale aandrijfas met gietijzeren wielen met gietijzeren kammen.
Bij de restauratie in 1971-1972 werden het gevlucht, de molenas, het vangwiel, de molenvang en het kruiwerk vernieuwd of hersteld. De koning werd onderaan afgezaagd. Overige elementen van de molentechnische uitrusting, zoals luiwerk, steenkoppel of lichtwerk zijn deels bewaard.
De molenaarswoning ten zuidoosten van de molen is een in oorsprong dubbelhuis van vijf traveeën met één bouwlaag onder zadeldak (mechanische pannen, nok loodrecht op de straat), minstens opklimmend tot het begin 19de eeuw. In 1847 werd een linker travee toegevoegd. Hiertegen is een vernieuwd bakstenen parement aangebracht. De woning wordt gekenmerkt door rechthoekig beluikte vensters met arduinen lekdrempels, een rechthoekige deur in vlakke arduinen omlijsting, een verankerde bakstenen zij- en achtergevel op gepikte plint, een getoogde achterdeur en een getralied venster.
Ten zuidoosten staan er lagere stallen met verankerde gevels en afdekkend zadeldak (Vlaamse pannen, nok parallel met de straat). Onder een overstekend dakschild steekt een rechthoekige poort. Ten zuiden hiervan staat het karrenhuis met verankerde gevels onder zadeldak (nok loodrecht op de straat, leipannen) met onder meer ruime rechthoekige poorten onder houten latei en aflijnende getrapte daklijst en met klimmende dakkapel in de erfgevel.
Er gebeurden aanpassingen en toevoegingen aan het molenaarshuis, de stallen en het wagenhuis, in functie van de inrichting tot horecazaak.
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Chris
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert C. 2020: Molen Sonneville met molenaarswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359451 (geraadpleegd op ).
Stenen oliewindmolen, later ook graanmolen met molenaarshuis gelegen op de hoek met de huidige Tramstraat. Beltmolen ten westen van het terrein, ten oosten ervoor ruim gekasseid erf omsloten door het molenaarshuis ten noorden, stallen ten oosten (nok parallel met de straat) en koetshuis ten zuiden (nok loodrecht op de straat). Toegang via een ijzeren hek tussen laatstgenoemde gebouwen.
Molen gebouwd circa 1700 als oliewindmolen (lijnolie), later graanmolen gedeeltelijk met wind- en dieselkracht aangedreven en van 1945 tot 1965 uitsluitend met elektrische drijfkracht in werking gesteld. Grondig gerestaureerd in 1971-1972 met vernieuwing van de kap, wieken, raderwerk, ramen en deuren en hervoegen van het metselwerk. Heden niet meer maalvaardig daar een groot deel van de binnenuitrusting verloren ging.
Huidige beltmolen met 19de-eeuws voorkomen, met deels gemetselde en deels begroeide teelt. Conische bakstenen romp met getoogde muuropeningen onder waterlijst, ramen met metalen roedeverdeling. Bekronende gebroken kap (leien) met vooraan het molenkruis met twee stalen roeden en houten windplanken en achteraan een gesloten keuveleinde met houten zwepen en spruiten. Staart zonder kruiwerk. Gemetseld gedeelte van de teelt met centrale getoogde poort, rechthoekige deur en getoogd beluikt venstertje. Links en rechts, haakse aanbouwsels onder lessenaarsdak. Trap op overgang van begroeid en gemetseld gedeelte.
Interieur met frontaal opgestelde maalstoel.
Molenaarshuis ten noorden, voor de molen: oorspronkelijk dubbelhuis van vijf traveeën met één bouwlaag en zadeldak (mechanische pannen, nok loodrecht op de straat), minstens opklimmend tot begin 19de eeuw, in 1847 met toevoeging van linker travee, heden met vernieuwd bakstenen parement. Rechthoekig beluikte vensters met arduinen lekdrempels. Rechthoekige deur in vlakke arduinen omlijsting. Verankerde, gewitte bakstenen zij- en achtergevel op gepikte plint. Getoogde achterdeur en links getralied venster.
Lagere stallen ten oosten met verankerde gewitte gevels op gepikte plint. Afdekkend zadeldak (Vlaamse pannen, nok parallel met de straat). Rechthoekige poort onder overstekend dakschild. Ten zuiden, karrenhuis met verankerde gewitte gevels onder zadeldak (nok loodrecht op de straat, leipannen) met onder meer ruime rechthoekige poorten onder houten latei; aflijnende getrapte daklijst. Klimmende dakkapel in de erfgevel.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nd, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. 1983: Molen Sonneville met molenaarswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/26968 (geraadpleegd op ).