De Kaasstrooimolen is een vroeg 17de-eeuwse houten korenwindmolen van het type standaardmolen met gesloten voet.
De windmolen, gelegen op de hoek met de Peerdekerkhofstraat, nabij de grens met Hulshout, is de enige resterende houten molen in het arrondissement Mechelen en de enige getuige van de 15 windmolens van Heist-op-den-Berg. Het is ook één van de oudste molens in het Land van Heist. De oudste vermelding van de Bruggeneindse molen dateert van 1418. In 1474 was de molen eigendom van ridder Pot, in 1468 van de Heer van Wezemael en in 1587 van de toenmalige Heer van Heist. In 1611-1612 werd de bestaande molen vervangen door een nieuwe standaardmolen, een eindje verwijderd van de locatie van de vroegere molen. Deze molen werd gebouwd door een zekere meester Jan uit ‘s Hertogenbosch. Deze molen diende even groot, breed en hoog te zijn als de vorige, met één steenkoppel (maar mogelijkheid voor de plaatsing van een tweede), een bedekking van de kas en de kap met eiken planken en roeden met zomen en hekscheden, zoals in ’s Hertogenbosch. De naam Kaasstrooimolen dateert waarschijnlijk uit deze tijd en verwijst naar het buntgras dat in deze streek groeide en dat ook Kaasstrooi werd genoemd. In 1778 werd een nieuw molenhuis gebouwd door meester-metser Ludovicus Blomme.
Circa 1830 was de molen in het bezit van de hertog d'Ursel, waarvan de nazaten de molen in 1890 verkochten aan Victor Van Bael. Zijn zoon Constant bleef met wind malen tot 1960. Al in 1955 werd de molen beschermd als monument en in 1978 kocht de gemeente de molen aan. Pas in 1988-1990 volgde een grondige maalvaardige restauratie door de molenmakers Caers uit Retie, naar ontwerp van architect Paul Gevers uit Kasterlee, in samenwerking met E. Spiessens. In 2000 werd vlakbij de molen de Pandoerenhoeve gebouwd, een lemen langgevelhoevetje uit 1624, afkomstig van de Pandoerenhoek in Schriek. In 2012 werden nieuwe houten roeden gestoken en een nieuwe staart door Dirk Peusens uit Merelbeke.
De Kaasstrooimolen is een maalvaardige Kempische houten staak- of standaardmolen met een zadeldak (leien) en gesloten voet, en behoort tot de oudste molentypes die in ons land voorkomen. De gesloten voet is een octogonale bakstenen constructie. De verankering bestaat uit vier teerlingen waarop twee horizontale balken rusten; hierop bevinden zich acht schuine schoorbalken (steekbanden) die het gewicht van de bovenbouw dragen. Typisch voor de Kempische staakmolens is de steile helling van de steekbanden. Door het snijpunt van de ankerbalken loopt een verticale, eiken molenstaak, waaromheen het houten molenhuis met twee niveaus (steenzolder en maalzolder) is gebouwd. Bij de trap bevindt zich het kruiwiel waarmee de wieken loodrecht op de wind worden gericht voor een maximale windvang. De constructie van de molenkas bevat verschillende inscripties, onder andere op de schuine weegbanden. Aan de buitenzijde is de molenkas bekleed met witgeschilderde beplanking voor de zijwegen en de voorweeg. De stormweeg is bekleed met houten schaliën (vroeger gepotdekselde planken wat typisch is voor de Kempische standaardmolens). Het gevlucht bestaat uit houten pestelroeden van 24 meter, de inrichting uit twee steenkoppels.
De in 2000 heropgebouwde Pandoerenhoeve is een langgestrekte hoeve van één bouwlaag onder een afgewolfd zadeldak en bestaat uit een leem- en vakwerkconstructie op bakstenen stoel met eenvoudige rechthoekige gevelopeningen.
- DIRIKEN P. 1994: Geogids Heist-op-den-Berg, s.l., 39.
- HOEBEN R. 1990: Portret van een draaiende molen, Natuur- en Stedeschoon 59.3, 12-14.
- KENNES H. & STEYAERT R. 1997: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kantons Duffel - Heist-op-den-Berg, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13N4, Brussel - Turnhout.