De "Thomaesmolen" of later ook "Bekemolen" is een bakstenen korenwindmolen gelegen in het noordoosten van Mullem, een deelgemeente van Oudenaarde. Bij de molenaarswoning en de voormalige spaarvijver, die gevoed wordt door de Molenbeek, hoort ook een eeuwenoude watermolen. De oorsprong van die olie- en graanwatermolen gaat terug tot de 13de eeuw. Toen was er al een molen verbonden aan de heerlijkheid “De Boeverije” die in het bezit was van de heren van Mullem. Het gebouw werd in 1954 gesloopt doch het waterrad en een deel van het sluiswerk bleef bewaard. De molen bleef in het bezit van de heerlijkheid tot in de 18de eeuw.
Molenaar Emiel Thomaes-Walraet bouwde in 1903 de stenen stellingmolen op grond van Achille Van der Straeten met een erfpacht van 50 jaar. De molen is daardoor één van de jongste van het land. Voor de inrichting van de molen gebruikte hij materiaal van andere molens zoals de Plaetsemolen uit Knesselaere, een houten staakmolen die in 1892 gesloopt was. De molen bleef in werking tot het einde van de jaren 1940. Er volgden restauratiecampagnes in 1954 en in 1968-1969 door architect E. Verbeurght. Vanaf 2002 startte een nieuwe restauratie die echter vroegtijdig werd afgebroken.
De slanke romp van de ronde witgeschilderde stellingmolen heeft een basis van 7,5 meter diameter en hoogte van 17 meter onder een typische Oost-Vlaamse afgewolfde kap met leien. De molen telt 5 niveaus met boven de gelijkvloerse verdieping, de stapelzolder, meelzolder, steenzolder, luizolder en kapzolder. De gelijkvloerse verdieping is toegankelijk via een getoogde inrijpoort. Ter hoogte van de smeedijzeren stelling zijn twee getoogde toegangsdeuren. Hogerop nog enkele getoogde vensteropeningen. Net onder de kap zijn de stellinggaten zichtbaar. De moerbalken op de luizolder, waarvan op één van de balken het jaartal 1877 gebeiteld is, zijn hergebruikte steenlijsten van de gedemonteerde Plaetsemolen. Het kruiwerk op ijzeren flenswielen is volgens het onderzoek van Denewth en Holemans van de molenmakers Baerdeman uit Velzeke. Bij de restauratie in 1968 werd het oorspronkelijke geklinknagelde Verhaeghe-gevlucht uit 1903 vervangen door een stalen gelast roedenstelsel met een vlucht van 24 meter. De askop werd gegoten door de firma Van Aerschot uit Herentals.
Ten zuidwesten van de molen ligt het molenhof dat gebouwd werd rond 1860 en einde 1890 verbouwd werd. In 1950 werd het als landhuis heropgebouwd in opdracht van de toenmalige burgemeester A. Vanderstraeten. Het witgeschilderde bakstenen gebouw van één bouwlaag onder zadeldak met pannen staat met de nok dwars ten opzichte van de straat. De gevel wordt gekenmerkt door de tandlijst met dropmotief, rechthoekige muuropeningen met luiken en een gepikte plint. In het dak zijn verscheidene dakkapellen en een klokkentorentje gemaakt. Dwars op de lange gevel staat het vooruitspringend ingangsgedeelte met verankerde puntgevel. Boven de voordeur en het venster op de gelijkvloerse verdieping is er een rechthoekig venster met blind boogveld waarin een cartouche prijkt met het jaartal 1764.
- BAUTERS P. 1985: Eeuwen onder wind en wolken. Windmolens in Oost-Vlaanderen, Gent, 283-287.
- BOGAERT C., LANCLUS K., TACK A. & VERBEECK M. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15N1, Brussel - Turnhout.
- S.N. 1962-1963: Inventaris van de wind- en watermolens in de Provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het archief van het kadaster, Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen, Tweede band, 2, 12-13.
- VANDEPUTTE J. 1974: De molens van het arrondissement Oudenaarde, Uit hun geschiedenis, Oudenaarde, 206-210.
- VER ELST A. 1977: De Belgische windmolens in beeld, Zaltbommel.