Het burgerhuis, opklimmend tot 1790, werd in het eerste kwart van de 20ste eeuw aangepast en uitgebreid tot klooster met pensionaat en weeshuis. Het deels door een taxushaag omgeven domein omvat onder meer de 20ste-eeuwse kloostertuin en hoogstamboomgaard.
De kern van het gebouwenbestand werd gebouwd circa 1790 (het perceel is op kabinetskaart van de Ferraris van 1770-1778 nog onbebouwd) door de voormalige griffier van de abdij van Beaulieu, de heer J.B. van Tieghem, zoon van notaris Van Tieghem van Waarmaarde-Avelgem. De abdij van Beaulieu, gesticht door Isabella van Namen, echtgenote van graaf Gewijde van Dampierre, in 1290 was ingeplant iets meer oostwaarts aan de oude Scheldemeander en werd in 1783 verbeurd verklaard en na 1789 deels gesloopt. In 1790 ook bouwde Judocus Clemmen, eerste katoenbaron van Gent en heer van Petegem, op de site van de nabijgelegen burcht het zogenaamde Oud Kasteel.
Volgens de primitieve legger van het kadaster van begin 19de eeuw was J.B. Van Tieghem, inmiddels ook notaris te Petegem en burgemeester van de gemeente van 1791 tot 1820, nog steeds eigenaar. Het primitieve kadasterplan toont een achterin gelegen rechthoekig gebouw met middenrisaliet en achteraan twee, in U-vorm ingeplante losstaande vleugels. Een hovenierswoning bevond zich achterin.
Nadien kwam het huis in handen van de familie Van Cauwenberghe door huwelijk van zijn dochter met Charles Louis Van Cauwenberghe, die op zijn beurt burgemeester van Petegem werd.
Tot het begin van de 20ste eeuw zijn verschillende Noord-Franse families als eigenaars gekend en bleef de plattegrond van de woning ongewijzigd. In 1905 is de heer Hecquet, gepensioneerd onderwijzer uit Tourcoing, als eigenaar opgegeven. Hij liet het gebouw vergroten tot klooster voor de zusters van Liefde van de congregatie van Sint-Vincentius a Paulo van Tourcoing. In een eerste fase werd het woonhuis verhoogd en werden aan de achterzijde twee haakse vleugels bijgebouwd. In 1907 werd ten westen in de voortuin, haaks op de straat, een indrukwekkende vleugel met kapel toegevoegd. Het hele complex werd ingericht als pensionaat voor jongens en meisjes en als weeshuis. De Franse kloosterorde had zijn toevlucht gezocht in Vlaanderen na de wet van minister Combes, gericht tegen de kloosterorden in Frankrijk. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog was het klooster in bezit van de religieuzen en hadden nog bijkomende vergrotingen plaats. De nieuwbouwvleugel aan de Scheldestraat liep echter zware beschadiging op bij beschietingen in november 1918. Na de opheffing van de wet Combes in 1919 verlieten de zusters de inmiddels als ‘Frans klooster’ gekende locatie in Petegem en keerden terug naar Tourcoing. In 1921 werd het complex aangekocht door de familie Valeer De Deken, toenmalig burgemeester van Petegem. De beschadigde oostelijke vleugel en een deel van de westvleugel achteraan werden gesloopt. In 1971 werd het domein opgesplitst en de westelijke kloostervleugel met kapel werd verkocht en later ingericht als dancing waarbij de kapel volledig ontmanteld werd. Op het moment van de bescherming (2003) staat dit gedeelte leeg.
Het woonhuis met oudere kern en 19de- en begin 20ste-eeuwse aanpassingen bleef qua structuur en aankleding grosso modo behouden, maar werd op verschillende plaatsen ook aangepast. Op de plaats van de oostelijke vleugel aan de Scheldestraat werd een nieuwbouw gerealiseerd. Ook de hovenierswoning in de tuin werd aangepast.
Het kloostercomplex is ingeplant op de zogenaamde ‘Defaute Cauter’, een open kouter ten noorden van de oude Schelde-arm, op de hoek met de Scheldestraat die leidt naar het ‘Oud kasteel’ van Petegem, de historische site van een omvangrijke Karolingische curtis en latere burcht van de heren van Petegem. Het ‘Nieuw kasteel’ met tot golfterrein omgevormd park bevindt zich ten oosten hiervan. De inplanting in een bocht van de Kortrijkstraat, de oude baan van Doornik naar Oudenaarde, op een hoger gelegen terrein aan een kruispunt van verschillende wegen ten zuiden van het gehucht Den Dries is zeer beeldbepalend in de omgeving. Het dorpscentrum van Petegem bevindt zich ten noorden van de site.
De in oorsprong eind 18de-eeuws woning was een kenmerkend onderkelderd dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen met gemarkeerd middenrisaliet van drie traveeën, vermoedelijk onder zadeldak en centraal driehoekig fronton. Bij de verbouwing tot klooster kreeg het gebouw zijn nog bewaarde vorm en uitzicht met een toegevoegde mansardeverdieping en geknik zadeldak, beraapt parement en omlijste witgeschilderde vensters. Het middenrisaliet werd gemarkeerd door gepleisterde hoekkettingen en bekroond door een driehoekig fronton met oculus. De centrale rechthoekige deur is gevat in een geprofileerde arduinen omlijsting en voorafgegaan door drie treden. De achtergevel toont nog duidelijk sporen van de verhoging met een derde bouwlaag en nieuwe vensters. Links bleef de in 1905 toegevoegde travee en één haakse travee van de kloostergevel behouden. Een gevelbrede glazen luifel op gietijzeren zuilen met fraaie gekruldijzeren schoorstukken die tevens de ervoor geplante oude wijnranken stutten, eveneens aangebracht begin 20ste eeuw, geeft de achtergevel een bijzondere charme.
Volgens de gangbare plattegrond van het dubbelhuis vormt de centrale gang de verbinding tussen de verschillende kamers links en rechts, toegankelijk via brede vouwdeuren met nog origineel sluitwerk en hengsels. Boven de deuren en op de wanden bleven muurschilderingen bewaard die oorspronkelijk kaderden in een rijkere decoratieve lambrisering. De supraportes in trompe l’oeil houtsculptuur met bloementuil en de ovale medaillons in imitatielijsten met voornamelijk landschapstaferelen, een herbergtafereel en het ‘Nieuw kasteel van Petegem’ dateren vermoedelijk van circa 1860. Achteraan rechts leidt een eind 18de-eeuwse bordestrap met uitgewerkte trappaal naar de bovenverdieping. Hier ook bleven enkele muurschilderingen met in trompe l’oeil geschilderde nissen met siervazen behouden.
De voorkamer rechts bezit nog een stucplafond met omlopende moulures en centrale gestucte balk en een gestucte schouwboezem met centrale rondboognis tussen dubbele gegroefde pilasters met voluutkapiteel en een fries met fijne arabesken, mogelijk nog daterend uit het einde van de 18de eeuw. De kleurrijke tapijttegelvloer werd in 1939 geplaatst ter vervanging van de plankenvloer. De kleine kamer achteraan rechts kreeg een nieuw plafond maar behield een 19de-eeuwse marmeren schouw met beschilderde boezem met guirlandes en bekronend portretmedaillon. De twee linker salons behielden de plankenvloeren en stucplafonds, marmeren schouwen met beschilderde boezems met fruitkorven en een dubbele verbindingsdeur met vergulde sjabloonbeschildering. De kelderverdieping bestaat uit drie gewelfde gewitte kelders, twee parallelle tongewelven loodrecht op de straat en één parallelle gang.
Het monumentale beraapte gebouw rechts van de woning, gebouwd voor het weeshuis in 1907, telt drie en een halve bouwlaag en zeven bij vier traveeën onder pannen schilddak. Lisenen en getoogde omlijste vensters ritmeren de verschillende wanden. Deze vleugel is nu toegankelijk via een deur in de straatgevel. Een nis op de middenpenant van de tweede verdieping was voorheen voorzien van een Sint-Vincentiusbeeld, patroonheilige van het klooster. Tegen de westgevel leunt een laagbouw aan van zes traveeën die dienst deed als kapel. Zes rondboogvensters doorbreken de zijgevel. Bij de inrichting als discount en latere discotheek verdwenen de binneninrichting en de glasramen. Van de vroegere westvleugel van het pensionaat resten nog drie traveeën.
De kwartcirkelvormige voortuin is afgesloten door een lage bakstenen muur en een haag van hoge groenblijvende coniferen. De achtertuin is aan de Scheldestraat volledig afgesloten door een imposante manshoge geschoren taxushaag, naar verluidt nog daterend uit de aanlegperiode van de site eind 18de eeuw. Aan de zuidwestzijde gaat ze over in een jongere haag van haagbeuk.
De tuin bevat nog elementen van de vroegere kloostertuin met centrale gekasseide weg en links en rechts grasparterres en sokkels voor heiligenbeelden. Op een kleine verhevenheid achteraan stond voorheen een beeld van Sint-Vincentius. Een vrij indrukwekkende kunstmatige heuvel, naar verluidt ontstaan na storting van de grond uit de kelderverdieping van de weeshuisvleugel van 1907, maakte oorspronkelijk ook deel uit van de kloostertuin met slingerend pad naar de top. Ten zuidwesten rest nog de aanpalende hoogstamboomgaard.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Tack, Anja
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Tack A. 2019: Frans klooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/179955 (geraadpleegd op ).
Nummer 56. Dubbelhuis van circa 1790 met oudere kern, gebouwd voor J.B. Van Tieghem, notaris te Waarmaarde en burgemeester van Petegem (1791-1820). Op 19de-eeuwse kaarten U-vormig geheel met dienstgebouwen, circa 1905 uitgebreid en naar gesloten U-vorm.
Van 1907 tot 1921 in het bezit van de zusters van Liefde uit Tourcoing (Frankrijk) en toen naar verluidt door Parijse architect verbouwd tot klooster, pensionaat en weeshuis "St.-Vincentius". Eind 1918 zwaar beschadigd. In 1921 verkocht en noord- en zuidvleugel door zware oorlogsschade geteisterd en gesloopt.
Ten noordwesten, dubbelhuis van circa 1790 met latere aanpassingen, vijf traveeën en twee bouwlagen onder geknikt zadeldak (pannen en leien, nok parallel aan de straat), met twee oeils-de-boeuf; hoger middenrisaliet onder driehoekig fronton met oculus. Beraapte gevel op gecementeerde plint met schijnvoegen; geblokte gecementeerde hoekbanden accentueren de middenpartij. Voorheen beluikte rechthoekige vensters met eiken ramen in gecementeerde omlijsting, geprofileerd voor de middenvensters, doorlopende hardstenen dorpel op tweede bouwlaag. Kleinere vensters op bovenverdieping. Centrale, in geprofileerde omlijsting gevatte rechthoekige deur met getraceerd decoratief bovenlicht. Linker zijgevel met lagere aanbouw onder plat dak en met beraapte gevels; van 1907 tot 1921 met ten noorden dwarse vleugel en zusterkapel. Achtergevel; vroeger van vijf traveeën en twee en een halve bouwlaag met gecementeerde hoekbanden en rechthoekige vensters. Nu zes traveeën en drie bouwlagen; bovenverdieping beraapt en benedenverdieping gecementeerd met schijnvoegen waartegen glazen luifel van 1907 met gietijzeren zuiltjes. Rechthoekige voorheen beluikte vensters op eerste twee bouwlagen en getoogd op derde bouwlaag met vernieuwde ramen. Ten zuiden, vleugel.
Interieur: gang met voorheen in houten lambrisering gevatte wandschilderingen, onder meer voorstelling van het kasteel, eiken trap met decoratief uitgewerkte trappaal, één kamer met antiquiserend beschilderde schouw en één met schouw met decoratief stucwerk. Keldergangen met tongewelven.
Ten westen, vroeger klooster van 1907, opvallend volume van drie en een halve bouwlaag met lisenen onder schilddak (pannen, nok loodrecht op straat).
Nummer 58. Rechts, tegen westvleugel lager aangebouwde vroegere kapel onder schilddak (pannen, nok loodrecht op straat), sedert 1978 uitgebaat als dancing. Beraapte gevels en gecementeerde vensteromlijstingen. Getoogde vensters, in zuidwestgevel met vernieuwde ramen, rechthoekige bovenvensters. Beeldnis op tweede bouwlaag van straatgevel, eertijds met beeld van Heilige Vincentius.
Bron: VERBEECK M. & TACK A. 1998: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Oudenaarde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Tack, Anja
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Tack A. 1998: Frans klooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/28213 (geraadpleegd op ).