De grote hoeve 'Ten Broecke' is een site met walgrachten, als foncier horend bij de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw. Het boerenhuis, gedateerd 1844, is representatief voor de midden 19de-eeuwse grote hoevebouw in de Vlaamse Ardennen, maar vertoont sporen van een veel oudere kern. Bij het huis staan imposante 19de-eeuwse bakstenen bedrijfsgebouwen, waaronder ook een watermolenhuis, gedateerd 1870, en vergezeld van een strekdam, woelkom, oude spaarvijver en sluizenstelsel aan de Molenbeek.
In de feodale tijd vormde Zulzeke met het aanliggende Kwaremont een heerlijkheid afhangend van het leenhof van Berchem en een achterleen van het Land van tussen Marke en Ronne. Administratief was het gebied ingedeeld bij de Kasselrij van het Land van Aalst. De heerlijkheden Ten Broecke en Ten Hove lagen in Zulzeke geënclaveerd.
Zulzeke telde niet minder dan vier watermolens waarvan nog constructieve overblijfselen bestaan. Drie ervan in het noordelijk deel van de gemeente hoorden bij een hoeve op een site met walgrachten teruggaand op een foncier (het gedeelte van een heerlijkheid dat bewoond en ontgonnen werd door de heer zelf) van een heerlijkheid, met name van het 'Goed ten Broecke' (waarvan de oudste vermeldingen dateert uit het derde kwart van de 16de eeuw), het 'Goet te Rubschiete' beide gelegen aan de Molenbeek, en van het 'Goed ten Hove' aan de Beiaardbeek.
In 1715 omvatte 'Ten Broecke' een omgrachte hofstede met brug over de walgracht. Bij het hof hoorde een watermolen die met andere bedrijfsgebouwen van de hoeve (schuur, stallen en wagenhuis) buiten de omgrachting gelegen waren. De configuratie van deze gebouwen en waterpartijen wijzigde grondig vanaf 1844. In die periode werd de enkelvoudige omgrachting deels gedempt met inkrimping van de ten zuidwesten gelegen molenvijver; de aanpassing van de waterpartij ging tevens gepaard met de verlegging en rechttrekking van het beektracé waardoor het erf ten zuidoosten van de woning verruimde voor de oprichting van nieuwe bedrijfsgebouwen. Naderhand verdwenen de oude bijgebouwen ten noordoosten buiten de omgrachting. De molenvijver werd sedert 1953 geleidelijk gedempt doch een goed merkbare inzinking van het terrein refereert nog duidelijk naar deze spaarvijver naast de hoeve die onder meer van belang was voor de constante watertoevoer naar de watermolen.
De hoeve genaamd 'Ten Broecke' en zijn bijhorende gelijknamige vroegere watermolen zijn gelegen aan de Molenbeek in het noordoosten van de gemeente Zulzeke.
Het huidige boerenerf wordt half omschreven door de Molenbeek; de knotwilgen die de oevers van de Molenbeek afboorden, werden in de jaren 1950 vervangen door een populierenrij die het boerenerf duidelijk aftekenen in het landschap. Aan de noodwestzijde van de hoeve, naast de brug over de Molenbeek verleent een voetgangerspoortje doorgang van de straat naar de woning via een axiaal bakstenen tuinpad; dit pad gaat terug op de enige toegang die het vroegere omgrachte woonverblijf bezat. Volgens een document is in 1715 melding van "...den woonhuyse... is staende een bewalde mote met eene brugghe over den wal". Het eenvoudige bakstenen gevelpoortje sluit links zijdelings aan bij de lage bakstenen brugleuning van de brug over de Molenbeek. Vlakbij aan de andere straatzijde, schuin tegenover het toegangspoortje staat het watermolenhuis. Verder leidt een gekasseide toegangsweg oostwaarts tot een tweede brug over de Molenbeek die de erftoegang vormt aan de oostzijde. Het grootste deel van het ruime erf waaraan de bedrijfsgebouwen en de woning palen, evenals voornoemde toegangsweg werden in de jaren 1950 met kasseien verhard. De centrale bloementuin van het gekasseide erf is aangelegd ter hoogte van de in 1972 gesloopte paardenput met aanpalende jongere voedersilo.
Het volledig onderkelderde alleenstaande boerenhuis kwam tot stand in 1844 door vergroting met verhoging en verbreding van een huis dat in 1729 deels gebouwd was op de kelders van een nog oudere woning (16de-17de eeuw). Resten van de kleinere woning van 1729 zijn onder meer bewaard in het opgaand metselwerk aan de straatzijde; ook de kleinere zijpuntgevel met vlechtingen in de noordoostelijke zijpuntgevel getuigt van de oudere kern. De woning is duidelijk op een terp gebouwd, hetgeen eveneens nog getuigt van zijn oude oorsprong.
Het betreft een dubbelhuis van het type boerenburgerhuis met de gangbare rechthoekige plattegrond, hier negen traveeën lang met anderhalve bouwlaag. Pannen vervangen de vroegere strobedekking van het zadeldak, op het achterdakschild sedert 1911 (jaartal 1911 in zwarte pannen gelegd aan de straatzijde), op het voordakschild (erfzijde) sinds 1935. Op de daknok ter hoogte van de deurtravee rest het ijzeren skelet van het klokkenstoeltje. De woning is opgetrokken uit baksteen verrijkt met hardstenen elementen.
Erfgevel en straatgevel zijn analoog uitgewerkte lijstgevels voorzien van rechthoekige benedenvensters met luiken op hardstenen lekdorpel, keldervensters met hardstenen latei en halfronde bovenvensters onder de aflijnende getrapte daklijst. Typerend voor de bouwperiode zijn beide neoclassicistische hardstenen deuromlijstingen gevormd door pilastervormige rechtstanden op neuten en afgedekt door een kroonlijst; beider bovenlicht bewaart een decoratieve geometrische tracering met centraal pijlmotief. De karakteristieke rij halfronde zoldervensters onder de daklijst vertonen afwisselend een pseudo-venster. De erfgevel bewaart twee buitenkeldertrappen met luik in beide uiterste traveeën: de linker verleent toegang tot de gewelfde bietenkelder, de rechter tot een gewelfde kelder met twee bakovens. Twee hardstenen gevelstenen, één aan weerszij van de deur in de erfgevel, vermelden het bouwjaar 1844 in een opschrift, de linker: "ANNO 1844/ PAGTER/ Joannes Ronse/Ontfanger van het/ bureel der kerk/ meesters dezer parochie"; de rechter: "ANNO 1844/ EYGENAER/ Mijnheer/ C Dekerchove/ De Denterghem/ Burgemeester der/ stad Gend. Lid van/ het Leopolds Order". In een recente periode werd de straatgevel gedecapeerd; de gevelsteen boven de deur in de straatgevel is verweerd. Houtwerk van de vensters werd vervangen.
Binnenshuis leidt een keldertrap met natuurstenen treden naar drie van de vijf overwelfde kelderruimten: één grote kelder en twee parallelle smallere kelders met een getralied venster in hun scheidingsmuur. In de vroeger zogenaamde 'beste kamer' bleef de traditionele rode vierkante tegelvloer behouden; de schouwboezem is verrijkt met neoclassicistische stucdecoratie typerend voor burgerlijke interieurs uit het midden van de 19de eeuw. De grote woonkamer (met in 1844 afgescheiden gang) behield de karakteristieke brede open haard van gesinterde bakstenen waarvan de fraaie ingewerkte haardplaat voorzien is van het jaartal 1622. Haardbalk met geprofileerde bordenlijst. Kenmerkend voor de regio is het ingemaakte tweedeurskastje als vast element van de uitrusting van de keuken-woonkamer. Een houten zoldertrap met kwartslag voert vanuit de gang naar de hoge en ruime zolder met een merkwaardig en indrukwekkend zoldergebinte.
De bakstenen bedrijfsgebouwen met pannen zadeldak vormen een imposant geheel bestaande uit twee grote haakse gebouwen van 1844.
Ten zuidoosten tegenover het boerenhuis staat de dubbele dwarsschuur met geïncorporeerde aardappelkelder tussen de deels gedichte wagenpoort en één van de twee brede korfbogige schuurpoorten. De trap (drie treden) achter de rechthoekige toegangsdeur verleent toegang tot de aardappelkelder met bakstenen gewelven rustend op bakstenen pijlers. Schuurpoorten en indrukwekkend schuurgebint bleven bewaard. De schuur werd deels tot koestal omgevormd sedert begin 20ste eeuw met toevoeging van troggewelven tussen ijzeren liggers.
Ten zuidwesten staat de bakstenen stalvleugel, centraal deel met overwelfde bakstenen aalkelder op bakstenen pijlers. Erfgevel onder brede dakoverstek voorzien van hoge korfboogpoort met doorrit. Paarden- en koeienstal sedert midden 20ste eeuw aangepast. Typische varkensstallen met voedergang onder troggewelven tussen ijzeren liggers; in beide dwarswanden van de varkensgang behouden staldeuren, voederluiken en lichtspleten; deze zijn bovenaan met geprofileerde bakstenen tot een schouderboogje uitgewerkt. Rechts zijdelings aanleunend braskot met hoge vierkante schoorsteen en binnenin met bewaarde haard, toegevoegd in tweede helft 19de eeuw.
Naast inwendige aanpassingen werden er sinds begin de jaren 1970 en vooral in de jaren 1980 nieuwe bedrijfsgebouwen toegevoegd, doch aansluitend tegen de achterzijde van de oude schuur en stallen waarbij de aanleg en het oorspronkelijk visueel van het binnenerf gerespecteerd bleef.
Ten noordwesten van de hoeve, aan de overzijde van de straat naast de brug over de Molenbeek en achter drie linden staand molenhuis van de vroegere watermolen 'Ten Broecke'. Reeds in 1574 was er melding van de watermolen bij het 'Hof ten Broecke'. In 1935 werd er voor het laatst met de watermolen gemalen.
Het betrof een watermolen van het bovenslagtype met twee steenkoppels; enkel het molengebouw met de strekdam en het sluiswerk zijn behouden. Het afzonderlijk rechthoekig gebouw is opvallend lager gelegen dan het straatniveau; het betreft een bakstenen constructie met zandstenen elementen. De watergevel op onderbouw met afbrokkelend natuurstenen parement bezit een rij cijferankers aan de basis van de puntgeveltop die voorheen het jaartal 1870 vormden (cijferanker 1 intussen verdwenen); wellicht verwijzend naar het jaar van heropbouw op dezelfde plaats of eerder verbouwing van de oudere watermolen. De twee kleine vensters van de watergevel komen volgens inwendige sporen voort van twee half gedichte brede houten bolkozijnen. In de voorpuntgevel is de afbrokkelende deuropening nog deels met zandstenen omlijst. Inwendig nog deels aanwezige balklaag.
De drie bijhorende linden die voor de nodige schaduw van het waterrad instonden en de bijhorende woelkom zijn cultuurlandschappelijke componenten die onafscheidbaar zijn van de watermolensite.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DO002263, hoeves
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Mertens J. 2004: Hof Ten Broecke [online], https://id.erfgoed.net/teksten/175823 (geraadpleegd op ).
Hoeve zogenaamd "Ten Broecke" en bijbehorende gelijknamige vroegere watermolen, gelegen aan de Molenbeek in het noord-oosten van de gemeente. Voormalige site met walgrachten en foncier van het "Goed ten Broecke", een heerlijkheid met drie justitiegraden, waarvan oudste vermelding in derde kwart 16de eeuw. In 1715 omvatte "Ten Broecke" een omgrachte hofstede met brug over de wal; naast een watermolen hoorde bij het hof ook een korenwindmolen, met andere hoevegebouwen (schuur, stallen en wagenhuis) buiten de wallen staande. Configuratie van deze gebouwen en waterpartijen, vanaf 1844 grondig gewijzigd: enkelvoudige omgrachting deels gedempt met ten zuidwesten sterk ingekrompen molenvijver, gepaard met verlegging van beektracé waardoor het erf ten zuidoosten van de woning verruimde voor de oprichting van nieuwe bedrijfsgebouwen; naderhand verdwenen de oude bijgebouwen ten noordoosten buiten de omgrachting. Aanvang demping van overblijvend deel van molenvijver in 1953; heden nog zichtbare inzinking van terrein.
Huidig boerenerf ten noorden en ten oosten omschreven door Molenbeek met oever afgeboord door populieren. Deels verhard erf met toegang aan de open oostzijde. Ten noordwesten, axiaal ten opzichte van boerenhuis, bakstenen toegangspoortje afgedekt door pannen zadeldakje. Volledig onderkelderde alleenstaande woning van 1844, vergroting met verhoging en verbreding van een huis gebouwd in 1729; laatstgenoemde deels op oudere kelders (16de-17de eeuw) en waarvan enige behouden kelderruimten aan de straatkantzijde. Opgaand metselwerk van de voorgaande kleinere woning uit tweede kwart 18de eeuw is wellicht bewaard in de straatgevel; ook sporen van een kleinere zijpuntgevel met vlechtingen in de noordoostelijke zijpuntgevel getuigen van de oudere kern. Dubbelhuis van negen traveeën en anderhalve bouwlaag, onder zadeldak; pannen in plaats van vroegere strobedekking, op achterdakschild sedert 1911 (confer jaartal 1911 in zwarte pannen gelegd), op voordakschild sinds 1935. Resten van ijzeren skelet van klokkenstoeltje op de daknok. Analoge straat- en erfgevel namelijk lijstgevel met beluikte rechthoekige benedenvensters op hardstenen lekdorpel, keldervensters met hardstenen latei en halfronde bovenvensters onder de getrapte daklijst. Een buitenkeldertrap met luiken in beide uiterste traveeën van de erfgevel, respectievelijke links toegang tot bietenkelder en rechts tot kelder met twee bakovens. Identieke neoclassicistische hardstenen deuromlijstingen gekenmerkt door pilastervormige rechtstanden op neuten onder latei met kroonlijst; zelfde bovenlicht in beide deuren met centraal pijlmotief in geometrische ijzeren tracering. Hardstenen gevelsteen aan weerszij van de erfgeveldeur met opschrift "ANNO 1844", links met vermelding van toenmalige pachter Joannes Ronse en rechts van de eigenaar en bouwheer C. de Kerchove de Denterghem uit Gent. Verweerde hardstenen gevelsteen boven deur in straatgevel.
Natuurstenen binnenkeldertrap verleent toegang tot drie van de vijf overwelfde huiskelders namelijk grote kelder en twee aansluitende smalle parallelle kelders met een getralied venster in hun scheidingsmuur. Behouden rode vierkante tegelvloer in de "beste kamer"; schouwboezem met neoclassicistische stucdecoratie typerend voor midden 19de eeuw. Woonkamer met brede open haard van gesinterde bakstenen; ingewerkte fraaie haardplaat voorzien van jaartal 1622.
Ten zuidoosten, lange bakstenen dubbele dwarsschuur met geïncorporeerde aardappelkelder onder pannen zadeldak, deels omgevormd tot stallen sinds begin 20ste eeuw. Drie korfboogpoorten in erfgevel waarvan links met gedichte boog. Ten zuidwesten, onderkelderde bakstenen stallen onder zadeldak (pannen); rechts toegevoegd braskot onder lessenaarsdak met hoge vierkante schoorsteen. Erfgevel onder brede dakoverstek.
Beide voornoemde bedrijfsvleugels in 20ste eeuw binnenin herhaaldelijk aangepast en achterwaarts uitgebreid; grootste toevoeging in 1992 door bouw van open rundveestal loodrecht achter de oude stallen.
Ten noordwesten, molenhuis van de watermolen "Ten Broecke" onder drie linden staand aan de andere straatzijde ter hoogte van het toegangspoortje tegenover het boerenhuis en achter brug over de Molenbeek. Reeds in 1574 was er melding van de watermolen bij het "Hof ten Broecke". Vroegere watermolen van het bovenslagtype met twee steenkoppels waarvan enkel nog het molenhuis en de strekdam rest. Afzonderlijk, rechthoekig en voornamelijk bakstenen gebouwtje onder pannen zadeldak. Watergevel op natuurstenen onderbouw en met cijferankers die vroeger het jaartal 1870 vormden (1 intussen verdwenen), op rij aan de basis van de puntgeveltop; mogelijk verwijzend naar jaar van heropbouw of verbouwing van de watermolen. Twee kleine vensters van watergevel, volgens inwendige sporen half gedichte brede houten bolkozijnen. Afbrokkelende toegangsdeur in de voorpuntgevel.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K., TACK A. & VERBEECK M. 1998: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Ronse, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke; Tack, Anja
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Lanclus K. & Verbeeck M. & Tack A. 1998: Hof Ten Broecke [online], https://id.erfgoed.net/teksten/28448 (geraadpleegd op ).