Twee diephuizen van respectievelijk drie + vijf en twee traveeën en twee bouwlagen onder aansluitende zadeldaken met verschillende nokhoogte (Vlaamse pannen); 17de-eeuwse kern. Oorspronkelijk één pand, doch sinds grondige restauratie van 1919 naar ontwerp van architect L. Goormachtigh (Brugge) onder meer opgesplitst in twee woningen.
Verankerde bakstenen trapgevels (8, 6 en 7 treden + topstuk). Gebruik van natuursteen voor toegevoegde lateien, lekdrempels, mascaronsluitstenen van de geblokte ontlastingsbogen en drielichtvensters. Rechthoekige openingen met afgeschuinde dagkanten. Dubbele deur onder rechthoekig bovenlicht met roedeverdeling. Topvenster onder gekoppelde ontlastingsboogjes gevat in een rondboognis, oorspronkelijk versierd met maaswerk, zie opmeting van bestaande toestand in 1919. Zijgevel van drie volumes, met bouwnaad tussen de eerste en de twee linke traveeën zonder verankerd gevelparement. Rechthoekige openingen per travee gevat in segmentboogvormige travee-nissen; afgeschuinde dagkanten. Boven benedenvensters, druppelvormige ontlastingsboog met open voeg. Dichtgemetseld venster onder ontlastingsboog. In eerste travee gevelsteen met basreliëf van Maria met Kind van beeldhouwer J. Franck.
Interieur. 18de-eeuwse schouw met rococostucwerk.
Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nummer 108/1919.
DEVLIEGHER L. 1975: De huizen van Brugge, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen 2-3, Tielt, 103.
Bron: GILTÉ S. & VANWALLEGHEM A. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Oudste kern, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nA, Brussel - Turnhout. Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)