Voormalig Kartuizerinnenklooster. Het klooster is fasegewijs gebouwd en uitgebreid en beslaat een ruime oppervlakte in de huidige Kartuizerinnenstraat en Oude Burg. Van 1575 tot 1783 klooster. Vervolgens opeenvolgende functies.
1575: aankopen van enkele huizen aan de Oude Burg en de “Ser Gillisdopstraat”.
1578: gedwongen verlaten van hun klooster “Sint-Anna-ter-Woestine“ - circa 1348 opgericht in Sint-Andries - onder het calvinistisch bewind en uit veiligheidsoverwegingen verhuizen de zusters naar de Brugse binnenstad.
1580: definitieve betrekking van hun eigendom in de "Ser Gillisdopstraat".
1607-1608: bouw van een deel van de pandgangen, op initiatief van priorin Catharina Anchemant, door meester-metselaar Lenaert Wittebroot en meester-timmerman Michiel Verbrugghe.
1611-1614: na de sloop van het "root casteel", een bouwvallig stadshuis, oprichting van een kerk opgetrokken door meester-metselaar Ghysbrecht Vleesch en meester-timmerman Jan Ponsseel. De kerk had een houten gewelf op laatgotische ribben en spitsboogvensters met gotisch traceerwerk.
1611-1634: aankoop van verschillende huizen aan de Oude Burg die vervolgens worden verhuurd en fungeerden als bufferzone en afscherming van de stadsdrukte. De ingangspoort bevond zich aan de Oude Burg, op de plaats van de toegang van het door het klooster ingepalmde Merseniersstraatje zie gevelbeeld (Oude Burg nummer 17).
1626-1629: onder het bestuur van Catharina De Clerck, voortzetting van het kloosterpand en bouw van de ontvangstkamers en het portiershuis door Lenaert Wittebroot.
1640-1650: bouw- en herstellingswerken in het klooster en in de huizen aan de Oude Burg. Vermoedelijk gaat het om de verdere voltooiing van de pandgangen en de kloostergebouwen.
1644-1646: plaatsen van glas-in-loodramen in een nieuwe pandgang.
1652-1653: leveren van een nieuwe klok voor het klokkentorentje op de kerk.
1668-1671: oprichting van een brouwerij met een rosmolen, een bakkerij en ziekenkamers.
1715-1716: aanpassing, door meester-metselaar F. Feijts, van de gotische spitsboogvensters van de kerk aan de heersende stijl: huidige sterk gerestaureerde steekboogvensters met natuurstenen omlijstingen, voorzien van glas-in-loodramen met ijzeren harnas. Het houten gewelf wordt vervangen door gemetselde en bepleisterde koepelgewelven. Het kerkinterieur krijgt een nieuwe opsmuk, onder meer lambriseringen, marmeren vloer, borduurwerk en zilverwerk.
1735-1736: bouw van een nieuwe vleugel aan de Dijver met vermoedelijk de reliekenzaal, de refter, de gastenkamer en de kapittelzaal.
Vanaf 1743: regelmatige herstellings- en verfraaiingswerken binnen en buiten het klooster.
1781-1782: marmeren en vergulden van de drie altaren.
1783: afschaffing van het klooster.
1785: bouwen van een bakoven ten behoeve van de bezettende militairen door meester- metselaar Feijts in de kamer van pater Vicaris.
1790-1796: terugkeer van de zusters.
1824: inrichting als instelling voor ongeneeslijke vrouwen door de Zusters van Liefde.
1892: herbestemming als kantoren en museum.
1893: voormalige kloosterkerk wordt gebruikt als militaire kapel.
1927: omvormen van de aangrenzende kloosterkerk tot oorlogsgedenkteken.
Voormalig klooster bestaande uit een zaalkerk palend aan de huidige Kartuizerinnenstraat, een kloosterpand waarvan nog twee pandgangen zijn bewaard en een vleugel aan de Reie. Bakstenen kloostergebouwen op een U-vormige plattegrond. Op het binnenplein staat een opmerkelijke treurbeuk (stamomtrek 2,65 meter).
Hoofdingang tot oostelijke pandgang. Verankerde bakstenen tuitgevel met gebruik van zandsteen schouderstukken. 17de-eeuws uitzicht met toevoeging in 1930 van een deuromlijsting van blauwe hardsteen afkomstig van Oude Burg nummer 4. Rechts van de ingang een rijk uitgewerkte gevelsteen van blauwe hardsteen afkomstig van de Berg van Barmhartigheid (Langerei nummer 7), een leenbank waar tegen lage rente of zelfs renteloos leningen konden worden afgesloten. Ronde en traanvormige oculi met glas-in-loodramen. Behouden deur met bovenlicht voorzien van een waaier Links van de ingang: een naamloos straatje afgesloten met een poortje en waar in de 15de eeuw een badstoof stond.
Binnenplaats met voornamelijk een 18de-eeuws karakter. Volgens het plan van 1784 oorspronkelijk gescheiden van de eigenlijke tuin door middel van een heden afgebroken kloostergang. In het oosten toegankelijk via een poortgebouw van vijf/vier traveeën breed en twee bouwlagen hoog onder een zadeldak bedekt met leien. Laats genoemde met verankerde bakstenen lijstgevel, de twee rechter traveeën zijn voorzien van een tuitgevel met een ronde oculus. Gebruik van zandsteen voor bolkozijnen. Drie pandgangen van telkens negen traveeën lang en twee bouwlagen hoog onder een zadeldak bedekt met leien. Op de begane grond geritmeerd door aangepaste tudorboogvensters met afgeschuinde dagkanten en rondboogramen met deels bewaard schrijnwerk uit de 19de eeuw. Op de tweede bouwlaag rechthoekige vensters met afgeschuinde dagkanten en ramen met kleine roedeverdeling.
De Reiegevels aan de Dijver bestaan uit verschillende volumes, telkens opgetrokken in een eigen stijl.
Rechts een verankerde bakstenen lijstgevel in neo-Brugse stijl van vijf traveeën breed en twee bouwlagen hoog onder een leien zadeldak. De gevel wordt verticaal geritmeerd door traveenissen gevat tussen gelede steunberen. De 2de en 4de travee worden verlengd in dakvensters met trapgevels en overhoekse traptop. Brugse travee. Spitsboogvensters in deze dakvensters. De gevel wordt ook horizontaal belijnd door een natuurstenen plint, een natuurstenen waterlijst die één geheel vormt met de aflopende onderdorpels. De gevel is opengewerkt met rechthoekige vensteropeningen kruisvensters gevat in een nis met afgeschuinde dagkanten Brugse travee. De ene nis is meer uitgewerkt dan de andere en wisselen elkaar af. De eerste, de derde en vijfde traveenis is voorzien van afgeschuinde dagkanten en drie spitsboognissen. De tweede en vierde nis is meer uitgewerkt en voorzien van sierlijk maaswerk en een natuurstenen cartouche. De traveenissen gaan over in een dakvenster met traptop en overhoeks geplaatst topstuk. Het dakvlak is doorbroken door pittoreske dakkapellen.
De linkertravee vormt een overgang tussen dit gebouw en een andere vleugel. Deze linkertravee is voorzien ven een torenuitbouw met een tentdak voorzien van een peerspits voorzien van een leien bedaking. Aan de Reie prijkt een uitgewerkte uitkragende erkeruitbouw voorzien van fraai maaswerk. Aansluitend bij dit volume bevindt zich een volume van twee bouwlagen hoog en twee traveeën breed onder een pannen schilddak. De twee traveeën kragen uit op een dubbel spitsboogfries met afgeschuinde dagkanten aanzettend op natuurstenen uitgewerkte consolestenen. Op de verdieping Brugse traveenissen type I aanzettend op natuurstenen basementen. De traveenissen zijn voorzien van rechthoekige muuropeningen onder een ontlastingsboog met opengewerkte voeg. De lijstgevel wordt bovenaan afgelijnd door een gekanteelde borstwering centraal doorbroken door een dakvenster met getrapte top en rechthoekig venster met natuurstenen bolkozijn in een spitsboogfries met afgeschuinde dagkanten. Imposante schoorsteenschacht versmallend naar boven toe. Rechthoekige kelderramen gevat in een korfboognis met afgeschuinde dagkanten.
Hierop aansluitend een volume van drie traveeën breed en drie bouwlagen hoog. De verdieping kraagt uit op een rondboogfries aanzettend op massieve pilasters. De gevel is opengewerkt met rechthoekige vensteropeningen. Op de verdiepingen gevat in een vlakke bepleisterde omlijsting met oren en sluitsteen. Kroonlijst met houten klossen. Behouden vensterschrijnwerk met kenmerkend schrijnwerk. Op de verhoogde begane grond kenmerkende kleine roedeverdeling met uitgewerkt kalf voorzien van een rocaille. Op de eerste verdieping grote roedeverdeling. Kelderraam en deur aan het water. Aan de Reie zijn alle muuropeningen voorzien van behouden schrijnwerk.
Pandgang met moer- en kinderbalken, balksleutels met een kwartrond profiel, verlicht door tudorboogvensters waarin 19de-eeuwse ramen. Raadzaal: interieur afkomstig uit het Magdalenagodshuis aan de Nieuwe Gentweg; gereconstrueerd in 1893. Schouw van witgeaderde grijze marmer; achterwand van gesinterde baksteen; schouwboezem met stucwerk bekroond met putti. Lambriseringen in imitatie eikenhout. Goudlederbehang: lange verticale banen met geschilderde decoratie van rijzende bloemtakken met enkele vogels. In de bovenzones portretten van de voogden. Enkele burelen bewaren zichtbare balklagen.
Voormalige kartuizerinnenkerk sinds 1893 militaire kapel. Eénbeukige kapel van zes traveeën en koor van één travee en driezijdige sluiting. Leien zadeldak eindigend bij eenvoudige bakstenen tuitgevel met klokkentorentje. Donkerrode baksteenbouw met aan de noordgevel zeven gedenkplaten met namen van de oorlogsslachtoffers; boven de niet oorspronkelijke natuurstenen ingang zit een gedenksteen met een verwijzing naar de vroegere en huidige functie. Bovenbouw geritmeerd door steekboogvensters; vlakke bepleisterde omlijsting met oren en neuten; glas-in-loodramen met ijzeren harnas; blinde vensters in de koorsluiting; ter hoogte van de eerste drie vensters onder de dakgoot twee rijen zogenaamd muizentandlijsten.
Bepleisterde en beschilderde ruimte onder Boheemse kappen tussen met cassetten verrijkte gordelbogen op consoles; trekankers. In drie westelijke traveeën, namen van drie belangrijke kartuizerheiligen met name Bruno, Hugo en Beatrix; aangebracht in stucwerk als centraal motief van de versierde gewelfvlakken. Zwart-wit marmeren bevloering. Onder het altaar, crypte naar ontwerp van architecten A. De Pauw (Brugge) en A. Dugardyn (Brugge) voor het oorlogsmonument opgevat als graftombe met gisant naar ontwerp van E.H. A. Nobels.
Mobilair. Het oorspronkelijk meubilair is verdwenen. Gemarmerd houten altaar in classicistisch altaar uit het vierde kwart van de 18de eeuw met rond tabernakel. Vermoedelijk aangepast toen crypte werd gebouwd. Eikenhouten preekstoel waarvan de kuip door een palmboom wordt ondersteund, laatst genoemde is versierd met de Heilige Lucas, de Heilige Johannes en de Goede Herder. Preekstoel vermoedelijk afkomstig van de Sint-Laurentiuskerk uit Antwerpen. Sint-Anna en Mariabeeld, de patroonheiligen van de kartuizerinnen.
Auteurs: Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Gilté S. 2022: Kartuizerinnenklooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393090 (geraadpleegd op ).
Het klooster is geleidelijk gebouwd en uitgebreid en beslaat een ruime oppervlakte in de huidige Kartuizerinnenstraat en Oude Burg. Van 1575 tot 1783 klooster. Vervolgens opeenvolgende functies. Thans administratie van het OCMW.
1575: aankopen van enkele huizen aan de Oude Burg en de Ser Gillisdopstraat. 1578: gedwongen verlaten van hun klooster Sint-Anna-ter-Woestine - circa 1348 opgericht in Sint-Andries - onder het calvinistisch bewind en uit veiligheidsoverwegingen verhuizing van de zusters binnen de stad Brugge.
1580: definitieve betrekking van hun eigendom in de "Ser Gillisdopstraat".
1607-1608: bouw van een deel van de pandgangen, op initiatief van priorin Catharina Anchemant, door meester-metselaar Lenaert Wittebroot en meester-timmerman Michiel Verbrugghe.
1611-1614: na de sloop van het "root casteel", een bouwvallig stadshuis, oprichting van een kerk opgetrokken door meester-metselaar Ghysbrecht Vleesch en meester-timmerman Jan Ponsseel. De kerk had een houten gewelf op laatgotische ribben en spitsboogvensters met gotisch traceerwerk.
1611-1634: aankoop van verscheidene huizen aan de Oude Burg die vervolgens worden verhuurd en fungeerden als bufferzone en afscherming van de stadsdrukte. De ingangspoort bevond zich aan de Oude Burg, op de plaats van de toegang van het door het klooster ingepalmde Merseniersstraatje, zie gevelbeeld (Oude Burg nummer 17).
1626-1629: onder het bestuur van Catharina De Clerck, voortzetting van het kloosterpand en bouw van de ontvangstkamers en het portiershuis door Lenaert Wittebroot.
1640-1650: bouw- en herstellingswerken in het klooster en in de huizen aan de Oude Burg. Vermoedelijk gaat het om de verdere voltooiing van de pandgangen en de kloostergebouwen.
1644-1646: plaatsen van glas-in-loodramen in een nieuwe pandgang. 1652-1653: leveren van een nieuwe klok voor het klokkentorentje op de kerk. 1668-1671: oprichting van een brouwerij met een rosmolen, een bakkerij en ziekenkamers. 1715-1716: aanpassing, door meester-metselaar F. Feijts, van de gotische spitsboogvensters van de kerk aan de heersende stijl: huidige sterk gerestaureerde steekboogvensters met natuurstenen omlijstingen, voorzien van glas-in-loodramen met ijzeren harnas. Het houten gewelf wordt vervangen door gemetselde en bepleisterde koepelgewelven. Het kerkinterieur krijgt een nieuwe opsmuk, onder emer lambriseringen, marmeren vloer, borduurwerk en zilverwerk.
1735-1736: bouw van een nieuwe vleugel aan de Dijver met vermoedelijk de reliekenzaal, de refter, de gastenkamer en de kapittelzaal.
Vanaf 1743: regelmatige herstellings- en verfraaiingswerken binnen en buiten het klooster.
1781-1782: marmeren en vergulden van de drie altaren. 1783: afschaffing van het klooster. 1785: bouwen van een bakoven ten behoeve van de bezettende militairen door meester- metselaar Feijts in de kamer van pater vicaris.
1790-1796: terugkeer van de zusters. 1824: inrichting als instelling voor ongeneeslijke vrouwen door de Zusters van Liefde.
1892: herbestemming als kantoren en museum. 1893: voormalige kloosterkerk wordt gebruikt als militaire kapel. 1927: omvormen van de aangrenzende kloosterkerk tot oorlogsgedenkteken.
Voormalig klooster bestaande uit een zaalkerk palend aan de huidige Kartuizerinnenstraat, een kloosterpand waarvan nog twee pandgangen zijn bewaard en een vleugel aan de Reie. Bakstenen kloostergebouwen op een U-vormige plattegrond.
Hoofdingang tot oostelijke pandgang. Verankerde bakstenen tuitgevel met gebruik van zandsteen voor afgeschuinde hoek met hoekblokken. 17de-eeuws uitzicht met toevoeging in 1930 van arduinen deuromlijsting afkomstig van Oude Burg nummer 4. Rechts van ingang een rijk uitgewerkte arduinen gevelsteen afkomstig van de Berg van Barmhartigheid (Langerei nummer 7), een leenbank waar tegen lage rente of zelfs renteloos leningen konden worden afgesloten. Ronde en traanvormige oculi met glas-in-loodramen. Links van ingang: een naamloos straatje afgesloten met een poortje en waar in de 15de eeuw een badstoof stond.
Binnenplaats met voornamelijk 18de-eeuws karakter. Volgens plan van 1784 oorspronkelijk gescheiden van de eigenlijke tuin door middel van heden afgebroken kloostergang. In het oosten toegankelijk via een poortgebouw van vijf/vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (leien). Laatst genoemde met verankerde bakstenen lijstgevel, twee rechter traveeën met tuitgevel voorzien van ronde oculus. Gebruik van zandsteen voor bolkozijnen. Drie pandgangen van telkens negen traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (leien). Op de begane grond geritmeerd door aangepaste tudorboogvensters met afgeschuinde dagkanten en rondboogramen met grosso modo bewaard 19de-eeuws houtwerk, op tweede bouwlaag rechthoekige vensters met afgeschuinde dagkanten en ramen met kleine roedeverdeling (208).
Reiegevels. Verankerde bakstenen lijstgevels van respectievelijk vier en twee traveeën, kelder en twee bouwlagen onder schilddak (Vlaamse pannen). Links: 18de-eeuws uitzicht doch oudere kern, zie kelder met gordelbogen op centrale pijler, sporen van rollaag en oudere muuropeningen. Bovenbouw aanzettend op drie korfbogen, links met toegang tot kelder en rechts betralied keldervenster. Rechthoekige vensters in vlakke omlijsting met afgeschuinde dagkanten; op de eerste bouwlaag ramen met kleine roedeverdeling met rocaillemotieven. Rechts: vernieuwd parement. Oude kern, zie tweebeukige kelder met gordelbogen en graatgewelven. Bovenbouw aanzettend op twee dubbele tudorboognissen met twee betraliede keldervensters. Brugse travee, type I, aanzettend op zandstenen basissen; rechthoekige vensters. Imposante schoorsteenschacht versmallend naar boven toe.
Interieur. Pandgang met moer- en kinderbalken, balksleutels met een kwartrond profiel, verlicht door tudorboogvensters waarin 19de-eeuwse ramen. Raadzaal: interieur afkomstig uit het Magdalenagodshuis aan de Nieuwe Gentweg; gereconstrueerd in 1893. Schouw van witgeaderde grijze marmer; achterwand van gesinterde baksteen; schouwboezem met stucwerk bekroond met putti. Lambriseringen in imitatie eikenhout. Goudlederbehang: lange verticale banen met geschilderde decoratie van rijzende bloemtakken met enkele vogels. In de bovenzones portretten van de voogden. Enkele burelen bewaren zichtbare balklagen.
Voormalige kartuizerinnenkerk sinds 1893 militaire kapel. Eénbeukige kapel van zes traveeën en koor van één travee en driezijdige sluiting. Leien zadeldak eindigend bij eenvoudige bakstenen tuitgevel met klokkentorentje. Donkerrode baksteenbouw met aan de noordgevel zeven gedenkplaten met namen van de oorlogsslachtoffers; boven de niet oorspronkelijke natuurstenen ingang zit een gedenksteen met een verwijzing naar de vroegere en huidige functie. Bovenbouw geritmeerd door steekboogvensters; vlakke bepleisterde omlijsting met oren en neuten; glas-in-loodramen met ijzeren harnas; blinde vensters in de koorsluiting; ter hoogte van de eerste drie vensters onder de dakgoot twee rijen zogenaamd muizentandlijsten.
Interieur. Bepleisterde en beschilderde ruimte onder Boheemse kappen tussen met cassetten verrijkte gordelbogen op consoles; trekankers. In drie westelijke traveeën, namen van drie belangrijke kartuizerheiligen met name Bruno, Hugo en Beatrix; aangebracht in stucwerk als centraal motief van de versierde gewelfvlakken. Zwart-wit marmeren bevloering. Onder het altaar, crypte naar ontwerp van architecten A. De Pauw (Brugge) en A. Dugardyn (Brugge) voor het oorlogsmonument opgevat als graftombe met gisant naar ontwerp van E.H. A. Nobels.
Mobilair. Het oorspronkelijk meubilair is verdwenen. Gemarmerd houten altaar in classicistisch altaar uit het vierde kwart van de 18de eeuw met rond tabernakel. Vermoedelijk aangepast toen crypte werd gebouwd. Eikenhouten preekstoel waarvan de kuip door een palmboom wordt ondersteund, laatst genoemde is versierd met de Heilige Lucas, de Heilige Johannes en de Goede Herder. Preekstoel vermoedelijk afkomstig van de Sint-Laurentiuskerk uit Antwerpen. Sint-Anna en Mariabeeld, de patroonheiligen van de kartuizerinnen.
Bron: GILTÉ S. & VANWALLEGHEM A. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Oudste kern, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nA, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Gilté S. & Vanwalleghem A. 1999: Kartuizerinnenklooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/29371 (geraadpleegd op ).