Jezuïetenklooster ondergebracht in complex bestaande uit drie diephuizen aan straatzijde, tuinvleugels, kapel en oorspronkelijk ook kerk in Vlamingstraat. Gebouwen gegroepeerd rondom grote tuin doorlopend tot aan de Kipstraat.

Drie diephuizen van vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (Vlaamse pannen). Middelste gotische gevel uit het eerste kwart van de 16de eeuw, gerestaureerd in 1873-1874: onder meer toevoegen van spitsboogjes en rondboognis van uiterste travee, en doortrekken travee-nissen middelste travee. Links en rechts twee gevels geïnspireerd op oudere gevel en gebouwd in 1873 naar ontwerp van architect J. de Bethune (Brugge) in plaats van respectievelijk poortgebouw en lijstgevel met driehoekige frontonbekroning. Verankerde bakstenen trap- (respectievelijk 12 treden, 11 treden + topstuk) en puntgevels met gebruik van zandsteen voor kozijnconstructies en korfboogpoort rechts met kruisbloem, druiplijst aanzettend op kraagstenen en hogerop cartouche met IHS-monogram. Markante Brugse travee, type I, aanzettend op basissen en maaswerk in boogvelden en op borstwering. Deurnaald uit de 17de eeuw met onder meer een voorstelling van Johannes de Doper en opschrift "restaur t 1875", afkomstig van de vroegere barokingang. In de top van linker achtergevel zijn de blindnissen geïnspireerd op deze van de 16de-eeuwse achtergevel ernaast. Doorgedreven neogotische vormgeving voor tuinvleugels. Linker vleugel van zeven traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak gevat tussen twee puntgevels. Terugspringende travee met torentje oorspronkelijk met torenspits. Jaartal 1874. Rode baksteenbouw met uitkragende bovenbouw op korfboogfries en aflijnende muizentandfries. Bovenbouw geritmeerd door Brugse travee, type I; rondboognissen met gekoppelde spitsboogjes op borstwering. Drie dakkapellen met traptop en spitsboogfries geflankeerd door twee rondboognissen. Ertegenover verbindingsvleugel met Heilig Hartkerk, rode bakstenen lijstgevel van zes traveeën. Rechthoekige vensters in soortgelijke nissen met gekoppelde spitsboogjes aanzettend op natuurstenen kraagstenen.

Interieur. Onder oudste pand tweebeukige kelder van twee traveeën met gordelbogen op natuurstenen zuilen; achterliggende kelder met tongewelf en spaarbogen. Poortgebouw met stucwerk op plafond. Op begane grond gotische schouw. Eikenhouten sporenkap met oorspronkelijk twee hanenbalken.

Zogenaamd "Jezuïetenkapel der Zaligsprekingen" van 1890; vier traveeën, souterrain en twee bouwlagen onder schilddak. Verankerde, gekanteelde schermgevel van baksteen; gecementeerde plint met beluikte steekboogkelderopening met afgeschuinde dagkanten. Spitsboogdeur met afgeschuinde dagkanten. Arduinen kruiskozijnen en gekoppelde spitsboogjes met driepassen in doorlopende steekboognissen in tweede, derde en vierde travee. Overhoekse muizentandfriezen onder de kroonlijst.

Interieur. Eénbeukige, neogotische kapel van vijf traveeën en met een vijfzijdige apsis. Houten spitstongewelf met polychrome beschildering. Muren doorbroken door hoge spitsboognissen waarin lancetvensters met glas in lood. Vloer van wit en zwart marmer. Atrium afgescheiden door arduinen zuilen met knopkapitelen. Oorspronkelijk met merkwaardige neogotische wandbeschildering, circa 1980 overschilderd.