Hoekpand bij Grauwwerkersstraat. Van 1285 tot 1302 herberg uitgebaat door de familie van der Beurse. In 1302 verkocht aan geldwisselaar Mettenye en vanaf 1397 verhuurd aan de Venetianen die het gebruikten als Loge. Beeldbepalend hoekpand bij Grauwwerkersstraat volgens L. Devliegher gedateerd 1453 op een in 1947 verplaatste gevelsteen, links van de ingang.

De 18de-eeuws ogende classicistische penantengevel onder driehoekig fronton werd in 1947 naar ontwerp van architect J. Priem (Brugge) op basis van teruggevonden sporen, en afbeeldingen van Marcus Gerards (1562) en A. Sanderus (1641) teruggevoerd naar de gotische toestand.

Verankerde bakstenen schermgevel op hoge onderbouw met verankerd parement van Doornikse steen; vier + acht traveeën en vier bouwlagen onder zadeldak, één travee de hoek omgevoerd. Korfboogvormige kelderdeur in de plint; sterk versierde spitsboogingang aanzettend op basissen en voorzien van hogels, bekronende kruisbloem en opengewerkt maaswerk met twee wapenschilden van de Buerse en Bove. Gevelindeling met doorlopende Brugse travee, type I aanzettend op zandstenen waterlijst; blinde bovennissen van de hoektravee voorzien van luchtspleten. Rechthoekige vensters met zandstenen kruiskozijnen, glas in lood en gekoppelde spitsboogjes met driepassen op borstwering en in boogvelden: bolkozijnen op de lagere derde en vierde bouwlaag. Verplaatste gevelsteen met een grote S waarin de letters h en v en hieraan gehecht groot en een klein hoefijzer, volgens N. Geirnaert slaan deze afkortingen op de heilspreuk "Salva Yhesu". Zijgevel: geprofileerde doorlopende vensternissen, die in de tweede en de vijfde travee de zoldervensters in de dakkapellen met puntgeveltjes. Plint van Doornikse steen met een twintig tal verschillende ongeïdentificeerde steenhouwersmerken en/of telmerken.

Interieur. Toegang tot kelder in 19de-eeuws trappenhuis; draaitrap met natuurstenen treden naar eerste kelderruimte onder kleine dwarsvleugel op onregelmatige plattegrond; bakstenen tongewelf; die in verbinding staat met een kleine overwelfde kelder onder het hoofdgebouw, vloerniveau drie treden lager dan de eerst genoemde kelder. Benedenverdieping ingericht als lokettenzaal volledig heraangekleed in 1947. Eikenhouten dakconstructie uit de 15de eeuw, bestaande uit vier dubbele schaargebinten. Balksleutels en arduinen schouwen overgebracht naar Gruuthusemuseum.