is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Het Goor
Deze bescherming is geldig sinds
Het Goor is een gebied met vijvers en een regelmatig dijken- en grachtenpatroon die herinneren aan de turfontginning tijdens de 18de en 19de eeuw. De zeldzame vegetaties zijn het gevolg van de verticale gradiënten op kleine schaal (rabatten) en de scheikundige samenstelling van de ondergrond.
Het Goor, gelegen ten oosten van Westmeerbeek, bevindt zich in de Zuiderkempen tussen de Grote Nete (ten noorden) en de Steenkensbeek (ten zuiden) op een gemiddelde hoogte van 10 meter +TAW. Het gebied watert via de Steenkensbeek af naar de Grote Nete. Het terrein wordt doorsneden door oost-west gerichte grachten, waarop loodrecht een aantal kleinere greppels uitmonden.
De tertiair-geologische kaart geeft aan dat in dit gebied de gronden van de Formatie van Diest (mioceen, 23,8 tot 5,3 miljoen jaar geleden) primeren. Bij het begin van het quartair schuurde de Grote Nete haar loop evenwijdig aan de noordoost-zuidwest georiënteerde erosiebestendige ijzerzandsteenkammen in de omgeving uit en vormde zo een oostelijke uitloper van de Vlaamse Vallei. In deze vallei bepaalden fluviatiele processen de sedimentatie.
Tijdens het pleistoceen (2,6 miljoen tot 10 000 jaar geleden), meer bepaald tijdens het eemiaan (130 000 tot 115 000 jaar geleden) en het weichseliaan (115 000 tot 10 000 jaar geleden), werden eolische dekzanden afgezet waarvan de textuur fijner werd naarmate ze verder van het brongebied (de droogliggende Noordzee) lagen. De omgeving van het Goor werd bijgevolg bedekt door een laag lemig zand.
Op het einde van het pleistoceen was de vallei overwegend opgevuld met zand en leem, maar ook met lokale veenlagen. De toenmalige Grote Nete werd toen onthoofd door terugschrijdende erosie van een rivier uit het westen. Beide rivieren vormden samen de loop van de Grote Nete. Het warmere en vochtigere klimaat veranderde het vlechtende rivierstelsel in het nog steeds bestaande meanderende patroon. De oude, zuidwestelijke bedding werd verlaten. Deze fossiele vallei is nog bewaard in het landschap als de depressie van Goor-Asbroek.
Bij het begin van het holoceen (10 000 jaar geleden tot heden) leidde de ontwikkeling van een dichte bosvegetatie tot een stabiel rivierregime. In de toenmalige vlakte, die zich beperkte tot de paleovalleien, schommelden de gemiddelde waterstanden rond het maaiveld waardoor organische resten zeer traag werden afgebroken en veenaccumulatie plaatsvond. Ten gevolge van de eerste landbouwactiviteiten op het einde van het atlanticum (8000 tot 5000 jaar geleden), met beperkte ontbossing tot gevolg, namen de erosie en oppervlakteafvoer opnieuw toe. De waterpeilen stegen, het aanwezige elzenbroek degradeerde en in de laagst gelegen gebieden ontstonden plassen. Door toenemende vernatting ten gevolge van de intensivering van menselijke activiteiten breidde het plassengebied zich geleidelijk uit en ging het uiteindelijk vrijwel de volledige vlakte innemen. De veenvorming in de vallei kwam circa 2000 jaar geleden tot stilstand en werd afgedekt met een fluviatiel kleilaagje, dat in de stilstaande wateren werd afgezet. Uit de literatuur blijkt dat de veenvorming tijdens het subboreaal (5000 tot 2600 jaar geleden) en subatlanticum (2600 jaar geleden tot heden), minstens plaatselijk, hervat werd in de valleien van de Grote Nete en Steenkensbeek. Deze jongere veensedimenten zijn in Vlaanderen eerder zeldzaam. Het grootste deel van het veen werd in deze regio als turf gewonnen. Door de toenemende erosie en oppervlaktewaterafvoer vanaf het subboreaal sneden lokale beekjes zich in de dekzanden in. Op die manier werd onder andere het holocene dalletje van de Steenkensbeek gevormd.
Het Goor ligt op een natte podzol (zeer natte lichte zandleembodem met duidelijke humus en/of ijzer B hiorizont; variante op groenachtig materiaal).
Het Goor is een moerassig gebied. Het reliëf met rabatten en greppels in het Goor - ontstaan door turfwinning - zorgt voor verticale gradiënten op kleine schaal met een diverse vegetatie als gevolg. In de waterhoudende greppels, met wisselende waterstanden, komt oligotroof tot mesotroof (hoofdzakelijk regen)water voor. Hier groeien karakteristieke soorten, zoals drijvende waterweegbree en blaasjeskruid. Op de drogere ruggen groeien veenmossen (onder andere Rhizomnium pseudopunctatum, een soort waarvan het Goor de enige gekende vindplaats in Vlaanderen is), vochtige heide, draadzegge (Carex lasiocarpa) en galigaan (Cladium mariscus). Deze laatste soorten, die erg zeldzaam zijn, komen opvallend voor op de rand van de rabatten en worden vaak beschouwd als kenmerkend voor kalkmoerassen. Nochtans is er hiervan in het Goor geen sprake. Toch gedijen deze soorten hier goed dank zij de uitzonderlijke eigenschappen van het gebied die het gevolg zijn van de scheikundige samenstelling van de ondergrond. Ten tijde van de bescherming (1980) werden nog veelstengelige waterbies (Eleocharis multicaulis) en moerashertshooi (Hypericum elodes) - twee zeldzame en typerende Kempense planten - en het tevens zeldzame duizendknoopfonteinkruid (Potamogeton polygonifolius) aangetroffen in het Goor.
Na de laatste ijstijd (weichseliaan) ontstonden in de Kempen dichte loofbossen, die geleidelijk aan ontgonnen werden voor de eerste landbouwactiviteiten. De demografische druk en de stedelijke vraag naar grondstoffen leidden tot een grote ontginningsbeweging in de 12de en 13de eeuw. Ten gevolge van deze grootschalige middeleeuwse bosontginningen verdween nagenoeg het volledige bosareaal. Geleidelijk aan degenereerden ook de gemene gronden. Samen met de uitvaardiging van een aantal ordonnanties met betrekking tot het in cultuur brengen van woeste gronden kan dit meegespeeld hebben in het omzetten van heide naar bos vanaf de tweede helft van de 18de eeuw. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) is te zien dat de heide al sterk teruggedrongen is ten opzichte van de 17de eeuw. Het Goor, gelegen ten zuiden van de “Meerbeeck Heyde”, wordt weergegeven als een moerassig gebied met enkele vennen en heideperceeltjes, doorsneden door grachten. Ten zuiden van de grachten bevindt zich een loofbos, aangeduid als “Duppel Bosch”.
Reeds vanaf de 18de eeuw werd in de vallei van de Grote Nete turf gewonnen. In het Goor gebeurde de turfwinning planmatiger en was ze waarschijnlijk ook grootschaliger dan in de riviervallei. Op de Ferrariskaart heeft één van de vennen een zeer regelmatige vorm met rechte zijden, wat er op wijst dat de winning toen reeds bezig was. In de 18de eeuw waren er talrijke afspraken tussen de Heren van Westmeerbeek en de inwoners in verband met het steken van turf, leem en schadden (plaggen) in het Goor. Op de Atlas der Buurtwegen (1836) is heel het Goor verdeeld in regelmatige blokpercelen met daartussen rechte (private) wegen. Een aantal van deze blokken (zoals ook het latere natuurreservaat het Goor) zijn uitgegraven en staan vol water. Op het gereduceerd kadaster zijn deze waterplassen eveneens goed zichtbaar. Vanuit dit gebied vertrekt er een kanaal naar de verbindingsweg tussen Westerlo en Westmeerbeek, mogelijk een turfvaart. In 1845 had de gemeente 8,88 hectare turfvelden in eigendom. Een aantal van deze voormalige turfputten, het kanaal en het wegenpatroon zijn bewaard gebleven. Nadat de turfwinning stopte werd geprobeerd om de uitgegraven gronden opnieuw geschikt te maken voor onder andere populierenteelt. Dit gebeurde door de aanleg van rabatten tijdens de tweede helft van de 19de eeuw.
In de 19de eeuw werd het bosareaal sterk uitgebreid in functie van de vraag naar mijnhout voor de steenkoolmijnen in Wallonië en brandhout voor de Kempense steenbakkerijen. Bosbouw ging gepaard met de aanleg van een dicht netwerk van ontginningsdreven en een uitgebreid systeem van rabatten. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) stelt het Goor voor als vochtige weiland aan de rand van een bebost gebied.
Nagenoeg het hele Goor is in de 20ste eeuw verkaveld voor weekendverblijven met visputten. Alleen dit deel van het Goor bleef gespaard en kreeg een bestemming als natuurreservaat, beheerd door Natuurpunt vzw. Een aantal percelen vochtige heide in het Goor zijn dankzij de beheersmaatregelen hersteld.
Auteurs: Deneef, Roger; Cox, Lise; Kinnaer, Anse
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Grote Nete van Zammel tot Zoerle, Beeltjens en de depressie van Goor-Asbroek
Is deel van
Westmeerbeek
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Het Goor [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300004 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.