is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Het Hoefijzer
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Park van Tervuren
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Warande
Deze vaststelling is geldig sinds
Hoefijzervormig stallen- en bediendecomplex, opgetrokken halverwege de 18de eeuw en bedoeld als prestigieuze inkom tot de zomerresidentie van Karel van Lotharingen, vanaf 1897 omgevormd tot Panquinkazerne.
Bij keizerlijk decreet van 1749 kreeg Karel van Lotharingen als gouverneur-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden (1741-1771) de volledige beschikking over het domein van Tervuren onder voorwaarde dat alle verbouwingen en aanpassingen op eigen kosten werden uitgevoerd.
Rond 1750 werd gestart met de bouw van een indrukwekkend stallen- en bediendecomplex, tezelfdertijd opgevat als nieuwe monumentale kasteeltoegang in de as van de Kasteelstraat. Ontwerper was hofarchitect Jean-André Anneessens (1687-1754), zoon van de in 1719 te Brussel onthoofde gildehoofdman, die reeds ten tijde van gouvernante Marie-Elisabeth was belast met een volledige herstelling van het kasteel. Verder is Anneessens bekend als ontwerper van de zuidgevel van het bisschoppelijk paleis in Luik die na een brand in 1734 werd heropgebouwd en van het (gesloopte) abtskwartier (1710-17726) van de abdij van Grimbergen. Na zijn dood in 1754 werden de werken voortgezet door de Bruggeling Jean Faulte (1726-1766) die in 1757 wordt vermeld als "Directeur des ouvrages de Tervueren".
De 1753 gedateerde pentekeningen van F.N. de Sparr geven een prachtig beeld van het hoefijzervormig, naar het dorpscentrum halsvormig vernauwend complex, alhoewel de datering niet correct blijkt te zijn. Het geheel was alleszins voltooid in 1761 zoals blijkt uit een gedetailleerde beschrijving in de "Guide Fidèle dans Bruxelles et ses huit chefmairies": "L’Avenue dudît château (de huidige Kasteelstraat) traverse une bassecour, fermée par une très belle grille artistement travaillée en feuillages; on trouve à droite et à gauche deux bâtiments en forme d’ailes qui font face au château et qui sont nouvellement bâtis par ordre de S.A.R. Ils renferment les écuries et les logements des domestiques. Ces deux ailes, qui sont bâties à la romaine, forment en avant deux pavillons couverts d’un toit à la Mansarde, surmonttés de flammes en cuivre doré et percés de deux cents croisées, dont il y en a trente-quatre ornées des bois de cerfs que S.A.R. a pris à la chasse...".
Tijdens de Franse periode werden de voormalige paardenstallen van Karel van Lorreinen bij keizerlijk decreet omgevormd tot stoeterij van het "département de la Dyle", een functie die verder werd uitgebouwd onder kroonprins Willem-Frederik van Oranje, wat gepaard ging met een verhoging van het wagenhuisgedeelte.
Sinds de schenking van 1853 deel uitmakend van zijn persoonlijke bezittingen in Tervuren liet Leopold II en dit in het kader van de wereldtentoonstelling van 1897 de lokalen boven de paardenstallen inrichten tot verblijfsaccommodatie voor de Congolezen die hier verbleven om de Congolese dorpen op de Wereldtentoonstelling te bevolken; dit ging gepaard met ingrijpende herstellingen aan vloeren, schrijnwerk en plafonnering onder toezicht van E. Fologne, architect verbonden aan het Koninklijk Paleis. Tezelfdertijd werd de binnenkoer aan de zijde van de Kasteelstraat overkapt met een constructie in metaal en glas en werd het fraaie smeedijzeren toegangshekken verwijderd. Deze "tijdelijke" constructie, bestemd voor nevenactiviteiten zoals de tentoonstelling van land- en tuinbouwproducten en veeprijskampen, zou pas in de jaren 1998 worden verwijderd. Na de tentoonstelling werd het Hoefijzer gebruikt als manege voor de gendarmerie.
In plattegrond toont het hoefijzer twee symmetrische, aanvankelijk parallel lopende en zich richting kasteel hoefijzervormig tot een ruime esplanade verwijdende vleugels, opgetrokken in witgeschilderde en bepleisterde baksteen met een natuurleien bedaking. De vier vleugeluiteinden worden gemarkeerd door tweelaagse hoekpaviljoenen die huisvesting boden aan de hofdignitarissen. Ze waren opgevat als individuele, drie traveeën brede woningen met rechthoekige muuropeningen in plattebandomlijsting respectievelijk afgedekt met een mansardedak (Kasteelstraat) en een tentdak (kasteelzijde) en omvatten telkens drie kamers op gelijkvloers en verdieping. De tussenliggende deels rechthoekige en deels geïncurveerde, eveneens tweelaagse volumes waren van west naar oost bestemd als conciërgewoning, wagenhuis, stal voor 56 paarden en verblijfsruimte voor kasteelbedienden.
De wagenhuisvleugel met schilddak is herkenbaar aan zijn vlak bepleisterde gevelwand doorbroken met momenteel tot vensters opgevulde rondboogopeningen. De huidige dakkapellen zijn een latere toevoeging.
De paardenstallen onderscheiden zich formeel door iets lagere, anderhalve bouwlaag tellende, geïncurveerde volumes met mansardedak en driehoekige houten dakkapellen waarbij de gevelgeleding wordt bepaald door gegroefde pilasters en een paviljoenvormig geaccentueerde kopgevel met steekboogvormig spaarveld omlijst door pilasters met driehoekig fronton.
De sobere bediendevleugels met vlak bepleisterde gevels doorbroken met rechthoekige muuropeningen en een lage bovenverdieping onder zadeldak zijn onderkelderd en telden 24 kamers met stookplaats, keukens, provisiekamers en waskamers. Voor zover kon worden vastgesteld zijn de binnenruimten momenteel volledig heringericht.
Ten zuiden van het hoefijzer bevindt zich de inwendig eveneens volledig aangepaste, uit dezelfde bouwperiode daterende oranjerie. Of ze werd ontworpen door Anneessens of door Faulte blijft een open vraag. Ze was alleszins voltooid in 1761 zoals bevestigd door de beschrijving in de "Guide Fidèle": " ... où l’on trouve l’orangerie et le jardin botanique, ornés d’un bâtiment convenable pour la culture des fruits et plantes étrangères, qui y sont." Op de Poppkaart van halverwege de 19de eeuw wordt de oranjerie bestempeld als stal.
Het langgerekte rechthoekige volume met zadeldak en oculusvormige dakkapellen met risalietvormig geaccentueerde middenpartij en vleugeluiteinden toont een aaneenschakeling van (tot venster omgevormde) rondboogopeningen met vooruitspringende booglijst, sluitsteen en doorgetrokken imposten. Het middenrisaliet onderscheidt zich door een licht vooruitspringend, door imitatiebanden belijnd gevelvlak terwijl de hoekrisalieten worden beklemtoond door een driehoekige frontonbekroning.
Verder ten zuiden lag voorheen de botanische tuin die op de Poppkaart werd aangeduid als (onbebouwde) manege. In de loop van de 20ste eeuw werden hier diverse kazernegebouwen opgetrokken. Het betreft eenvoudige functionele constructies.
Bron: Beschermingsdossier DB002184
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Warande
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Het Hoefijzer [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300088 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.