Frederik de Merodestraat, Goswin de Stassartstraat, Kanunnik De Deckerstraat, Klapgat, Oude Beggaardenstraat, Schoutetstraat, Sint-Janskerkhof, Sint-Janstraat, Wollemarkt
Locatie
Frederik de Merodestraat, Goswin de Stassartstraat, Kanunnik De Deckerstraat, Klapgat, Oude Beggaardenstraat, Schoutetstraat, Sint-Janskerkhof, Sint-Janstraat, Wollemarkt (Mechelen)
Het stadsgedeelte bestaande uit een deel van de Goswin de Stassartstraat en de aanpalende straten legt sterk getuigenis af van een belangrijk deel van de geschiedenis van Mechelen: uitvalsweg naar Antwerpen, aanleg van een grachtensysteem, woonkwartier van de leden van de Grote Raad, ontwikkeling van het bisdom. Al deze elementen zijn nog duidelijk zichtbaar in dit stedelijk weefsel aanwezig.
Historiek
Op een hedendaags stadsplan vormen de Wollemarkt en de Goswin de Stassartstraat schijnbaar één geheel. Deze situatie is echter het gevolg van een langdurig urbanisatieproces. Toen de stad op het einde van de 13de eeuw een nieuwe omwalling liet aanleggen, voorzag men twaalf poorten. Vijf ervan gaven uit op de grote verbindingswegen naar de Vlaamse steden Gent, Brussel, Antwerpen, Leuven en Lier; de zeven overige waren bestemd voor de bewoners van het ommeland. Conform de geëigende radiale structuur van een middeleeuwse stad sneden ze elkaar in het midden. Op dit snijpunt ontstond een plein, waarrond zich het politieke, economische en religieuze leven concentreerde.
De Goswin de Stassartstraat behoorde oorspronkelijk tot één van de vijf invalswegen die de handelaars van de omliggende steden naar het stadscentrum brachten. Zij die van Antwerpen of Lier kwamen, konden zo de Grote Markt bereiken. Langs deze drukke verkeersader vestigden zich dan ook de belangrijkste neringdoeners van de stad, de lakenverkopers. Met de bouw van de Sint-Romboutskerk taande echter het belang van deze straat. Toen men in de tweede helft van de 14de eeuw het koor wou bouwen, moest men het straateinde supprimeren zodat deze invalsweg doodliep op de kerk en de aanpalende begraafplaats.
Om de drassige rechteroever van Mechelen bewoonbaar te maken, heeft men de stad droog gelegd. Een ingewikkeld netwerk van grachten draineerde niet alleen de zompige grond, maar bepaalde ook in hoge mate de loop van de straten. Wie vanuit de Pennepoel via de huidige Goswin de Stassartstraat het stadscentrum wou bereiken moest drie bruggen passeren: de Ankerbrug, de Roosbrug en de Meulekensbrug. Onder invloed van de toegenomen aandacht voor hygiëne besloot het stadsbestuur op het einde van de 19de eeuw deze vlieten te dempen. Deze grootse infrastructuurwerken bezorgden de stad een totaal nieuw uitzicht. De bruggen en de waterloopjes verdwenen. Om het overtollige water op te vangen en de binnenstad voor overstromingsgevaar te behoeden, verbreedde men de noordelijke stadsomwalling tot een brede Dijle-arm. Die ingreep veroordeelde de Goswin de Stassartstraat tot een minderwaardige uitvalsweg, vermits de "Afleidings-Dijle" haar de toegang tot de stad belette. Door deze teruggang bleef het oude straatbeeld in grote lijnen bewaard. Het Groen Waterke bleef als enige getuige bewaard van het oude vlietensysteem. Deze gracht is een afgesloten deel van de Grote Melaan en loopt vanaf de Goswin de Stassartstraat door de tuin van het nabijgelegen aartsbisschoppelijk paleis. Het is één van de talrijke herkenningspunten van de stad Mechelen.
Sociaal gezien kan men in deze straat twee zones onderscheiden. Het eerste deel, van de Sint-Romboutskerk tot de Roosbrug, werd van oudsher door een kapitaalkrachtige elite bevolkt, het tweede deel daarentegen, dat zicht uitstrekte tot de stadsomwalling, is steeds een armenbuurt geweest. De Heergracht, één van de voornaamste vlieten van de stad, vormde ongetwijfeld de grens tussen de twee bevolkingsgroepen, die elkaars opponenten lijken. Deze sociale differentiatie karakteriseert uiteraard het huidige gebouwenpatrimonium.
Vermits de woningen van de lagere bevolkingsklasse de tijd niet hebben getrotseerd is enkel het deel tussen de Van Hoeystraat (Heergracht) en de Wollemarkt van enig belang. Het historisch verhaal van deze buurt wordt nog steeds weerspiegeld in de architectuur. Aangezien Mechelen haar economische opgang aan haar geografische ligging dankt, ontstond er al vroeg een bloeiende wolnijverheid. De lakenverkopers, de eerste kapitaalkrachtige stedelingen, vestigden zich dan ook in het hart van de stad, aan de Wollemarkt. Van hun materiële cultuur rest enkel nog het bodemarchief. Toen deze nijverheid taande, verloor de wijk haar elitair aureool. Het zwaartepunt verschoof langzaam naar de Veemarkt, waar het hof en de leden van de centrale raad huisden. Toen Filips II in 1559 Mechelen tot aartsbisschoppelijke stad liet uitroepen, werd de titularis van rechtswege ook abt van Affligem. Derhalve werd hun refugie op de Wollemarkt de nieuwe aartsbisschoppelijke woonst. De wijk herleefde als religieus centrum. De kanunniken en andere kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die tot residentie verplicht waren, vestigden zich in deze buurt. In de 18de eeuw wou de praalzieke kardinaal d’Alsaca Mechelen tot een echte residentiestad uitbouwen. Zelf liet hij door Italiaanse architecten op de plaats van het refugie een nieuw paleis ontwerpen. Ontelbare anderen volgden in zijn spoor. Hoewel tijdens de Franse Revolutie heel wat gebouwen geseculariseerd werden, betekende deze periode voor de sociale evolutie van de wijk eerder een intermezzo dan een breuk. In het jonge België kreeg de kerk immers opnieuw een centrale plaats. De katholieke revival en de explosieve groei van de clerus veranderde de buurt in een religieus ‘getto’. Pas na de Tweede Wereldoorlog raakte de straat ernstig in verval.
Wollemarkt
De Wollemarkt begint aan de noordkruisbeuk van de Sint-Romboutskathedraal en eindigt aan het Groen Waterke. Deze markt heeft haar pleinkarakter grotendeels verloren en vormt nu één geheel met de Goswin de Stassartstraat.
De naam van de straat refereert naar de lakenhandel die in de 13de en 14de eeuw in deze wijk opgeld maakte.
De straat wordt beheerst door het Aartsbisschoppelijk Paleis. Dit 18de-eeuws gebouw met neoklassieke aankleding ligt frontaal tegenover het koor van de Sint-Romboutskathedraal. De gevelrijen tussen deze twee bakens in het Mechelse stadsbeeld vertonen een vrij homogeen karakter. Het zijn overwegend 19de-eeuwse lijstgevels met sporen van oudere kernen. Sommige werden ontpleisterd, andere historiserend of behoudend gerestaureerd.
De prachtige tuin van het Aartsbisschoppelijk Paleis werd in de 19de eeuw naar klassiek Frans model aangelegd. De kolossale kruinen van de oude beuken domineren de hele omgeving en geven de historische omgeving van de Wollemarkt, de Schoutetstraat en het Groen Waterke een ecologische meerwaarde.
Het Groen Waterke, het laatste restant van de oude stedelijke waterhuishouding, roept een bijna melancholieke sfeer op. Aan de straatkant wordt de brede geul aan beide zijden begrensd door mooie vroeg 20ste-eeuwse ensembles in belle-époquestijl. Links is er een doorkijk naar de zijgevel en de tuin van het Bisschoppelijk Paleis, rechts ziet men de achtergevel van de 16de-eeuwse Refugie van Sint-Truiden met de slanke traptoren.
Goswin de Stassartstraat en Klapgat
De Goswin de Stassartstraat loopt van het Groen Waterke naar de Edgard Tinellaan. Op het einde van deze straat stond eertijds een poort die de vrije toegang tot de stad verhinderde.
Eeuwenlang heette deze straat Kerkhofstraat omdat ze leidde naar een begraafplaats buiten de omwalling waar zij die niet in gewijde grond konden of mochten begraven worden, een laatste rustplaats vonden. In 1856 besliste het stadsbestuur echter om de straat voortaan te noemen naar de pas gestorven Belgische staatsman en letterkundige Goswin de Stassart. Zijn geboortehuis vormt vooralsnog één van de parels van de hele wijk.
Het burgerlijk deel van de Goswin de Stassartstraat dat aansluit bij de Wollemarkt, wordt tot vandaag vrijwel volledig in beslag genomen door de grote hoven van de leden van de Grote Raad: het Hotel Van der Gracht de Rommerwael, het Hotel Douglas dit Scott en het hof van jonker Van Kerrenbroeck waar in 1780 Goswin de Stassart geboren werd. Ook de smallere percelen bevatten waardevolle begeleidingsarchitectuur.
In 1918 verbouwde kanunnik J. Laenen de straatgevel van het poortgebouw rechts van het oude Hotel Douglas dit Scott in neogotische zin. Hierbij behield hij het steegje dat langs zijn huis naar de Sint-Janskerk loopt. Ook de naam, Klapgat, bleef behouden.
Schoutetstraat, Sint-Janskerkhof en Sint-Janstraat
De aanpalende straten getuigen nog steeds van de hoge sociale status van hun vroegere bewoners. De Schoutetstraat, die de verbinding vormt tussen de Goswin de Stassartstraat en de Kanunnik De Deckerstraat, heeft haar laatgotische uitzicht vrijwel integraal bewaard. De linkerzijde wordt architecturaal helemaal in beslag genomen door twee prestigieuze kerkelijke gebouwen uit de 16de eeuw, de refugies van de abdijen van Sint-Truiden en van Tongerloo. Tussen deze twee refugies is de lange blinde muur van de tuin van het Aartsbisschoppelijk Paleis sterk beeldbepalend. Aan de overzijde bevindt zich de woning van Willem de Clercq de Bouvekercke, schout van Mechelen.
Achter de tuin van het Hotel Douglas dit Scott bevindt zich het Sint-Janskerkhof, dat zowel via het Klapgat als via de Sint-Janstraat bereikbaar is. In het midden staat de gotische Sint-Janskerk. Aan de overzijde bevindt zich het hof van Hiëronymus van Busleyden, humanist en secretaris van Keizer Karel. Verder zijn hier nog te vermelden het huis Het Schip dat de hoek vormt met de F. de Merodestraat en het huis Cadix dat de hoek vormt met het Sint-Janskerkhof.
Interessante begeleidingsarchitectuur vormen de huizen Sint-Janstraat 3-5, gebouwd rond 1923 in neorococostijl, en nummer 9 met 18de-eeuwse inslag maar duidelijk oudere kern.
Bron: Onroerend Erfgoed Antwerpen, beschermingsdossier DA002012, Goswin De Stassartstraat 6-8. Auteurs: Brenders, Francis Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stadsdeel rondom het aartsbisschoppelijk paleis en de kerk van Sint-Jan Baptist en Evangelist [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300120 (geraadpleegd op ).