erfgoedobject

Domein Vrieselhof

landschappelijk element
ID
300126
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300126

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Domein Vrieselhof
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Het domein Vrieselhof omvat het het kasteel Vrieselhof met het bijhorende geometrisch aangelegd park, gelegen in de vallei van het Groot Schijn. De vallei bestaat enerzijds uit open graslanden en anderzijds uit gesloten loofbossen met enkele naaldhoutaanplanten.

Fysische geografie

Topografie

Het domein Vrieselhof met zijn onmiddellijke omgeving maakt deel uit van de vallei van het Groot Schijn ten noorden van het centrum van Oelegem. Geografisch behoort het gebied tot de Voorkempen, de grensstreek tussen de Vlaamse zandstreek en de Kempen. Het landschap ligt ingesloten tussen de Goorstraat in het noorden, de Antitankgracht in het oosten, de Knodbaan in het zuiden en de Schildesteenweg in het westen.

Centraal doorheen het landschap stroomt het Groot Schijn van oost naar west. Het Groot Schijn ontspringt in Westmalle en mondt in Antwerpen uit in de Schelde. De Vrieselbeek (grotendeels ingebuisd) ontspringt aan de Knodbaan en stroomt noordwaarts naar de Heidebeek, die ontspringt in een bos- en weidegebied ten oosten van de Antitankgracht op de grens met Halle en uitmondt in het Schijn ter hoogte van het kasteeldomien Bleekhof. Deze natuurlijke waterloop werd in de loop der tijden vermoedelijk sterk vergraven. Een netwerk van brede en smalle grachten zorgt voor de ontwatering van de natte Schijnvallei.

Het reliëf is overwegend vlak. Er zijn geen uitgesproken niveauverschillen. Een aantal percelen tussen de Heidebeek en het Groot Schijn ter hoogte van de Schildesteenweg werden bij de aanleg van de Antitankgracht ongeveer 1 meter opgehoogd . Deze percelen werden in 1962-1963 terug afgegraven tot onder hun oorspronkelijk peil van 1935.

Geologie en bodem

Volgens de tertiair-geologische kaart primeren in dit gebied de groene tot grijsbruine, weinig glauconiethoudende zanden met schelpen aan de basis van de Formatie van Lillo (pleistoceen, 2,6 miljoen tot 10 000 jaar geleden). Op beide substraten werd tijdens het weichseliaan (115 000 tot 10 000 jaar geleden) zandig-lemig materiaal met typische stratificatie afgezet. In recentere perioden werd deze laag plaatselijk overstoven met zandig materiaal van lokale herkomst. De verspreiding van deze zandige afzetting schijnt nauw samen te hangen met het bestaan van vroegere of huidige valleien, hetgeen doet vermoeden dat deze zanden afkomstig zijn uit de valleien. Deze uitstuivingen zijn waarschijnlijk periodiek gebeurd. Ten gevolge van de stijging van het grondwater in latere perioden werd in de valleien veen gevormd en alluvium afgezet.

In de vallei van het Groot Schijn komen overwegend drie bodemtypes voor: zeer natte gronden op licht zandleem, gronden op venig materiaal en zeer sterk gleyige gronden op lichte klei. Ten zuiden van de vallei betreft het hoofdzakelijk matig droge tot matig natte zandgronden; plaatselijk komen natte zandgronden voor. Hoe dichter bij het dorp van Oelegem, hoe droger de bodem. Plaggenbodems of gronden met diepe antropogene humus A horizont betreffen voormalige of nog bestaande akkers tussen de vallei en Oelegem-dorp. Ze ontstonden toen de mens het oorspronkelijk bodemprofiel verstoorde door de aanvoer van stalmest afkomstig van bos- of heidestrooisel met een zeker gehalte aan mineraal materiaal (plaggen), waardoor een homogene humushoudende bovengrond werd gevormd van wisselende dikte. De overwegend vochtige tot natte en de zandlemige tot plaatselijk kleiige bodem in dit gebied weerspiegelt zich in de vegetatie.

Vegetatie

Door haar structuur en genese is de natuurwetenschappelijke waarde van de vallei van het Groot Schijn uitzonderlijk te noemen voor Vlaanderen. Hierbij liggen de lokaal sterk verschillende abiotische condities aan de basis, wat in het landschap kan afgelezen worden aan de hand van de enorm gevarieerde vegetatie. Deze opvallende soortenrijkdom heeft in de eerste plaats te maken met de variatie aan bodemtypes en waterhuishouding. In de onmiddellijke omgeving van Oelegem treft men droge, arme zandgronden, veengronden, zure en kalkrijke klei aan. Dit scala aan bodems vertaalt zich in een weelderige en gevarieerde plantengroei.

De natte, schrale, niet-bemeste graslanden zijn bijzonder opvallend in het beekdallandschap en verdienen door het voorkomen van zeer zeldzame plantensoorten en plantengemeenschappen een absolute bescherming. Het kleine blauwgrasland, dat als relict fungeert van wat eens als vegetatietype meer algemeen in de vallei van het Groot Schijn moet zijn voorgekomen, is zeer uitzonderlijk. Het is waarschijnlijk het laatste van zijn soort in Vlaanderen.

Ook de aansluitende (park)bossen van het domein hebben een grote ecologische waarde. Zowel de vochtige tot natte loofbossen met hun kenmerkende onderbegroeiing als drogere parkbossen met hun typische plantensoorten zijn aanwijzingen dat het om ‘oud’ bos gaat.

Zelfs het open parkgedeelte (de gazons rond het kasteel) zijn door hun aangepast beheer geëvolueerd tot zeer schrale, droge graslanden. Ook deze open en schrale vegetaties op zandbodem zijn in Vlaanderen zeer zeldzaam geworden.

De mossenflora toont ook de natuurwaarde ervan aan. Niet minder dan zeven soorten (boompjesmos, veenknopjes, moerasgaffeltandmos, moerasveenmos, geveerd sikkelmos, gewoon etagemos en geel schorpioenmos) zijn zeldzaam tot uiterst zeldzaam voor Vlaanderen. Het geel schorpioenmos komt in Vlaanderen enkel in dit gebied voor.

De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) geeft de bossen weer als zuur eikenbos, (soortenarm) alluviaal essen-olmenbos (voornamelijk in het westen van het gebied), mesotroof elzenbos met zeggen (in het oosten) en nitrofiel alluviaal elzenbos. In het parkgebied komen aanplanten van grove den voor.

Fauna

Dit domein is zeer aantrekkelijk voor verschillende diersoorten. Wat de libellen betreft, staan de glassnijder en smaragdlibel op het moment van de bescherming (2005) vermeld op de Rode Lijst van Vlaanderen. De eerste soort is zelfs met uitsterven bedreigd, terwijl de laatste als kwetsbaar staat genoteerd. Bij de groep van de dagvlinders staat enkel het groentje als kwetsbaar op de Rode Lijst.

Zoals alle levende organismen hebben ook vogels een bepaald voorkeursbiotoop. Met uitzondering van de ijsvogel, tuinfluiter, wilde eend en waterhoen kunnen alle soorten als bosvogels bestempeld worden. Soorten als goudhaantje, kuifmees en zwarte mees hebben een uitgesproken voorkeur voor naaldbos. Typische loofhoutbewoners zijn matkop en fitis. De tuinfluiter en kleine bonte specht houden zich bij voorkeur op in hagen, struiken of houtkanten. Soorten als ekster, heggenmus, houtduif, kauw, koekoek, koolmees, merel, pimpelmees, roodborst, spreeuw, staartmees, tjiftjaf, vink, winterkoning en zanglijster hebben hebben geen uitgesproken voorkeursbiotoop en komen algemeen voor.

Volgende zoogdiersoorten werden al in het Provinciaal Domein Vrieselhof waargenomen: bunzing, dwergmuis, huisspitsmuis, konijn, mol, ree, vos en wezel. Geen van deze soorten wordt vermeld op de Rode Lijst. Vermeldenswaardig zijn nog de vleermuiskolonies in het Fort van Oelegem, gelegen aan de Antitankgracht. Tot de waargenomen soorten behoren onder andere de baardvleermuis, franjestaart, grootoorvleermuis, ingekorven vleermuis en meervleermuis.

Cultuurhistorie

Vrieselhof

Het Vrieselhof dankt zijn naam aan Jan van Vriesele, een edelman uit Kontich. Rond 1300 kocht hij 24 bunders grond in Oelegem, die hij kort daarop als bruidsschat schonk aan zijn dochter. Toen was nog geen sprake van een huis of een hoeve. Nog voor 1350 kocht Judocus van Beringen alles over en breidde hij de eigendommen uit tot 42 bunders. Tussen 1350 en 1450 volgden verschillende eigenaars elkaar op en noteerde historicus Jacques Le Roy al de naam “de goeden van Vriesele in de provinchie Oleghem”. Een andere bron sprak dan zelfs al over “de heerlijkheid van Vriesele”. In 1450 kocht Symon van Herbeys een hoeve met heerlijkheid en cijnsen, renten, huis, landen, beemden, bossen, heiden, moeren en gronden, “geheeten die hoeve te Vriesele gelegen toelegheem”.

Een opvallend document uit die periode is de toelating die Philips, hertog van Bourgondië, op 13 oktober 1457 gaf aan Matheeus van Steenbergen om met zeven gezworenen, laten en één meier een laathof te vormen aan zijn “ridderlijk hof, geheten ’t hof van Vriesele”. Weer volgden de eigenaars elkaar snel op. Toen op 22 februari 1495 Josine van Steenbergen “tgoet te Vriesele” erfde, vertellen twee documenten dat het huis omgeven was met hofgrachten. Later huwde Josine met Willem van Halmale, die burgemeester van Antwerpen werd. Over de reeks eigenaars die daarna in het bezit van het Vrieselhof kwamen, is soms weinig gekend. In 1553 werd Costen van Halmale, zoon van Willem, na de dood van zijn vader de nieuwe eigenaar. Hij diende als ridder onder Keizer Karel V en de overlevering vertelt dat beiden in Oelegem op jacht kwamen. Het goed bleef in handen van de familie van Halmale. De grafzerk van Hendrik van Halmale, ridder en oud-burgemeester van Antwerpen, staat nog in de noordelijke dwarsvleugel van de Oelegemse parochiekerk. Zijn zoon Willem liet meer dan eens toe dat de Oelegemnaren met hun dieren en huisraad hun toevlucht zochten op zijn “omwatert huys genaempt Vriessel” tijdens onrusten, onder andere in 1625 en 1637. Hij stelde het Vrieselhof regelmatig als onderpand voor leningen. Na de dood van juffrouw Margriet van Halmale in 1716 werd het eigendomsrecht over het goed verdeeld onder twee familieleden.

Eeuwenlang bevond de ingang van het Vrieselhof zich aan de zuidkant, waar de Venusstraat in de Knodbaan eindigt. Dat maakte dat bezoekers al na 300 meter voor het kasteel stonden. De uitbreidingspolitiek van Alfons-Ignace van Halmale in westelijke richting, waarbij hij zowel gronden als boerderijen aankocht, eindigde pas in 1765, waarop hij kon starten met de aanleg van een dreef van ongeveer 1 kilometer lang vanaf zijn kasteel tot aan de twee lindebomen aan de oude Schildeweg, de huidige Rundvoortstraat. Zo kreeg de bezoeker toch een grootsere indruk van de eigendommen van de heer van Halmale. Dezelfde eigenaar bepaalde in grote lijnen het uitzicht van het huidige park wat betreft de indeling van wegen en dreven. Hij stierf in 1788 in Wenen, ongehuwd. Hiermee kwam een einde aan de reeks eigenaars die de familie van Halmale tussen 1509 en 1788 bijna ononderbroken leverde.

Met Charles J.P.I. d’ Oultrement en Anne H. de Neuff bleef het Vrieselhof echter toch nog in handen van afstammelingen van dezelfde familie. Aangezien het kasteel dienst deed als toevluchtsoord voor de paters augustijnen uit Antwerpen toen hun klooster in 1797 werd gesloten kan worden aangenomen dat de nieuwe eigenaars niet vaak op het kasteel verbleven. In 1818 werd het ook nog verhuurd als rijkswachtkazerne. Toen het domein in 1876 verkocht werd aan notaris Paul P.P. Morren, kwam er een einde aan meer dan 400 jaar familiebezit over het Vrieselhof. Hij verkocht het goed al het volgende jaar aan Léon Cousin, die eigenaar bleef tot 1910. Dan begon graaf Louis C.J.M. de Brouckhoven de Bergeyck aan een reeks aankopen die hem veruit de grootste grondeigenaar uit de Oelegemse geschiedenis maakte. Naast het Vrieselhof met bijhorende boerderijen kocht hij ook het aangrenzende kasteel Bleyckhof. Hij liet direct het oude kasteel vervangen, maar dit werd in 1914 door de Belgische troepen vernield. Een ongeveer identieke herbouw volgde vermoedelijk in 1917-1919, hoewel die pas in 1931 in het kadaster werd ingeschreven. In 1938 volgde Xavier M.J.J. de Brouckhoven de Bergeyck zijn vader op. Vanaf diens dood in 1965 bleef het Vrieselhof in onverdeeldheid onder de weduwe en kinderen die het in 1974 aan de provincie Antwerpen verkochten. Nog datzelfde jaar stelde het provinciebestuur het park open voor wandelaars en in 1977 volgde de inrichting van het textielmuseum in het kasteel. De totale oppervlakte van het Vrieselhof bedraagt in 1996 zo'n 80 hectare. In 1999 werd de collectie van het textielmuseum overgebracht naar Antwerpen.

Het kasteel in neo-Vlaamse-renaissancestijl van 1917-1919 naar ontwerp van A. Diels bevindt zich in een sterk beboomd park met grasperken rondom het kasteel en een U-vormige omwatering met vijvervorming aan de noordzijde. Aan het uiteinde van de zuidelijke omwatering staat het voormalig rechthoekig koetshuis van 1877. Een beukendreef leidt naar de Schildesteenweg. Het kasteel is een deels begroeid rechthoekig gebouw met west- en oostgevels van negen traveeën en twee bouwlagen met verhoogde begane grond onder een leien schilddak .

Langs de Goorstraat, in het noordwesten van het gebied, bevindt zich de voormalig boswachterswoning van het kasteeldomein “Bleyckhof”, volgens kadastrale gegevens opgericht door de toenmalige eigenaar van het “Bleyckhof” Carolus Josephus Gilbert en als nieuwbouw geregistreerd in 1877. Door de wijziging en betonnering van het tracé van de Schildesteenweg in 1959 werd de inmiddels afzonderlijk verkochte boswachterswoning ook fysiek afgesneden van het domein “Bleyckhof”. Ten oosten van het huis is nog een relict van de 19de-eeuwse steenweg bewaard. Van 1915 tot 1926 werd het gebouwtje ingericht als café genaamd "In den Wijngaard", nadien werd het omgevormd tot een woning. De alleenstaande woning bevindt zich op een driehoekig omhaagd terrein op de hoek met Schildesteenweg. De T-vormige woning bestaat uit drie vleugels van een travee en twee bouwlagen onder zadeldaken van Vlaamse pannen, aan de oost- en westgevels geflankeerd door aanbouwsels.

Landschapsevolutie

Na de laatste ijstijden vormde het Schijn een onderdeel van een grote rivierdelta, waarvan onder andere ook de Schelde, Maas en Rijn deel uitmaakten. Door de opeenvolgende slib- en zandafzettingen van het Schijn en de Schelde ontstond een drassig schorrenlandschap. Naarmate dit gebied toegankelijker werd, drong de mens er dieper in door. Rivieren zoals het Schijn waren uiteindelijk bepalend voor de plaats waar de mens zich ging vestigen. Hij beoefende er een karige landbouw gecombineerd met jacht en visvangst. Was de bodem eenmaal uitgeput dan trok de primitieve landbouwgemeenschap verder om zich elders te vestigen. Pas in de ijzertijd (750 tot 57 v.Chr.) ontstonden de eerste vaste nederzettingen in de valleien. De verdere geschiedenis van het Schijn en het aanvankelijk door haar gecreëerde landschap volgt dan verder de nederzettingsevolutie van de Kempen.

Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) is de structuur van het domein Vrieselhof duidelijk terug te vinden. Dit lijkt er op te wijzen dat Alfons-Ignace van Halmale (eigenaar van het domein van 1736 tot 1788) in grote lijnen het uitzicht van het park heeft bepaald. Ook de lange toegangsdreef van ongeveer 1 kilometer lengte die oost-west doorheen het domein loopt, is te zien op de kaart. Merkwaardig is dat slechts aan één zijde van de dreef bomen zijn terug te vinden. Dit bevestigt het vermoeden dat de dreef op de grens van het domein lag en de percelen palend aan de zuidzijde geen eigendom van de kasteelheer waren. Een ander opvallend gegeven is dat de gronden direct ten noorden en ten zuiden (tot tegen het kasteeldomein) ingetekend staan als moerassige weiden. Ze zijn opgedeeld in perceeltjes van verschillende grootte en zijn van elkaar gescheiden door hagen of houtkanten. Bos is zeer schaars in de beekvallei. Enkel rond de kasteeldomeinen van het Vrieselhof en Bleyckhof is een beboste parkstructuur aangeduid. De paden die het park zijn structuur geven zijn opgebouwd uit een grote vijfhoek, oost-west georiënteerd, waarvan de tophoek in het oosten ligt. Loodrecht op deze vijfhoek is een langgerekte vierhoek getekend, boven en onder of ten noorden en ten zuiden van het door een slotgracht omringde kasteel is deze vierhoek nog eens in vieren gedeeld, waardoor het geheel een strakke en complexe geometrische structuur krijgt. Tussen de drassige graslanden aan het Groot Schijn is slechts één akker te vinden. Tussen het kasteelpark en het dorp van Oelegem bestaat het landschap in hoofdzaak uit door hagen en/of houtkanten omgeven akkers.

De kaart van Vandermaelen (1846-1854) laat zien dat enkele percelen enkele decennia later werden bebost en dat op de hogere delen in de vallei meer voormalig grasland is omgezet in akkers. In het graslandencomplex tussen het kasteelpark Vrieselhof en het Groot Schijn is een breed grachtenstelsel zichtbaar. Het is niet duidelijk waarom dit grachtenstelsel is aangelegd: gebeurde dit om de natte percelen te ontwateren (drainage) of om het omgekeerde te bewerkstelligen (irrigatie van de graslanden)? Het is geweten dat deze laatste techniek veel in de Kempen werd toegepast . Deze bevloeiingssystemen hebben een ingewikkelde opbouw. Omdat deze gebruikelijke structuur niet uit de kaart is af te leiden en er geen directe of indirecte aanwijzingen zijn voor het bestaan van het systeem in de omgeving, wordt er van uitgegaan dat het om het ontwateren van de natte graslanden gaat. Een andere mogelijkheid is dat de grachten bedoeld waren om de slotgracht rondom het kasteel van water te voorzien. Het padenpatroon rond het kasteel wijzigt enigszins. De basisstructuur blijft, maar de originele tophoek van de vijfhoek ten oosten van het kasteel wordt het middelpunt van een nieuwe vijfhoekige ster.

De eerste kadasterplannen van Popp (1842-1879) laten de parkstructuur zien overeenkomstig de kaart van Vandermaelen. Het meest in het oog springend is de indeling van het graslandencomplex tussen de Heidebeek en het Groot Schijn in gelijke noord-zuid georiënteerde percelen. Op de ingekleurde topografische kaart van het Institut Cartographique Militaire (gedrukt in 1886) is de huidige Schildesteenweg zichtbaar. De weg werd als kasseiweg in 1876 aangelegd en sneed de lange toegangsdreef in tweeën. Ten noorden van de Heidebeek zijn meer percelen bebost. Er verschijnen zelfs drie rechthoekige waterpartijen aan de noordzijde van het Groot Schijn. Ze sluiten alle drie direct aan op beboste percelen.

De topografische kaart van het Institut Cartographique Militaire van 1903 (gedrukt in 1925) laat zien dat de meeste percelen tussen de Heidebeek en het Groot Schijn zijn bebost. De vijvers waarvan sprake op de vorige uitgave van de topografische kaart ten noorden het Groot Schijn zijn bebost. De park(paden)structuur ondergaat (vooral aan de ingang van het kasteel) verdere wijzigingen. Nagenoeg de meeste percelen in het kasteeldomein zijn bebost.

Het orthofotoplan (uitgave 1990) geeft een goed beeld van het landschap: de meerderheid van de percelen zijn bos (bebost of verbost). Verder komen nog de graslanden ten noorden van het Groot Schijn, de open gazon en vijver rond het kasteel, het grote weiland langs de Schildesteenweg en het grasland langsheen de Knodbaan in dit gebied voor. Langsheen de Heidebeek is er bovendien een kaalkap gebeurd.

  • Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002409, Domein Vrieselhof en zijn onmiddellijke omgeving (TIMMERS E., 2005.
  • Tertiair-geologische kaart van Vlaanderen, Ranst, Knodbaan, [online] www.geopunt.be, (geraadpleegd op 5 februari 2015).

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Oelegem

  • Is deel van
    Schilde

  • Is deel van
    Vallei van het Schijn met kastelen Schilde, Bleekhof en Vrieselhof

  • Omvat
    Boswachterswoning

  • Omvat
    Kasteel Vrieselhof

  • Omvat
    V2 inslag in domein Vrieselhof


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Vrieselhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300126 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.