erfgoedobject

Het Vinne

landschappelijk geheel
ID
300182
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300182

Beschrijving

Het Vinne bevindt zich op het grondgebied van de fusiegemeente Zoutleeuw, ten zuiden van het gehucht Ossenweg, nog net binnen de provincie Vlaams-Brabant. Ten oosten ervan ligt het Limburgse Duras, eveneens een ankerplaats. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) werd het gebied - toen nog een groot meer - nog van noord naar zuid doorsneden door de grens tussen het hertogdom Brabant en het Prinsbisdom Luik. Deze grens komt nog voor op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) als scheiding tussen Brabant en Limburg. Sindsdien ligt de grens tussen de huidige provincie Vlaams-Brabant en Limburg iets meer naar het oosten.

Het Vinne is een natuurlijke depressie, nagenoeg volledig omsloten door hellingen. Slechts op één plaats in het westen is de helling doorbroken en staat de Vinnedepressie via een smalle uitlaat in verbinding met de Getevallei. Op het breedste punt is het Vinne 1600 m, op het smalste punt 900 m.

Er zijn twee theorieën voor de vorming van deze grote depressie. Volgens de eerste theorie, die tot de jaren 1960 aangenomen werd, moet de vorming gesitueerd worden op het einde van de laatste ijstijd. Aanvankelijk lag op de plaats van de huidige uitlaat van het Vinne naar de (Kleine) Gete een zijdal van deze laatste. In dit kleine zijdal stroomden de voorlopers van de huidige Vinnebeek en de Sint-Odulphusbeek. De Getevallei lag toen lager dan nu. Door de erosie van het Landeniaanzand werd langzamerhand de depressie van het Vinne gevormd. Nadien vulden de valleien van midden-België zich op met een dikke veenlaag. Hierdoor werd ook de uitstroming van water uit de Vinnedepressie stilaan verhinderd. Bij vloedregime kon het water van de Kleine Gete nu de depressie instromen. Het sediment dat deze stroom meevoerde, zette zich af waar de stroming door het stilstaande Vinnewater werd afgeremd. Op die manier ontstond een waaiervormige ophoging op de plaats waar later de Vinnehoeve gebouwd werd. Volgens de tweede theorie (Mullenders et al., 1969) zou de depressie een periglaciaal verschijnsel zijn, meer bepaald een pingo. Het grondwater kwam op deze plek dichtbij de grondoppervlakte waar het kon bevriezen. Deze ijsmassa zette uit en duwde de grond omhoog. Door de aangroei van deze ijslens groeide de op die manier ontstane heuvel en in warmere tijden werd het oppervlakkige materiaal afgespoeld met smeltwater zodat het reliëf werd versterkt. Bij het intreden van een definitieve verbetering van het klimaat kon de ijskoepel wegsmelten en erosiemateriaal zijwaarts afzetten. Daardoor ontstond in situ een depressie met rondom hoge wallen van erosiemateriaal. De grote afmetingen van deze depressie vallen echter moeilijk te rijmen met deze ontstaansgeschiedenis. Wat wel vaststaat is dat in de periode na de ijstijden, toen het klimaat opwarmde en vegetatie volop kansen kreeg, er een laag veen ontwikkelde in het meer. Deze veenlaag werd gedurende de middeleeuwen of iets later uitgestoken door waarschijnlijk de abdij van Het Park. Door de veenwinning ontstond een uitgestrekte waterplas.

Een combinatie van de landbouwcrisis van de jaren 1840 en een negatieve perceptie ten aanzien van stilstaand water (mogelijke verzamelplaats van ziekteoverbrengende organismen) heeft ertoe geleid dat men in 1841 begon met de drooglegging van het enige natuurlijke meer van Vlaanderen. Het meer was ongeveer 2 meter diep en rondom lag een gordel van moerassige weiden. De drooglegging begon met het graven van een ringgracht. De Vinnebeek, afkomstig van Duras werd aldus met een noordelijke boog omheen het gebied naar het pompgemaal bij de Vinnehoeve geleid, de Sint-Odulphusbeek met een zuidelijke omleiding. Dit pompgemaal werd aangedreven door een stoommachine zoals de vermelding “Pompe à Feu” op de kaart van Vandermaelen (1854) duidelijk laat verstaan. In 1845 zouden de eerste drooggevallen gronden in cultuur genomen zijn. Bij Vandermaelen is in het drooggelegde gebied - Etang de Léau (desseché) - nog maar één sloot weergegeven, die naar het pompgemaal loopt. De kaart van het Dépot de la Guerre (opmetingen van 1871, gepubliceerd in 1877) toont reeds het huidige slotenpatroon met loodrecht op elkaar gegraven sloten. De drooglegging was geen onverdeeld succes. De bodem van het meer was niet geschikt voor akkerbouw en daarom werden de gronden vooral gebruikt als wei- en hooiland. Wanneer het flink geregend had kon de pomp het water niet snel genoeg wegpompen en kwamen delen onder water te staan. Rond 1885 werd een tweede stoommachine geïnstalleerd om dit probleem op te vangen. In 1930 werd luciferproducent Union Allumetière eigenaar van het Vinne, die de gronden spoedig omzette in populierenbos voor de productie van lucifers. In de randgebieden vonden we meer variatie in de bodembezetting, vooral door de omschakeling van akkerbouw naar grasland en boomgaarden. Vanaf het midden van de 20ste eeuw is de vroegere meerbodem volledig beplant en treedt in de randzone meer verruiging op van in onbruik geraakt akkerlanden.

Sinds 1974 is de provincie (Vlaams-)Brabant eigenaar van het 120 ha grote Vinne. Het Vinne bood bijzondere kansen voor het (her)ontwikkelen van een natuurgebied. Door weinig ingrepen kon men het gebied terug vernatten. In 2000 werd besloten het gebied weer om te vormen tot een meer. In 2004 startten de werkzaamheden; de populieren werden gerooid en de grondwaterstand steeg doordat de bemaling grotendeels werd stilgelegd. De lichthellende oevers maakten een grote variatie aan oeverplanten mogelijk, op de droge rand mogen bepaalde plekken spontaan verbossen, op andere plekken worden runderen geïntroduceerd voor de begrazing en worden houtkanten aangeplant, in de plas zelf zijn volop kansen voor waterfauna. Het gehele gebied is uitermate geschikt voor trekvogels. Bij het voormalig pompgemaal is een toeristisch knooppunt ontwikkeld met een uitkijktoren, drink- en eetgelegenheid, natuur- en milieueducatiecentrum, speelgelegenheid, ...

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Krijgsdepot: Eerste editie uitgegeven tussen 1865-1880, schaal 1:20.000. Herziening, Militair Cartografisch Instituut: tweede uitgave, 1880-1884, derde uitgave 1889-1900 en herziening derde uitgave 1900-1930, schaal 1:20.000. (Lemoine-Isabeau, 1988)
  • DENEEF R., et al, 2008: Inventaris historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Zuidoostelijk Braban – Haspengouw. Geetbets, Hoegaarden, Kortenaken, Landen, Linter, Tienen, Zoutleeuw. Vlaamse Overheid, Agentschap R-O Vlaanderen, Onroerend erfgoed, Brussel.
  • GOOSSENS E., GULLENTOPS F. & VANDENBERGHE N., s.n.: Technisch verslag kwartair. Kaartblad: Sint-Truiden.
  • MULLENDERS W. & GULLENTOPS F., 1969: The age of the pingos of Belgium. In The periglacial environment, past and present, p 312-335.

Auteurs: de Haan, Aukje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Holle weg Zwartaardenweg

  • Is gerelateerd aan
    Castelbergh

  • Is deel van
    Zoutleeuw


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Het Vinne [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300182 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.