erfgoedobject

Historische stadskern van Harelbeke

archeologisch geheel
ID
300296
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300296

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene Beschrijving

Harelbeke is ontstaan op de rechteroever (zuid) van de Leie, op een zandrug langsheen de rivier. De rug werd deels door de Arendsbeek (of Arelbeek) afgebakend. Daarnaast is ook de Romeinse verbinding Arras-Doornik-Kortrijk-Gent, de weg langs de Leie belangrijk. De historische bewoning ontwikkelde zich aan weerszijden van de Arendsbeek, daar waar ze in de Leie uitmondde. De stad is gelegen ten noorden van de Romeinse vicus (Harelbeke-Stasegem), waarvan de inplanting eerder door de Gavers (waterrijke vallei van de Gaverbeek) werd bepaald. Harelbeke wordt bodemkundig getypeerd als licht zandlemig tot zandig. In de Leievallei met zijn vele meanders en de vallei van de Arendsbeek is de bodem veel kleiiger. Op het gewestplan is Harelbeke bijna volledig ingekleurd als woongebied. Bij de kerk ligt een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

Archeologische nota

Ook het grondgebied van de historische stadskern van Harelbeke heeft een Romeins verleden. Het gaat wel om een kleine nederzetting. Bij de archeologisch relevante sporen horen resten van muren en twee muntschatten, waaronder één uit de 4de eeuw. Het Germaanse harula zou zandige heuvelrug betekenen, wat perfect overeenkomt met de topografische situatie (Ooghe 1979).

Harelbeke wordt gelinkt met de vroegste geschiedenis van het graafschap Vlaanderen. In de eerste helft van de 10de eeuw is het bestaan van een villa van graaf Arnulf I de Grote (918-965) bekend. Deze villa gaat vermoedelijk terug op een Karolingisch kroondomein, waarvoor vanaf het begin van de 9de eeuw aanduidingen zijn, zoals het Sint-Salvatorpatrocinium. Ze kunnen archeologisch vooralsnog niet hardgemaakt worden (Declercq 1980).

Een volgende, belangrijke ingreep is de stichting van het Sint-Salvatorskapittel door Boudewijn V (en zijn echtgenote gravin Adela) tussen 1035 en 1042. De eerste vermelding van de kerk en de nederzetting (Harlebeke) valt dan ook in 1035. De eerste aanduiding als stad duikt op in 1153. Men leidt dit af uit de vermelding als oppidum. Zoals in zovele Vlaamse middeleeuwse steden was ook hier de lakennijverheid belangrijk. In 1385 kreeg de stad een octrooi, dat de productie van laken en het houden van een jaarmarkt regelde. Harelbeke is altijd een ‘open’ stad gebleven. In de teksten is nu en dan sprake van binnen- en buiten-Harelbeke of een eigen poorterij en stadsmagistraat zonder dat duidelijk is over welk grondgebied het precies gaat. De afbakening is dan ook gebaseerd op oud kaartmateriaal. Eigenlijk valt de nederzetting in 2 delen uiteen. Ten noorden van de Arendsbeek ligt het grafelijk domein, ten zuiden ervan de laatmiddeleeuwse stadskern (Ooghe 1979). De huidige kerk - de vierde - is gebouwd van 1769 tot 1774 en staat haaks op het enige overblijfsel, het transept van de romaanse kerk. De grafelijke banmolens ten zuidwesten van de historische kern vallen buiten de afbakening. Het waren watermolens, die aan de Leie lagen. Ze werden al in 1128 vermeld en zijn toch ook een archeologisch aandachtspunt.

In Harelbeke is heel wat ‘archeologisch’ onderzoek (19de en 1ste helft 20ste eeuw) doorgegaan onder het voorwendsel dat men op zoek was naar de graven van de Forestiers, de mythische voorouders van de graven van Vlaanderen. Luc Devliegher voerde het eerste volwaardig onderzoek uit in 1957. Hij kon aantonen dat de crypte (driebeukig, met relieken van Sint-Bertulfus - ze werden vanuit Boulogne over Harelbeke naar de Gentse Sint-Pietersabdij overgebracht) ouder was dan de romaanse kerk. Op stilistische basis wordt deze crypte rond het midden van de 10de eeuw gedateerd. Vermoedelijk was de bijhorende kerk een uitbreiding/verbouwing van de kerk, die bij het domein van Arnulf I De Grote hoorde. Ook vermeldenswaard is de vondst van enkele beschilderde grafkelders (Devliegher 1959). In 1973-74, bij de heraanleg van de markt en de Marktstraat, is er nog eens sprake van archeologische opvolging (Despriet 1984). Het was vooral de inhoud van de afvalkuilen, zijnde volmiddeleeuws materiaal, die het beeld bevestigde. In de vallei van de Arendsbeek (Marktplein, Leiestraat, Gentsesteenweg) is ooit een uitgebreid palenconcentratie aangetroffen, die toen niet in plan is gebracht (Ooghe 1979).

De belangrijkst elementen van de eigenlijke stad waren de markt met het Schepen- en het Kasselrijhuis, ook het Hospitaal - eerste vermelding in 1341 -, later augustinessenklooster, evenals de Sint-Salvatorskerk en de kapittelgebouwen aan de andere zijde van de Arendsbeek.

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

De resultaten van het archeologisch onderzoek geven aan dat Harelbeke een waardevol archeologisch erfgoed bezit, waarin zowel de Romeinse periode als de middeleeuwen overtuigend aan bod komen. Dit schept verwachtingen, temeer omdat de historische kennis enkele interessante mogelijkheden aanreikt. Vooral de aanwezigheid en continuïteit van belangrijke Karolingische en volmiddeleeuwse (grafelijke) bewoning opent perspectieven.

De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naar gelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een oude burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.

Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd (Tys e.a. 2010).

De afbakening is gebeurd op basis van historisch kaartmateriaal, bodemvondsten en de aanwezigheid van nog bestaande gebouwen met een onbetwistbare voorgeschiedenis. De studie van de geografische, topografische, historische en archeologische gegevens leidt tot een bundeling van gekende en potentiële elementen, die wezenlijk getuigen van de wording en evolutie van deze stad. Concreet zijn de Leie, de Arendsbeek, de weg Doornik-Gent, de zandrug, Sint-Salvator (kerk, kapittelgebouwen en grafelijke residentie), het stadhuis, het hospitaal (augustinessenklooster) en het huizencluster daar omheen de elementen die de stad Harelbeke bepalen en een archeologische eenheid vormen.

Bibliografie

Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.

DECLERQ G. 1980: Inleiding tot de middeleeuwse geschiedenis van Harelbeke, De Leiegouw XXII, 89-115.

DESPRIET P. (ed.) 1984: Bodemschatten uit Zuid-West-Vlaanderen Resultaten van 25 jaar oudheidkundige opgravingen, Archeologische en Historische Monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 10, Kortrijk.

DEVLIEGHER L. 1959: Oudheidkundig onderzoek van de Sint-Salvatorskerk te Harelbeke, De Leiegouw I, 19-62 (Archaeologia Belgica 46).

OOGHE R., DEBRABANDERE F. & DESPRIET P. 1979: Harelbeke, Archeologische en Historische Monografieën van Zuid-West-Vlaanderen 1, Kortrijk.

PLETS G., DE CLERCQ W. & CLERBOUT T. (samenstelling) 2013: Stap voor stap Een archeologische wandeling door het verleden van Harelbeke.

TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.


Bron: AZ-dossier
Auteurs: Dewilde, Marc
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Harelbeke [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300296 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.