In kern een laatmiddeleeuws huis, initieel een houtskeletbouw, dat in de late 18de eeuw werd versteend en aangepast.
Historiek
Het breedhuis van vier bouwlagen en drie traveeën is gesitueerd op een langgerekt diep perceel. De kern van het huis is laatmiddeleeuws. Hiervan getuigen de bewaarde kelder, de balkenroosteringen en de kapconstructie.
Initieel was het pand een houtskeletbouw waarvan bewaarde constructieve onderdelen en bouwsporen getuigen en op basis van een laat-18de-eeuwse beschrijving door Azevedo Coutinto Y Bernal. Deze constructie werd in de late 18de eeuw versteend, waarbij het oorspronkelijke zadeldak waarschijnlijk werd aangepast.
De façade, een pilastergevel, is stilistisch te situeren in het laatste kwart van de 18de eeuw en lijkt verdergezet te worden over de gevel van het aanpalende pand De Struis (Guldenstraat nummer 24). Misschien vormden beide panden in de 18de eeuw één geheel. De achtergevel is opgetrokken in baksteenmetselwerk (kruisverband), gevoegd met kalkmortel (brandmuur?).
Beschrijving
De 18de-eeuwse pilastergevel wordt gemarkeerd door verdiepte cassetten ter hoogte van de borstweringen en uitgewerkte consoles die de houten kroonlijst stutten. De gevel is bekleed met geglazuurde, witte tegels met geometrische patronen in blauw, te dateren in het begin van de 20ste eeuw. Tijdens deze laatste verfraaiingsfase werd ter hoogte van de tweede bouwlaag een nieuwe vensterdoorbreking voorzien.
De kelder is overspannen door een bakstenen tongewelf over de gehele breedte van het pand. De gelijkvloerse en de eerste verdieping zijn op het moment van bescherming (2002) volledig ingekapseld (recente herinrichtingswerken). De historische structuren zijn bewaard.
De verticale circulatie wordt verzorgd door een 19de-eeuwse trap, voorzien van een balustrade. De buitenboom en de lambrisering van het trappenhuis zijn afgewerkt met een Carraramarmer-imitatieschildering.
Op de tweede verdieping toont een moerbalk met slof een gat waarin eertijds een korbeel was gevat. Deze constructiewijze duidt op een houtbouw. Vermoedelijk werd een oorspronkelijke schoor tussen een stijl en trekker bewaard onder de bestaande pleisterlagen. De dakconstructie bestaat uit een sporenkap, versterkt met twee dekbalkjukken waarop een geschoorde standvink die een langsplaat stut onder de hanebalken. De kap werd aan de straatzijde vermoedelijk in de late 18de eeuw aangepast naar aanleiding van het optrekken van de lijstgevel.
AZEVEDO COUTINTO Y BERNAL G. 1776: Historische saemen-spraeke over de stadt van Mechelen, tusschen Pipinus ende Ludolphus de selve stadt door-wandelende, Mechelen, boekdrukker J.-F. Van der Elst.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002336, Mechelen: Laat-Middeleeuwse kernen Guldenstraat (THIELS N., 2002). Auteurs: Thiels, Nancy Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)