Herenhuis in neorococostijl gebouwd in opdracht van de heer E. Diels, naar een ontwerp door Fernand de Montigny en Louis Somers uit 1927. Het architectenbureau had een jaar eerder op de aangrenzende percelen al het hotel Luth en de gekoppelde burgerhuizen Gevers-Grisar tot stand gebracht.

Het hotel Diels is representatief voor het rijpe oeuvre van Fernand de Montigny en Louis Somers, die zich tijdens het interbellum vooral toelegden op residentiële architectuur voor de betere kringen. Associés van omstreeks 1910 tot 1940, tekenden zij in 1920 voor het stadion voor de Olympische Spelen op het Kiel. De statige beaux-artsstijl die de architecten zich al vóór de Eerste Wereldoorlog toe-eigenden, werd tijdens de jaren 1920 doorgetrokken in het merendeel van de burger-, herenhuizen of villa’s die zij ontwierpen. Op hetzelfde moment waren de Montigny en Somers actief in de wederopbouw van Oostkerke (Diksmuide), met neotraditionele ontwerpen. Eveneens uit 1927 dateert de stilistisch verwante maar rijker uitgewerkte villa Stuyck op de hoek van Della Faillelaan en Acacialaan. Kort daarna bracht het bureau het standingvolle appartementsgebouw "Résidence La Pépinière" aan de Koningin Elisabethlei tot stand, ontworpen in 1929. Tot hun laatste realisaties behoort de Sint-Theresiakerk met karmelietenklooster aan de Grotesteenweg te Berchem uit 1938-1939.

Met een gevelbreedte van vier traveeën omvat de rijwoning twee bouwlagen onder een pseudo-mansarde met dakkapellen. De lijstgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, contrasterend verwerkt met witte natuursteen voor de plint, deur- en vensteromlijstingen, dorpels, fries, en het dakvenster, en met gebruik van leien voor de dakbedekking. De architectuur is met een zekere mate van historische getrouwheid geïnspireerd op het lokale hotel in rococostijl uit het midden tot de tweede helft van de 18de eeuw. Axiaal van opbouw, legt de gevelcompositie de klemtoon op het portaalrisaliet in de tweede travee, dat wordt gemarkeerd door een typische frontispice en een getoogd dakvenster met voluten, consoles en waterlijst. De frontispice is opgebouwd uit een spiegelboogdeur en -venster respectievelijk in kwartholle en geriemde omlijsting met rocaillesleutels, pilasters, klauwstukken en waterlijst, en een balkon met gebuikte smeedijzeren borstwering. Verder bestaat de met een klassiek hoofdgestel afgewerkte opstand, uit registers van getoogde vensters, met vlakke sluitsteen of rocaillesleutel, en dakkapellen met waterlijst; korfbogige garagepoort en ovale oculus in de linker travee. Het gevernist houten schrijnwerk van de inkomdeur, garagepoort, vensters en dakkapellen met kleine roeden is bewaard.

De plattegrond is georganiseerd rond de ruime, centraal ingeplante traphal met bovenlicht. Volgens de bouwplannen wordt de begane grond aan straatzijde ingenomen door de garage, vestibule, spreekkamer en keuken met office, en aan de tuinzijde door de woonkamer met terras en de eetkamer met erker. De eerste verdieping omvat zes slaapkamers waarvan de twee grootste over een ‘en suite’ badkamer beschikken; de mansardeverdieping herbergt drie grote slaapkamers, twee (meiden)kamers, een doka en berging.