Burgerhuis en aanpalend atelier in eclectische stijl, volgens de bouwaanvraag uit 1889 gebouwd in opdracht van de meester-meubelmakers Antoine Van Treeck en A. Bennebroek. Deze lieten hetzelfde jaar de winkelpuien vernieuwen van het aanpalende, recent verdwenen hoekpand met de Lange Leemstraat, waar hun handelszaak gevestigd was. Uit het bouwdossier vallen ontwerper nog aannemer af te leiden.

Antoine Van Treeck (°Venray, 1855), was in juli 1878 als eerste van zijn familie naar Antwerpen geëmigreerd, en ging in 1881 van start met een eigen meubelmakerij in de Hemelstraat. Drie broers meubelmakers volgden zijn voorbeeld, Martin Joseph Van Treeck (°Venray, 1852) van maart 1880 tot eind 1881, Jacob Hubert Van Treeck (Venray, 1860-Antwerpen, 1948) vanaf oktober 1882, en tenslotte Jan van Treeck vanaf mei 1886. Volgens de adresboeken Ratinckx waren de broers Van Treeck vanaf de latere jaren 1880 tot 1905 actief in twee meubelmakerijen, de firma Van Treeck en Bennebroek (vanaf 1902 A. Van Treeck) van Antoine van Treeck in de Lange Leemstraat, en de firma Van Treeck Frères van Jacob en Jan Van Treeck aan de Isabellalei, later in de Schermersstraat en aan de Mechelsesteenweg. In 1906 namen Jacob en Jan het bedrijf van Antoine over, en bleven actief als Van Treeck Frères met vestiging in de Lange Leemstraat, tot de opheffing in 1913-1914.

Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning een souterrain, twee bouwlagen en een mezzanine. De lijstgevel is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, en gebruik van blauwe hardsteen voor de hoge plint en beschilderde witte natuursteen voor waterlijsten, speklagen, sluitstenen, het balkon en fronton. Geleed door de puilijst en doorgetrokken lekdrempels, legt de gevelcompositie de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een balkon met doorgetrokken balustrade en een gebroken driehoekig fronton met bolornament, beide op consoles. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van getoogde deur- en vensteropeningen met diamantkoppen of bollen als sluitstenen. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op consoles en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de rijk bewerkte inkomdeur en vensters is bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk van het souterrain en de gietijzeren voetschraper.

De meubelmakerij is een eenvoudiger constructie van drie traveeën breed en twee bouwlagen hoog onder en schilddak. Ter verlevendiging van het gevelmetselwerk zijn in alternerende lagen twee tinten rode baksteen gebruikt, met accentuering van de ontlastingsbogen, borstweringen, waterlijsten en het meandermotief in de fries. Symmetrisch van opzet en afgewerkt met een klassiek hoofdgestel, wordt het centrale laadluik geflankeerd door getoogde ateliervensters en tweelichten met sluitsteen, waterlijst, lekdrempel en onderdorpel. Een steigergat in de fries geeft de positie van de verdwenen hijsbalk aan. Het linker ateliervenster is verbouwd tot inkomportaal en het vensterschrijnwerk werd vernieuwd.