Burgerhuis in neoclassicistische stijl te dateren omstreeks 1870. Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel, met schijnvoegen op de begane grond en een hardstenen plint, wordt nadrukkelijk horizontaal geleed door de puilijst en doorgetrokken lekdrempels. Symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het middenrisaliet, dat op de eerste verdieping wordt gemarkeerd door een balkon met Lodewijk XVI-consoles, rijk bewerkte postamenten en doorgetrokken balustrade, en een entablement. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, op de bovenverdiepingen in geriemde omlijsting met oren. Klassiek hoofdgestel met gekorniste houten kroonlijst op klossen en tandlijst. Het houten schrijnwerk van de vleugeldeur en vensters is bewaard, evenals de gietijzeren vensterleuningen en voetschraper.