Burgerhuis in eclectische stijl, als eigen woning gebouwd door de architect Eugène Geefs, naar een ontwerp uit 1902. Het pand kwam ongeveer gelijktijdig tot stand met de verdwenen architectenwoning van Jos. Bascourt drie percelen verderop, waarvan de bouwaanvraag vier en een halve maand eerder werd ingediend.
De eigen woning behoort tot het rijpe oeuvre van Eugène Geefs, die het gebouw op 48-jarige leeftijd ontwierp. Actief vanaf omstreeks 1885 tot zijn overlijden in 1925, realiseerde hij omstreeks 1890 een bescheiden reeks woningen voor de Société Anonyme pour la construction de maisons bourgeoises in de wijk Zurenborg. Tot de belangrijkste vroege werken behoort het verdwenen Tolhuis, dat Geefs samen met Joseph Schadde ontwierp. Uit het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog zijn slechts een beperkt aantal burgerhuizen bekend, zonder uitzondering in klassiek geïnspireerde eclectische stijl. Voor twee kastelen in opdracht van de grafelijke familie Moretus Plantin de Bouchout, "Klaverblad" te Wilrijk en "Rodenburg" te Hove, paste de architect op het zelfde moment de neo-Vlaamserenaissance-stijl toe.
Met een gevelbreedte van drie traveeën aan straatzijde en zes traveeën aan tuinzijde, omvat het gebouw met wigvormige plattegrond een souterrain en twee bouwlagen, onder een mansardedak. De lijstgevel onderscheidt zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen, op een plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst en het hoofdgestel opgevat klassieke entablementen, beantwoordt de compositie aan een regelmatig opzet, met registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen in geriemde omlijsting. Het geveldecor is ontleend aan het neo-Grec. Waar de borstweringen op de begane grond met rozetten versierd zijn, worden de bovenvensters gemarkeerd door geprofileerde lekdrempels en waterlijsten, palmettenfriezen en guirlandes tussen leeuwenkoppen. Onder de puilijst heeft de fries een schijvenpatroon, onder de houten kroonlijst met klossen een rankwerkdecor van palmetten, acanthusbladeren en voluten. Het bewerkte houten schrijnwerk van de inkomdeur, vensters en dakkapellen met driehoekig fronton is bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk met lelies en bladmotieven van het souterrain.
De wigvormige plattegrond is georganiseerd rond de ruime, halfronde traphal met bovenlicht die aansluit op de vestibule in de schuin uitlopende linkerflank. Op de begane grond enfilade van salon en eetkamer in de rechterflank. De keuken bevindt zich in het souterrain. Van het oorspronkelijke interieur in neo-Lodewijk XVI-stijl resten de vestibule in imitatie-natuursteen, de traphal met smeedijzeren trapleuning (trofee met boog en pijlkoker) en cirkelvormig bovenlicht uit gebrandschilderd glas in lood, en het gelambriseerde salon met een markante schouw en een fries van puttireliëfs ter hoogte van de supra-porta's.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1902#1704.