Teksten van Résidence Plantin

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300348

Résidence Plantin ()

Historiek en context

Geheel van twee aanpalende appartementsgebouwen in art-decostijl, naar een ontwerp door de architect Edward Van Not uit 1922 (gevelopschrift). Opgetrokken op een geknikt perceel, trad Van Not zelf als bouwheer op voor het pand aan de Plantin en Moretuslei, dat in 1930 met twee extra traveeën werd uitgebreid. Opdrachtgever van het pand aan de Van den Nestlei was de heer A. Derboven. Waar het complex oorspronkelijk in totaal uit tien identieke appartementen van hoge standing bestond, voegde de uitbreiding van 1930 vijf kleinere flats en vermoedelijk een conciërgewoning toe. Op dat moment was ook het architectenkantoor van Van Not in het gebouw zijde Plantin en Moretuslei gevestigd, en betrok hij hier wellicht zelf ook een flat.

Eerder plande de bouwheer, mogelijk te identificeren met John Cassiers uitbater van "Hotel Wagner" aan de Frankrijklei, samen met zijn zoon een vastgoedproject op dit perceel. Ambitieuzer van schaal tekende Edward Van Not in 1921 een project dat twee appartementsgebouwen met in totaal twintig flats van hoge standing omvatte, opgetrokken bovenop een autoverhuurbedrijf of parkeergarage voor limousines die begane grond en souterrain besloeg, met een binnentuin op het dak. De bouwvergunning werd tot twee maal toe geweigerd op basis van de bouwvoorschriften voor de gronden Isenbaert- De Boey en Donnet-Van Oenen, die in dit gedeelte van de Plantin en Moretuslei en de van Den Nestlei nijverheidsinrichtingen, fabrieken en pakhuizen uitsloten. In hetzelfde bouwblok en aan de overzijde van de straat bevonden zich sinds 1913 niettemin al de drukkerij van coöperatieve "Ons Huis" en de sigarettenfabriek Araks. Daarop verkochten Cassiers en zoon de gronden aan Van Not en Derboven, die er als een gereduceerde versie van het oorspronkelijke concept de "Résidence Plantin" oprichtten. Zelf bouwde hij vervolgens een complex van drie gekoppelde appartementsgebouwen op het perceel nummers 76-80, eveneens een ontwerp van Van Not uit 1922.

Résidence Plantin behoort tot het rijpe oeuvre van Edward Van Not, die vanaf de jaren 1920 zijn privépraktijk combineerde met de functie van gemeentearchitect van Deurne. Waar hij vóór de Eerste Wereldoorlog in zijn talrijke woningontwerpen de neostijlen afwisselde met de art nouveau, paste hij tijdens de jaren 1920 simultaan de beaux-arts-, de cottage- en de art-decostijl toe, om vervolgens te evolueren naar een gematigd modernisme. Het complex maakt met het aanpalende appartementsgebouw Van der Avoort, het wooncomplex Cassiers, en de appartementsgebouwen Cassiers, Van Not en Hoskens, deel uit van een groep art-decoflats, die een belangrijk aandeel van het bouwblok beslaat gevormd door Plantin en Moretuslei, Van den Nestlei en Baron Joostensstraat, en waarvoor de architect tussen 1922 en 1927 voor eigen rekening en vier verschillende opdrachtgevers de plannen tekende. Zij behoren in Antwerpen tot de eerste generatie hoogbouwflats van hoge standing, opgetrokken na de Eerste Wereldoorlog.

Het op de burgerij gerichte appartement kende een voorzichtig debuut in de Scheldestad omstreeks 1910, met als meest opvallende vroege voorbeeld de Residentie Carlier op de hoek van de Britselei en de Mechelsesteenweg, ontworpen door architect Jos Goeyvaerts in 1913. Begin jaren 1920 legden vooral de architecten François Dens en Alfred Portielje zich toe op de ontwikkeling van deze typologie, aanvankelijk in beaux-arts- en later in art-decostijl. Op de definitieve doorbraak van het appartementsgebouw was het wachten tot de jaren 1930, na de wet op het mede-eigendom uit 1924.

Architectuur

Oorspronkelijk volkomen identiek in spiegelbeeld, met een gevelbreedte van drie ongelijke traveeën, omvatten beide appartementsgebouwen zes bouwlagen onder een pseudo-mansarde. Het pand aan de Plantin en Moretuslei werd in 1930 aan de rechterzijde op uniforme wijze met twee traveeën uitgebreid. Zoals opgelegd heeft het gevelfront een parement uit witte natuursteen, met gebruik van graniet voor de plint, en leien als dakbedekking. De lijstgevel beantwoordt aan een drieledig schema, opgebouwd uit de gedrukte pui, de eerste vier bovenverdiepingen in kolossale orde, en de als attiek opgevatte topgeleding bekroond door een rij dakvensters met fronton en sluitsteen. Symmetrisch van opzet legt de compositie de klemtoon op de brede middenas, die wordt gemarkeerd door een oplopende bow-window met balkon, gevat tussen kolossale pilasters met bekronend postament. Verder wordt de regelmaat bepaald door registers van rechthoekige muuropeningen, twee- en drielichten op de begane grond, gevat in oplopende omlijstingen met bewerkte borstweringen op de eerste vier verdiepingen, en met smeedijzeren borstweringen op de vijfde verdieping. Het art-deco-karakter berust op de gelede en getrapte vormgeving van profielen, sokkels en postamenten, het spaarzame decor van discreet geïntegreerde guirlandes en friezen met repetitief patroon, en de typische bloemencorbeilles die het middenrisaliet flankeren. Van beide inkomportalen - zijde Plantin en Moretuslei met huisnaam in losse metalen letters "Résidence Plantin" - zijn de smeedijzeren vleugeldeuren bewaard, volgens het merkplaatje vervaardigd door Ateliers de Constructions Pierre Meeuws uit Antwerpen. Het oorspronkelijk houten vensterschrijnwerk werd volledig vernieuwd.

De twee appartementsgebouwen omvatten volgens de bouwplannen elk vijf identieke appartementen, die telkens een volledige verdieping beslaan, in de ondergrond over een individuele kelder en op de mansarde over een meidenkamer en gemeenschappelijke zolder beschikken. Beide worden ontsloten door een gemeenschappelijke inkom- en traphal met lift, en bieden op de lage begane grond verder ruimte aan de conciërgeloge, een drietal kantoren en een fietsenstalling. De flats omvatten over de volledige breedte van de straatzijde een enfilade van salon, eetkamer en een eerste slaapkamer, en zijde binnenplein een tweede slaapkamer met ‘en suite’ badkamer, een boudoir, de keuken en de hal met vestiaire. De uitbreiding uit 1930 werd gekoppeld aan de bestaande inkom- en traphal van het appartementsgebouw Plantin en Moretuslei. Deze vijf bijkomende flats, bescheidener van opzet en kleiner qua oppervlakte, bestaan uit een woonkamer, twee slaapkamers, een keuken met terras en een badkamertje.

Inkomhallen met een wand- en vloerbekleding in meerdere kleuren marmer, een stucplafond en bewaarde art-deco-wandluchters.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1921#12467, 1922#13042, 1922#14579-14580 en 1930#37795.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2015: Résidence Plantin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/176878 (geraadpleegd op ).


Meergezinswoningen ()

Nummers 76-80, 86-88 en 90. Meergezinswoningen in art deco, uit het eerste kwart van de 20ste eeuw, nummers 86 en 90 respectievelijk uit 1922 en 1923 naar ontwerp van E. Van Not. Lijstgevels met natuurstenen parementen, doorlopende erkers en ijzeren balkonleuningen. Overwegend rechthoekige muuropeningen.

  • Gegevens verstrekt door T. Eyckerman.

Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Résidence Plantin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/176735 (geraadpleegd op ).