Burgerhuis in beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van de heer A. Verbert, naar een ontwerp door Willie Pijl uit 1913 (cf. inscriptie). Het ontwerp behoort tot het vroege oeuvre van de architect, die na een verblijf in het buitenland sinds 1911 een zelfstandige praktijk had opgezet. Actief in Antwerpen tot zijn overlijden in 1945, legde Pijl zich tijdens het interbellum vooral toe op het vrijstaande landhuis voor de burgerij. Waar het beginwerk laveert tussen art nouveau, beaux-arts- en cottagestijl, vertoont zijn oeuvre uit de jaren 1920 de kenmerken van een klassiek geïnspireerde art deco. Vanaf de jaren 1930 ontwikkelt de architect een eigentijds baksteenmodernisme, herkenbaar aan de strakke volumewerking.
De rijwoning met een gevelbreedte van drie traveeën omvat drie bouwlagen onder een mansardedak. Zoals voorgeschreven heeft de lijstgevel een parement uit witte natuursteen, met gebruik van leien als dakbedekking. De opstand is opgebouwd uit een als sokkel opgevatte, geboste pui met rondboogopeningen, en de twee hoofdverdiepingen afgewerkt met een klassiek hoofdgestel. Axiaal van opzet, legt de compositie de klemtoon op de bel-etage door middel van een ingesnoerde, driezijdige erker, die zich onderscheidt door rocailleconsoles en een smeedijzeren neorégence-balkon. De getoogde bovenvensters hebben een vlakke omlijsting met waterlijst, onderdorpel, en in de bredere middentravee oren, drop en een rocaillesleutel. De oorspronkelijk smeedijzeren inkomdeur, en het houten vensterschrijnwerk met typische roeden in het bovenlicht zijn vernieuwd; van de getoogde dakkapellen met waterlijst werden de klauwstukken verwijderd.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, op de lage begane grond over de volledige breedte opgedeeld door de traphal. Volgens de bouwplannen wordt deze vooraan geflankeerd door de vestibule en spreekkamer, en achteraan door de keuken met 'monte plats'. Op de bel-etage neemt de eetkamer de volledige straatzijde in, met aansluitend de traphal en het salon met overdekt terras. Aan tuinzijde bevindt zich het fumoir, ingericht als een inglenook met haard en zitjes. De eerste verdieping telt twee slaapkamers, de achterste met balkon, en de badkamer; de mansarde herbergt een kleine en twee grote kamers.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1913#3250.