Appartementsgebouw in beaux-artsstijl op de hoek van Van den Nestlei en De Boeystraat, gebouwd in opdracht van Auguste Brunin, naar een ontwerp door de architect Victor Boelens uit 1923. Het monumentale gebouw, waarvan het oorspronkelijke programma de voorname duplexwoning van de bouwheer en drie huurappartementen van hoge standing omvatte, werd in 1924 nog tijdens de bouw verhoogd met een pseudo-mansarde. Door een verbouwing in 1928 verdween de oorspronkelijke garage van de duplexwoning.
Victor en zijn jongere broer Alphonse Boelens, geboren en opgeleid te Leuven, bouwden vóór de Eerste Wereldoorlog een carrière uit in Brussel, zowel als architect in overheidsdienst als met een privépraktijk. Zij maakten naam met woningen zowel in art-nouveau-, beaux-arts- en neotraditionele stijl. Victor Boelens was begin jaren 1920 gedurende korte tijd zowel actief in de wederopbouw van zijn geboortestad Leuven, onder meer op de Oude Markt, als in Antwerpen. Waar hij voor het appartementsgebouw Brunin een klassiek geïnspireerde beaux-artsstijl toepast, vormt hotel Suys-De Meulenaere aan de Amerikalei, bouwjaar 1921, een latente uiting van zijn vooroorlogse art nouveau.
Met een totale gevelbreedte van elf traveeën, omvat het afgeschuinde hoekgebouw vijf bouwlagen onder een pseudo-mansarde. Zoals voorgeschreven heeft de lijstgevel een parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint en (kunst)leien als dakbedekking. Horizontaal beantwoordt de opstand aan drieledig schema dat het bouwprogramma weerspiegelt, opgebouwd uit de gedrukte pui met schijnvoegen, de zwaar geboste bel-etage en de drie huurverdiepingen bekroond door het klassieke hoofdgestel met attiekbalustrade. Dit laatste vervangt de golvende kroonlijst met pseudo-frontons uit het oorspronkelijke ontwerp. Symmetrisch van opzet wordt de hoektravee geflankeerd door twee middenrisalieten, respectievelijk drie en twee traveeën breed. Oplopend over drie bouwlagen, met een smeedijzeren balkon als bekroning, markeren driezijdige erkers op zware consoles de risalieten, en een bow-window met bewerkte basis de hoektravee. Registers van rechthoekige vensters in geriemde omlijsting bepalen de regelmaat van de compositie, met een blinde entrelacsfries op de borstwering van de bel-etage, een balustrade op de tweede, en entablementen op de derde verdieping. De pui omvat het privéportaal van de duplexwoning in de vierde travee, het portaal van de huurappartementen uiterst links, en de uit 1928 daterende dienstingang die de oorspronkelijke garagepoort vervangt uiterst rechts.
Volgens de bouwplannen biedt de plattegrond van de duplexwoning met eigen vestibule en traphal, op het lage gelijkvloers ruimte aan een drietal kantoren, een meidenkamer en de keuken; de oorspronkelijke garage werd in 1928 omgevormd tot kantoor en dienstingang. Op de bel-etage bevinden zich een suite van salon- en eetkamer, een office, de grote slaapkamer met annex opschik- en badkamer, een kinderkamer en een gastenkamer. De drie huurappartementen, ontsloten door de zijdelings ingeplante, gemeenschappelijke inkom- en traphal met lift, bestaan uit een suite van salon, eetkamer en 'antichambre' of kantoor, een keuken, drie slaapkamers en een badkamer. Negen meiden- of bergkamers nemen de pseudo-mansarde in.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1923#16643, 1924#18501 en 1928#30378.