Herenhuis in eclectische stijl naar een ontwerp door de architect Joseph Hertogs uit 1892. Opdrachtgever was de Duitse koopman Cuno Matthäus Randel (Burg auf Fehmarn, 1839-Antwerpen, 1923), afkomstig van een eiland in de Oostzee (huidige deelstaat Schleswig-Holstein). Hij emigreerde in 1865 vanuit Amsterdam naar Antwerpen. Uit zijn huwelijk in 1873 met Adele Wuppermann (Schwelm, 1851-Antwerpen, 1936) werden tussen 1874 en 1881 zes kinderen geboren. Randel was zoals zijn buurman Richard Böcking verbonden aan de firma Königs-Günther & Cie. Een volgende eigenaar, de arts J. Wery, liet in 1924 door de architecten Jan Vanhoenacker, John Van Beurden en Jos Smolderen, de loggia boven de koetspoort dichtmaken.
Het hotel Randel maakt deel uit van het relatief vroege oeuvre van Joseph Hertogs, die als een van de meest succesvolle architecten in Antwerpen geldt, actief van omstreeks 1885 tot zijn overlijden in 1930. Zijn loopbaan in dienst van de vermogende, overwegend liberale mercantiele burgerij, leverde een vijfhonderdtal woningen en openbare gebouwen op. Deze evolueren van eclecticisme en neorenaissance, naar een klassiek geïnspireerde beaux-artsstijl. De bouw van het hotel Randel volgde op het verdwenen Zeemanshuis uit 1890-1891 aan de Ankerrui, en viel samen met de synagoge Shomre Hadass in de Bouwmeestersstraat. Op het aanpalende perceel ontwierp Hertogs in 1893 het naar stijl verwante maar veel imposantere hotel Richard Böcking, dat in 1985 werd gesloopt. Omstreeks de eeuwwisseling, zijn rijpe periode, vermengde de architect diverse neostijlen tot een eclectisch idioom, en drukte met monumentale bouwwerken als het Hansahuis op de hoek van Suikerrui en Ernest Van Dijckkaai zijn stempel op het Antwerpse stadsbeeld.
De rijwoning opgevat als een pand in half open bebouwing, bestaat uit een drie traveeën breed hoofdvolume dat een souterrain en drie bouwlagen omvat onder een mansardedak. Het wordt geflankeerd door de koetspoort, met op de verdieping een in 1924 gedichte loggia en een veranda met bovenlicht. Voor het parement is geel baksteenmetselwerk in koppenverband toegepast, met een contrasterend patroon uit rode baksteen voor de blinde gevelvelden van de zijgevel, en overvloedig gebruik van blauwe hardsteen en witte natuursteen voor de geprofileerde plint, platte banden en speklagen, pui- en waterlijsten, de geblokte koetspoort, vensteromlijstingen, consoles en balustraden. Nadrukkelijk horizontaal geleed en symmetrisch van opzet, legt de gevelcompositie de klemtoon op de middenas, door middel van de rechthoekige erker met aansluitend entablementvenster onder een driehoekig fronton in neo-Vlaamserenaissance-stijl. Met een natuurstenen basis en houten bovenbouw, wordt de erker gekenmerkt door wortelpilasters en een borstwering met guirlandes. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters in geriemde omlijsting met sluitsteen en doorgetrokken balustraden of onderdorpels op de verdiepingen. Klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en consoles; drie identieke dakkapellen, daar waar de bouwplannen een centrale dakkapel met voluten en fronton en flankerende oeils-de-boeuf aangeven. Het houten schrijnwerk van de vleugeldeur en de vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies en de gietijzeren voetschraper.
Afgezien van de aanleunende vestibule met centraal trappenbordes, beantwoordt de plattegrond aan de klassieke typologie van het burgerhuis, georganiseerd rond een zijdelings ingeplante traphal, die wordt ontdubbeld door de diensttrap in de smalle achterbouw met entresolniveaus. De begane grond bestaat verder vermoedelijk uit de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda, daar waar het souterrain oorspronkelijk de keuken herbergde. Privé- en slaapvertrekken, gasten- en meidenkamers nemen de bovenverdiepingen in.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2015: Herenhuis in eclectische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/178033 (geraadpleegd op ).
Nummers 22-30: herenhuizen van drie tot vier traveeën en drie bouwlagen onder zadel- of pseudo-mansardedak (nummer 28). Nummers 22 en 24 naar ontwerp van F. Van Dijk, van 1890, nummer 28 naar ontwerp van J. Hertogs, van 1892.
Nummers 22, 24, 28 met bak- en natuurstenen lijstgevel in neo-Vlaamserenaissance-stijl met typische dakkapellen, sierankers, erkers, balkons, deur- en vensteromlijstingen met wortelmotief en diamantkoppen, entablementen, frontons, gesculpteerde boogvelden en boogfriezen; lagere ingangstravee met attiek voor nummer 28.
Nummer 30 met natuurstenen lijstgevel in neo-Lodewijk XVI van circa 1905 met kenmerkend smeedwerk, strakke gegroefde consoles en friezen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Herenhuis in eclectische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/171569 (geraadpleegd op ).