Korsele is een gehucht op grondgebied van de gemeente Horebeke gelegen. In het gehucht Corseele of Korsele, nu gevormd door de straten Korsele, Koning Willemdreef en Abraham Hansstraat, bevindt zich de zogenaamde 'Geuzenhoek', waarschijnlijk het enige protestantse dorp in Vlaanderen dat zich onafhankelijk handhaafde sinds de 16de eeuw (oorspronkelijk hoorden meer gehuchten bij deze Geuzenhoek).
Het gehucht Korsele is gelegen langs een weg die een heuvelrug volgt. Deze heuvelrug is één van vele die op de flauwe zuidwesthelling van de vallei van de Boekelbeek/Moldergembeek loopt. De noordoosthelling van deze beekvallei is een stuk steiler en ligt onder bos. In de flauwe zuidwesthelling zijn opnieuw valleitjes ingesneden met daartussen de rugjes (60-30 m) waarop de wegen liggen en de bebouwing zich langs concentreerde, ook de gehuchten Vrijsbeke in het noorden en Sint-Maria-Horebeke in het zuiden liggen op een dergelijk rugje. Door het langdurige gebruik van deze wegen konden ze zich in de lemige heuvelrug insnijden en ontstonden er zogenaamde holle wegen. Ook de straat 'Korsele' is deels een holle weg (net zoals de Auwerikstraat en de Kromstraat die de zuidwestelijke grens vormen). Achter de bebouwing langs de beekjes liggen de hellingen met voornamelijk landbouw. Het gebied maakt hydrologisch deel uit van het bekken van de Zwalmbeek.
Hoewel binnen de grenzen van dit gebied tot nu toe geen archeologische sites werden geregistreerd, zijn er in de onmiddellijke omgeving talrijke vondsten die de bewoningsgeschiedenis van dit gebied illustreren. De vruchtbare en goed gedraineerde zandleem- en leembodems maakten deze streek bijzonder aantrekkelijk voor de mens; steentijdartefacten in het nabijgelegen Sint-Maria-Horebeke bevestigen de aanwezigheid van neolithische groepen landbouwers. Dezelfde site onthulde ook sporen van ijzertijdbewoning (aardewerk, paalgaten). Tijdens de Romeinse periode werden de vruchtbare plateaus en valleiflanken intensief in cultuur gebracht. Bij veldprospecties en opgravingen in Sint-Maria-Horebeke, Mater en Sint-Blasius-Boekel werden herhaaldelijk sporen aangetroffen die een intensieve Romeinse occupatie suggereren. Gebouwplattegronden, aardewerk en vooral veel bouwpuin zoals fragmenten van dakpannen en mortel wijzen op agrarische nederzettingen, mogelijk villadomeinen. Ook sporen van lokale ijzerbewerking en restanten van een weg bevestigen de aanwezigheid van Gallo-Romeinse landbouwcomplexen. Voor de vroegmiddeleeuwse bewoningsgeschiedenis is het bronnenmateriaal eerder beperkt hoewel er aanwijzingen zijn voor een mogelijk Karolingische woonsite in de omgeving van Mater.
In de loop van de middeleeuwen werd het landschap definitief ontgonnen en werd de basis gelegd voor het huidige landschap. Op basis van de toponiemen die nu nog gebruikt worden, kan iets gezegd worden over deze ontginningsgeschiedenis. Het gehucht Rokegem (gelegen bovenaan de heuvelrug) vinden we voor het eerst terug in archiefdocumenten uit de 11de eeuw, maar volgens de meeste taalkundigen dateren de –gemnamen al uit de 7de eeuw wanneer er grootgrondbezitters zijn die de woeste gronden claimen en delen van hun eigendommen laten ontginnen. Waarschijnlijk dateert ook het Romaanse toponiem Korsele (oudste attestatie 12de eeuw), of ‘curticella’ (kleine hoeve) uit dezelfde Merovingische periode. De bewoning bevond zich veelal op plekken waar ook in de prehistorie en de Romeinse periode bewoning lag. Op verschillende plaatsen speelden de abdijen tevens een rol bij de ontginning zoals in deze streek de abdij van Ename. In hoeverre deze abdij een rol speelde bij de ontginning van gronden in de directe omgeving van Korsele is nog onduidelijk. Bij de dorpskernen werden tussen de 6de en 9de eeuw akkers aangelegd die later uitgroeiden tot gronden die ‘kouters’ genoemd werden. Ook bij Horebeke (eerste vermelding in 1090, gelegen buiten de afbakening) komt het toponiem ‘kouter’ voor. Later werden de gronden op enige afstand van het dorp ook ontgonnen, deze gronden werden velden genoemd, de akkers rond Korsele worden Craytveld en t’Wildt Veld genoemd en werden dus na de 9de eeuw in gebruik genomen. De akkers kwamen voor op de betere gronden, de minder goede gronden (bijvoorbeeld die te nat waren) werden door de gemeenschap gebruikt en kennen toponiemen –broek, -dries en –opstal. In het gebied verwijzen Den Broeck en Rudderdriesch naar deze gemene gronden. Het toponiem –bulk (omheind perceel) komt voor vanaf de 13de eeuw, vanaf deze periode was hout schaars en daarom werden veel percelen omgeven door bomenrijen. Nabij Korsele terug te zien in het toponiem Ondersten Bulk. In de 13de eeuw zullen de meeste bossen en woeste gronden in de omgeving van Korsele ontgonnen zijn en in gebruik genomen voor de landbouw.
Op de eerste landkaarten die de abdij van Ename van deze streek maakte (1650-1670), is het gehucht ingetekend, gelegen op een kruispunt van wegen. Het kruispunt werd wel de 'schreyboom' genoemd. Op de landkaarten zijn de eigendommen van de abdij zelf en van de almoezenij weergegeven, en staat bovendien aangegeven op welke percelen de abdij renterechten had. In de omgeving van Korsele had de abdij weinig gronden in eigendom, maar golden op verschillende gronden rechten. Op de kaart is ook afgebeeld dat vanaf de bebouwing op de heuvelrug diverse landwegen in de verschillende richtingen uitliepen. Op de Kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) is de bebouwing van het gehucht toegenomen en ligt ze verspreid langs de weg. Rondom de woningen zijn hagen weergegeven. Op de hellingen van de heuvelrug lagen de open akkers en, lager gelegen, in de omgeving van de beekvallei lagen de graslanden. Hier en daar kwam perceelsrandbegroeiing voor, met name rond de bebouwing en de weilanden. Op de kaart van het Gereduceerd kadaster vormt het dorp al meer en meer een vrijwel aaneengesloten lintbebouwing met verschillende types hoeves met tuinen en kleine boomgaarden. Er waren veel kleine akkerpercelen en het grasland lag enkel langs de beek, waar ook enkele percelen bos werden weergegeven. Op de Atlas der buurtwegen vallen de vele landwegen wederom op. Soms liepen ze dwars door de percelen om de kortste verbinding tussen twee plaatsen te geven. De percelen zijn blokvormig/rechthoekig, soms lang en smal (in de richting van de vallei). Op de historische topografische kaarten verandert er weinig aan de voorgaand geschetste landschapsopbouw. De bebouwing concentreerde zich langs de straat op de heuvelrug, met bij de woning een boomgaard en soms omringend grasland. Daarachter lagen de grote akkercomplexen op de hellingen en dicht tegen de beek enkele graslanden. In de loop van de 20ste eeuw blijft dit beeld vrijwel stabiel. Enkel het oppervlakte weiland rond de woningen neemt licht toe, de perceelsrandbegroeiingen nemen af en op de kaart van 2000 valt op dat verschillende akkers omgezet zijn in grasland, wat waarschijnlijk te maken heeft met de plaatselijke begrazing met Amerikaanse bizons.
Het gehucht Korsele is het enige protestantse dorp dat zich al meer dan vijf eeuwen weet te handhaven in Vlaanderen. Dit vormt de belangrijkste historische waarde van het gebied. Vanaf het begin van de 16de eeuw kwam in heel West-Europa het protestantisme op onder invloed van onder andere Luther en in de Lage Landen vooral Calvijn. In de omgeving van Oudenaarde sloten veel mensen zich aan bij de hervormingsgezinden waaronder velen die werkzaam waren in de tapijt- en wolnijverheid. De ligging aan grote verbindingswegen en de Schelde en de invloed van gevluchte protestanten uit Frankrijk, kunnen een stimulerende werking hebben gehad op de ontwikkeling van het protestantisme aldaar. Rond 1530 kwamen er verschillende bevelschriften tegen deze 'ketters' uit en werden ze vervolgd en vermoord. Maar onder invloed van het toenemende calvinistische gedachtengoed, dat zich rond 1540 vanuit Picardië in de streek verspreidde, nam het protestantisme steeds meer toe. Ze probeerden hun diensten in het geheim te houden dit wil zeggen ’s nachts en zonder zang. Vanaf 1544 weken reeds protestanten uit naar het buitenland. In 1553 werden er in Oudenaarde verschillende 'ketters' veroordeeld en als straf gegeseld, onthoofd of verbrand. In de stad Oudenaarde en op het platteland waren het vooral de tapijthandelaren en hun wevers, die via buitenlandse contacten in aanraking kwamen met de nieuwe leer en die zich aansloten bij de hervormden. Nergens in Vlaanderen waren de nieuwe denkbeelden op het platteland zo intensief verspreid als in de omgeving Oudenaarde-Ronse. Rond 1565 werd het percentage protestanten geschat, in de stad zou dit 85% zijn en op het platteland 90%. Vanaf 1562 werden er in de streek reeds zogenaamde 'hagepreken' gehouden waar duizenden mensen tegelijk op af kwamen. Tijdens de beeldenstorm in 1566 kwam het ongenoegen van de bevolking ten opzichte van de katholieke kerk tot een uitbarsting. Margaretha van Parma, die van haar moeders kant afstamde van tapijtverkopers in Oudenaarde en van 1559-1567 landvoogdes van de Nederlanden was, gaf in eerste instantie enigszins toe en schortte de inquisitie op. Op plaatsen waar voorheen ook diensten werden gehouden werd dit officieel toegestaan. Vanaf dan werden er nog meer hagepreken gehouden, zelfs in de steden, en werden er psalmen gezongen. Rond deze tijd is de Hervormde gemeenschap van Horebeke ontstaan. In Oudenaarde mocht een kleine (houten) kerk worden gebouwd waarin de protestanten konden samenkomen, tijdens de opening kwamen er 5000 mensen bijeen. Als voorzorgsmaatregel legde Margaretha tevens op dat de bijeenkomsten volledig ongewapend moesten gebeuren en de katholieken met rust moesten worden gelaten. De protestanten ontwapenden niet en als repercussie moest de kerk in Oudenaarde gesloten worden. Onder Alva werd de repressie weer opgevoerd. Verschillende protestanten uit de omgeving van Oudenaarde werden verbannen of gedood. Vele protestanten (circa 100.000) ontvluchtten het land. Door het vertrek en de uitschakeling van vele tapijtwevers viel het werk stil en verhoogde de armoede in de omgeving. Een aantal bannelingen trok zich terug in de bossen en werden naar analogie van de watergeuzen 'bosgeuzen' genoemd. De bosgeuzen in Zuidoost-Vlaanderen hadden vaste toevluchtsoorden in het Poodsbergbos (ten oosten van Ronse) en verschillende occasionele toevluchtsoorden in kleine bosjes waaronder het Burreken/Warmoesbos te Horebeke (5 km ten zuiden van Korsele). De bosgeuzen vervielen in de armoede en voerden vanuit de bossen plundertochten uit in de omgeving. In 1576 werd de laatste bosgeus te Gent terechtgesteld.
De vervolgde Jacob Blommaert is voor de geschiedenis van Korsele een belangrijke naam. Hij was tapijtfabrikant en gewezen wethouder van Pamele die in 1567 wegens zijn hervormde opvattingen voor 50 jaar uit Oudenaarde gebannen werd. Hij vervoegde het leger van Oranje en werd er kapitein. In 1572 keerde hij naar zijn geboortestreek terug met een legertje van 400 bosgeuzen, politieke en andere vluchtelingen, nam hij bij verrassing Oudenaarde in en vestigde er een calvinistisch en Oranjegezind bestuur. Ze plunderden vele kerken, kloosters, abdijen en dergelijke in de stad en omgeving. Het beleg duurde echter maar enkele maanden of ze werden weer verdreven. Nadat ze een tiental gevangenen (priesters en leken) in de Schelde gegooid hadden vluchten ze weg. Onderweg naar Nederland zocht hij met een aantal anderen zijn toevlucht in een woning in Eeklo, maar ze werden gevonden en het huis waarin ze verbleven werd met hen erin in brand gestoken. Op de begraafplaats van Korsele en in het gehucht zelf wordt de naam Blommaert veel gezien, dit zijn veelal afstammelingen/familieleden van Jacob Blommaert.
Na de val van Antwerpen (1585) plaatste de hertog van Parma de protestanten in het zuiden voor een keuze: terugkeren naar het katholieke geloof, of vertrekken naar het buitenland. Het grootste deel van de protestantse Vlamingen week daarop uit naar de Verenigde Provinciën. Alleen de financieel onbemiddelden en personen die sterk verbonden waren met hun geboortegrond bleven in Vlaanderen wonen maar moesten hun geloof in het geheim belijden. Vooral rond Oudenaarde ontstonden daardoor een aantal protestantse gemeenten, die door Lodewijk van Nassau (1602-1665) de 'Vlaamse Olijfberg' genoemd werden (Mater, Sint-Maria-Horebeke, Melden, Wijlegem, Nukerke, Oudenaarde en Etikhove) (er was ook een Waalse Olijfberg te Rijsel en een Brabantse Olijfberg en ook in West-Vlaanderen was een Olijfberg). Aangezien de gemeentes niet openlijk voor hun geloof mochten uitkomen en onbemiddeld waren, werden ze reeds sinds 1591 ondersteund door de Zeeuwse protestantse kerken. Zij hadden afspraken om de Vlaamse en Brabantse kerken van 'Gods Woord' te voorzien, met andere woorden regelmatig, dit wil zeggen tweemaal per jaar voor vier maanden, een predikant uit te zenden. Deze situatie blijft bestaan tot eind 18de eeuw.
Tijdens de regering van Albrecht en Isabella (1598-1621) verbeterde de situatie voor de protestanten. Er werden geen executies meer uitgevoerd en predikanten uit Nederland konden, vermomd als koopman, het land binnenkomen en prediken. Openlijk het protestantse geloof belijden is er in deze periode echter nog steeds niet bij. De meeste protestanten deden in deze periode mee met de katholieken, maar beleden in stilte het protestantse geloof en gingen naar de hervormde diensten. Na de vrede van Munster (1648) hoorde Vlaanderen bij Spanje, dat in principe katholiek was. Wel konden de protestanten 'poorter' worden van een stad uit de Republiek (zoals Middelburg of Sas van Gent) en mochten ze ook in het zuiden als protestant leven (het is overigens niet duidelijk in hoeverre de eenvoudige mensen uit de omgeving van Korsele hier in de praktijk gebruik van konden maken). Na de overgang op het Oostenrijks bestuur (1713) kwam er een Hollands garnizoen naar Doornik, waar de protestanten dan ook naar de kerk konden gaan. In deze periode werden de diensten in het geheim gehouden, ‘s avonds in de open lucht of in een woning/boerderij, er was een 'kerkeraad' en een visiterende dominee. Er waren nog veel conflicten met de katholieke bevolking (protestantse weeskinderen werden geroofd om ze katholiek te laten opvoeden, mishandeling, grafschennis, verjagen van de predikant, ...). In 1747 zijn er nog 44 protestante gezinnen waarvan de meeste in Horebeke (28), Etikhove (8) en Mater (6) wonen. In 1786 werd er een volkstelling gehouden en blijkt het aantal protestanten te Sint-Maria-Horebeke ongeveer 10% van de totale bevolking te zijn.
Nadat de Oostenrijkse Keizer Jozef II in 1782 het Edict van Tolerantie afkondigt, verbetert de situatie voor de protestanten. Vlak erna treedt de eerste Belgische predikant aan en vanaf die periode mag er ook openlijk gezongen worden tijdens de diensten. In het edict stond tevens dat een protestantse gemeente van 100 of meer leden, een kerk mochten bouwen, wat dan ook op verschillende plaatsen gebeurde (in Mater, Etikhove en Oudenaarde). In Korsele werd pas in 1794, toen er voldoende geld was, een geschikte plek gekozen voor de bouw van het eerste kerkgebouw, de zogenaamde oude kerk. Het gebouw werd volgens de voorschriften van het Edict van Tolerantie gebouwd. Dat betekende dat het gebouw op enige afstand van de openbare weg moest liggen, zonder uiterlijke tekenen van een kerkgebouw (torens, klokken). Als gevolg is het nu nog een zeer sober gebouw. Wel is de locatie van de kerk strategisch, op het kruispunt van verschillende (land)wegen. De kerk werd tegen een bestaande hoeve gebouwd, die in 1788-1789 gebouwd werd en tot de bouw van het kerkgebouw zelf als kerk fungeerde. Er was eerst geen toegangsweg tot de kerk, men moest via de percelen van de omliggende boomgaarden en weilanden naar het gebouw lopen. In de 19de eeuw woonde de koster in de hoevegebouwen die via een deur met de kerk verbonden zijn. De oude kerk wordt nu nog gebruikt als het gemeenschapslokaal. De protestantse kerken in Etikhove en Mater zijn samen met het grootste deel van de gelovigen daar, verdwenen. Korsele vormt op de dag van vandaag het kerkelijk centrum van de protestantse gelovigen, die vooral nog in de directe omgeving van dit gehucht leven (Korsele, Vrijsbeke en Rokegem) en een totaal vormen van ongeveer 100 personen (eind 19de eeuw nog 200). Het staat ook wel bekend onder de naam de 'Geuzenhoek'.
In 1822 sterven achtereenvolgens de vrouw, het zoontje en de dochter van baron Gerard van der Boyen, die als controleur der accijnzen in Oudenaarde verbleef. Hij wilde zijn dierbaren begraven en kocht daarvoor een stukje grond aan tegenover de ingang van de oude kerk (4x6 m). De grafzerk is er nog steeds, met opschrift 'Hieronder ligt Begraaven De Innerlijke Overblijfselen van Eene Deugdzame Vrouw en Moeder met Haare twee Kinderen'. Tot die tijd begroeven de protestanten hun doden in de eigen tuin. De baron vroeg toestemming om een echt kerkhof te stichten en in 1823 gaf Koning Willem I toestemming om een protestants kerkhof aan te leggen. Als dank richtten de gelovigen in 1824 een arduinen gedenksteen op. Er werd vastgelegd dat er rond de begraafplaats een muur zou komen met een fatsoenlijke toegang. Het is nu nog een kleine begraafplaats (245 graven), grotendeels omringd door een bakstenen muur met aan de voorzijde een ijzeren hekwerk uit 1860 als vervanging voor een houten exemplaar (aan de oostzijde een taxushaag). Op de begraafplaats staan een aantal bomen waarvan de meest indrukwekkende de grote treurbeuk is met een stamomtrek van 4,5 m, één van de oudste treurbeuken uit ons land (midden 19de eeuw geplant). Aan de wortels is een grafsteen uit 1867 ingegroeid. Er staan twee treuressen (geënt op stam) achter de Nieuwe Kerk en ervoor twee zomerlindes en twee taxussen.
De pastorie van Korsele kent zijn ontstaan in 1800. In dat jaar bouwde de rijke familie Van den Berghe een groot woonhuis. De broer en zus die voorheen katholiek waren, maar in de loop van hun leven protestant werden, bewoonden het huis. Wanneer de broer in 1821 stierf, stelde zijn zus een testament op waarin werd vastgelegd dat na haar dood alle bezittingen over zouden gaan op de kerk van Korsele. Ze legde tevens vast dat de woning omgevormd moest worden tot pastorie voor de predikant. Tot dan moesten de dominees nog bij de plaatselijke bewoners overnachten als ze (tijdelijk) in Korsele verbleven. Nadat Johanna Van den Berghe overleed in 1836, duurde het nog tot 1842 voordat de pastorie in gebruik werd genomen door de eerste permanente predikant in Korsele. Het huis heeft twee bouwlagen en is vijf traveeën breed. In 1942 werd het gebouw aangepast en in 1951 en 1965 hersteld. De voortuin is omhaagd.
In 1819 werd een schooltje met onderwijzerswoning gebouwd op kosten van het Hollandse gouvernement en gegeven aan de protestantse gemeente die eigenaar bleef. Voor het onderhoud van de school werd onder andere het geschonken geld van de familie Van den Berghe gebruikt. Tot 1886 waren alle onderwijzers Nederlanders, maar vanaf dan zijn het voornamelijk Belgen. Tijdens de schoolstrijd in 1884 werd de school overbodig geacht en afgeschaft. Tot 1923 gaf een dorpsbewoner de kinderen les bijbelse geschiedenis en leerde ze christelijke liederen zingen, daarna werd er opnieuw een onderwijzer aangesteld, die door de staat werd betaald. In 1982 werd het schooltje gesloten.
Momenteel wordt het gebruikt als 'Protestants Historisch Museum Abraham Hans', omdat dit tevens de geboorteplaats is van de bekende Vlaamse schrijver Abraham Hans (1882). Zijn vader Bastiaan Hans was er vanaf 1873 onderwijzer en was afkomstig uit Nederland. Het gezin woonde in de onderwijzerswoning naast de dorpsschool en in 1887 verhuisde het gezin als gevolg van de schoolstrijd naar Roeselare waar Abraham vertrouwd raakte met de ‘volkstaal’ die hij ook in zijn boeken zou gebruiken. Het gezin woonde in een arme arbeidersbuurt, maar ze maakten regelmatig uitstapjes naar het Vlaamse platteland waar ze de lokale geschiedenis, plaatsen en gebeurtenissen leerde kennen die in zijn boeken terugkomen. Tijdens de vakantie verbleef hij meestal in Horebeke, waar hij op een hoeve hielp met het werk. Hij werd in Nederland opgeleid tot onderwijzer en ging daarna voornamelijk in de omgeving van Antwerpen werken. Vanaf 1907 schreef hij boeken waarin de strijd om vrijheid en heldhaftige personen vaak centraal stonden. In 1911 schreef hij 'Heldenstrijd' onder het pseudoniem A. Van Vrijsbeke (hij gebruikte ook de namen A. Van De Corseele en Hans Van Horenbeek), duidelijk verwijzend naar zijn geboortegrond. In het boek stond de strijd van de protestanten centraal. Het meest bekend wordt hij doordat hij van de Eerste Wereldoorlog tot 1955 wekelijks een boekje uitbracht in de 'A. Hans’ kinderbibliotheek', of de zogenaamde 'Hanskens'.
In 1867 wilde de gemeente een verzoek uitbrengen om op de kerk een toren met klok te zetten. Echter er werd besloten dat het verstandiger is een helemaal nieuwe kerk te bouwen. In 1872 was er uit giften uit de buurlanden, Engeland en Rusland genoeg geld bijeen om deze daadwerkelijk te bouwen. De zogenaamde Nieuwe Kerk werd vlakbij de oude kerk, op het perceel van de begraafplaats gebouwd. Deze kerk staat wel aan de weg en is een eenbeukig bakstenen gebouw in neogotische stijl (architect Ch. Vanderstraeten, Oudenaarde) waar 200 mensen de dienst kunnen volgen. Zoals gebruikelijk voor een protestantse kerk heeft het een eenvoudig interieur zonder heiligenbeelden of decoratie. Boven de deur hangt een in arduin gebeeldhouwde opengeslagen bijbel met de tekst 'wy prediken niet ons zelven maar Christus Jezus onzen verlosser'. Veel van de inrichting van de kerk komt van schenkingen uit binnen- en buitenland, zo werd het meubilair geschonken door familie Wilford uit Temse, de bijbels kreeg men van het Nederlands Bijbelgenootschap en een deel van de liedboeken werden door een Groninger geschonken.
Het 'protestantse geloof' drukte duidelijk zijn stempel op het landschap door de bouw van de oude en de nieuwe kerk, de begraafplaats, de pastorie en het schooltje, allemaal gelegen in het centrum van Korsele. Vooral de ligging van de oude kerk, op enige afstand van de openbare weg en zonder openlijke tekens van geloof, de sobere inrichting van de begraafplaats en de nieuwe kerk, maar ook het ontbreken van kapelletjes in de omgeving, weerspiegelen het protestantse karakter van het gehucht. De rest van de bebouwing van het dorp ligt langs de straat Korsele en is een typisch straatdorp. Het dorpsbeeld wordt mede bepaald door het grote aantal loofhouthagen die rond de tuinen zijn aangelegd, vooral aan de straatzijde. De vele hagen langs de straatkant van de tuinen en sommige huizen tot op de straat, geven de straat een besloten karakter. Waar de straat Korsele de heuvelrug omhoog loopt, heeft ze zich als een holle weg ingesneden. Langs de weg staan op verschillende plaatsen knotessen(restanten van kaphagen). Waar er langs de weg geen woningen staan, zijn er vanaf de heuvelrug mooie zichten naar de omgeving. Vanuit de hoofdwegen lopen verschillende landwegen over de akkers. Deze smalle paden vielen op de historische kaarten reeds op en zijn in veel gevallen (gedeeltelijk) bewaard gebleven.
Buiten de reeds vermelde gebouwen zijn er nog verschillende gebouwen met een historische en bouwkundige erfgoedwaarde. Tegenover de kerk staat een hoeve met losse bestanddelen. De hoeve werd in de 18de eeuw gebouwd en recent gerestaureerd. Het bestaat uit een bakstenen woonhuis met rieten dak, een schuur deels uit baksteen, deels uit houten planken, bedekt met riet en een paar kleine dienstgebouwen. Het draagt bij aan de esthetische waarde van de kern van Korsele, met name de directe omgeving van de kerk. Er liggen een aantal dorpswoningen en hoeves langs de straat, veelal gebouwd met bakstenen. Eén is een villaatje met aangebouwde gevelserre, gelegen vlakbij de kerk. Naast de kerk loopt de Koning Willemdreef, een onverhard pad richting het noorden. Waar de Koning Willemdreef de Korsele kruist, loopt ze verder in de Abraham Hansstraat waaraan het schooltje gelegen is. Verder naar beneden naar de beekvallei ligt een gerenoveerd boerenhuis omringd deels doorhagen en deels door knotbomenrijen (knotes). Aan de beek staat een knoteik op een perceelsgrens, in dit verder redelijk open landschap vormt het een beeldbepalend element. Het hout van de knotbomen werd gebruikt voor geriefhout en dergelijke, het loof kon aan de dieren worden gevoederd. Verder de straat af richting het oosten ligt een hoevetje zonder veel erfgoedwaarde, maar dat deels omringd is door een kaphaag met daarin knotbomen van es. Ten noorden van Korsele ligt een beeldbepalende gesloten hoeve tegen de volgende heuvelrug. Reeds in de 17de eeuw stond hier bebouwing. De huidige hoeve heeft een 19de-eeuws uiterlijk en het werd in de loop van de 20ste eeuw nog aangepast. Nabij de hoeve staat een hoekboom (linde), op het begin van een (onderbroken) landweg die richting Korsele loopt.
Bron: Ankerplaats 'Korsele'. Landschapsatlas, A40045, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: de Haan, Aukje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Sint-Maria-Horebeke
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Gehucht Korsele en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300397 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.