Geheel gevormd door een burgerhuis in neorococostijl en een achterliggend pakhuis in art-nouveaustijl, naar een ontwerp door de architect Jacques De Weerdt uit 1912 (gevelinscriptie). Opdrachtgever was Emmanuel Elias Korpes (Antwerpen, 1874-Antwerpen, 1948), een vernis- en verffabrikant en -handelaar van vermoedelijk Nederlands-Joodse origine, op 14 mei 1895 te Antwerpen gehuwd met Anna Maria Dom (Antwerpen, 1875-Antwerpen, 1945). Privéwoning en bedrijfsgebouw nemen een langgerekt perceel in tussen Plantin en Moretuslei en Wipstraat.
Het hotel Emanuel Korpes maakt deel uit van een grotere groep van zeven aaneengesloten bouwprojecten die door Jacques De Weerdt tussen 1911 en 1914 werd ontworpen, in opdracht van vijf verschillende bouwheren (Plantin en Moretuslei 69 tot 91, hoek Provinciestraat 228). Samengesteld uit drie burgerhuizen, negen meergezinswoningen en twee bedrijfsgebouwen, beslaat het monumentale ensemble zowat een derde van het bouwblok gevormd door Plantin en Moretuslei, Provinciestraat, Wipstraat en van Immerseelstraat. Met een uitbundige vormgeving laverend tussen beaux-arts en art nouveau, is het geheel representatief voor het oeuvre van de architect uit de periode vanaf omstreeks 1905 tot aan de Eerste Wereldoorlog. In nauwelijks tien jaar tijd realiseerde De Weerdt alleen al op het toenmalige grondgebied van de stad Antwerpen meer dan honderd panden, vaak van eenzelfde standaardtype. Zijn architectuur is herkenbaar aan de voorkeur voor natuursteen als parement, de vloeiende lijnvoering, de plastische volumetrie en het sierlijke smeedijzer in zweepslagstijl. Begonnen als tekenaar in dienst van de Belgische Spoorwegen vóór de eeuwwisseling, liep zijn carrière tijdens de minder productieve jaren 1920 ten einde.
Burgerhuis
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een pseudo-mansarde met oeil-de-boeuf. Zoals voorgeschreven heeft de lijstgevel aan de Plantin en Moretuslei een parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint en leien als dakbedekking. Asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet, dat naar midden-18de-eeuws voorbeeld de vorm aanneemt van een geblokte, rondbogige frontispice, afgewerkt door de kroonlijst op klossen en consoles. De eerste verdieping wordt gemarkeerd door een gebuikte en ingesnoerde, driezijdige erker met een zeemeermin als console, en een bekronend balkon met postamenten en smeedijzeren borstwering. Hierbij sluit op de tweede verdieping een kwarthol geprofileerde rondboog aan, die een spiegelboogvenster en een door putti geflankeerde, ovale oculus omschrijft. Een maskerkopsleutel accentueert de rondbogige, eveneens kwarthol omlijste koetspoort, waarvan het sierlijke smeedijzeren schrijnwerk met in het bovenlicht de initialen EK van de bouwheer bewaard bleef. Verder onderscheidt het statige gevelfront zich door een uitbundig, aan régence en rococo ontleend decor, met schelpsleutels, rocailles, lijstwerk en treillage. Het oorspronkelijk houten vensterschrijnwerk is vernieuwd.
Volgens de bouwplannen biedt de begane grond over de volledige diepte ruimte aan de klassieke enfilade van salon, eetkamer en veranda, hier uitgebreid met een halfronde wintertuin onder een glaskoepel; in de flankerende vestibule kreeg de trap en centrale inplanting. De eerste verdieping groepeert vier slaapkamers en de badkamer in enfilade rondom de traphal, de tweede verdieping drie kamers en een 'cabinet de toilette'. Het souterrain herbergt onder meer de keuken met keukenlift en een biljartzaal, de dakverdieping twee mansardes en een zolder.
Pakhuis
Het twee traveeën brede pakhuis omvat vier bouwlagen onder een plat dak. De sobere lijstgevel aan de Wipstraat is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, waarbij de ontlastingsbogen worden geaccentueerd door te alterneren met zwart gesinterde baksteen. Blauwe hardsteen is gebruikt voor de plint, witte natuursteen voor hoekblokken, dorpels, waterlijsten, steigergaten en ornamenten. De opstand wordt gemarkeerd door hoekpilasters met art-nouveauconsoles, oorspronkelijk boven de kroonlijst bekroond door postamenten. Brede korfboogtweelichten doorbreken de eerst twee verdiepingen, een getoogd drielicht de derde verdieping. De korfboogpoort werd later aangepast tot venster; van het flankerende rondboogportaal is de houten deur met art-nouveau-smeedwerk bewaard.
De plattegrond biedt volgens de bouwplannen op de begane grond ruimte aan een paardenstal en zadelkamer, en op de verdiepingen aan stapelplaatsen voor verf, ontsloten door een trap en een valluik of goederenlift.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1912#1194.
- VANHOVE B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 94-96.