Meergezinswoning in beaux-artsstijl, naar een ontwerp door de architect Jacques De Weerdt uit 1912 (gevelinscriptie). Opdrachtgever was G. Deneer-Simons, te oordelen naar de stierenkop onder het dakvenster wellicht een slager van beroep.
De meergezinswoning Deneer-Simons maakt deel uit van een grotere groep van zeven aaneengesloten bouwprojecten die door Jacques De Weerdt tussen 1911 en 1914 werden ontworpen, in opdracht van vijf verschillende bouwheren (Plantin en Moretuslei 69 tot 91, hoek Provinciestraat 228). Samengesteld uit drie burgerhuizen, negen meergezinswoningen en twee bedrijfsgebouwen, beslaat het monumentale ensemble zowat een derde van het bouwblok gevormd door Plantin en Moretuslei, Provinciestraat, Wipstraat en van Immerseelstraat. Met een uitbundige vormgeving laverend tussen beaux-arts en art nouveau, is het geheel representatief voor het oeuvre van de architect uit de periode vanaf omstreeks 1905 tot aan de Eerste Wereldoorlog. In nauwelijks tien jaar tijd realiseerde De Weerdt alleen al op het toenmalige grondgebied van de stad Antwerpen meer dan honderd panden, vaak van eenzelfde standaardtype. Zijn architectuur is herkenbaar aan de voorkeur voor natuursteen als parement, de vloeiende lijnvoering, de plastische volumetrie en het sierlijke smeedijzer in zweepslagstijl. Begonnen als tekenaar in dienst van de Belgische Spoorwegen vóór de eeuwwisseling, liep zijn carrière tijdens de minder productieve jaren 1920 ten einde.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën omvat de rijwoning vier bouwlagen onder een pseudo-mansarde. Zoals voorgeschreven heeft de lijstgevel een parement uit witte natuursteen, met oorspronkelijk gebruik van blauwe hardsteen voor de pui en leien als dakbedekking. De opstand is opgebouwd uit de winkelpui, de eerste verdieping met korfboogvensters en smeedijzeren borstweringen, en de twee hogere verdiepingen in kolossale orde met rechthoekige vensters en lisenen, doorgetrokken balustraden en een klassiek hoofdgestel met stafwerkfries. Asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet, dat wordt gemarkeerd door een driezijdige erker op zware consoles, en aansluitend een balkon met vazen en composiete zuilen. Deze dragen het dakvenster met een ovale oculus, een booglijst met rolwerkcartouche tussen hoorns des overvloed, en een koepeldak waarvan het topstuk is verdwenen. Het uitbundige geveldecor van guirlandes, cartouchesleutels, eierlijsten en meanders is ontleend aan de Lodewijk XVI-stijl. De winkelpui, oorspronkelijk met hoekpilasters en entablement, een middenportaal en een flankerend privéportaal, werd verbouwd; vernieuwd vensterschrijnwerk.
Volgens de bouwplannen werd de begane grond ingenomen door de winkel, waarbij een eetkamer, veranda en keuken aansluiten. De huurkwartieren op bovenverdiepingen en mansarde, omvatten een enfilade van drie vertrekken waaronder de veranda, geflankeerd door de traphal, een vestiaire en zijkamertje, en de keuken met terras en wc.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1912#2539.
- VANHOVE B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 94-96.