Geheel van drie burgerhuizen in neoclassicistische stijl, in 1890 opgetrokken door de aannemer Joannes Franciscus De Belder, in opdracht van de heer F. Greef. Het bescheiden vastgoedproject behoort tot de late realisaties van De Belder, die in Antwerpen actief lijkt te zijn geweest van begin jaren 1850 tot omstreeks 1890.
Met een gevelbreedte van twee (nummer 256) of drie traveeën (nummers 258 en 260), omvatten de rijwoningen twee bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met schijnvoegen op de begane grond en verspringende kroonlijsthoogte, rusten op een hardstenen plint. Geleed door de puilijst en het klassieke hoofdgestel, legt de compositie telkens de klemtoon op het zij- of middenrisaliet. Dit laatste wordt in het middenpand geaccentueerd door een entablementvenster, en in het linker pand door een balkon met consoles en balustrade en een driehoekig fronton. Verder zijn de opstanden opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, op de bovenverdieping in geriemde omlijsting. Het houten schrijnwerk van deuren en vensters is grotendeels bewaard. Het middenpand onderscheidt zich door een dubbele inkom, vermoedelijk bedoeld om een achterliggend atelier te ontsluiten.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1890#271.