Herdenkingsmonument voor de dichter Jan Van Beers, naar een ontwerp door de architect Paul Hankar en de beeldhouwer Alfred Crick, ingehuldigd op 15 augustus 1892.
Jan Van Beers (Antwerpen, 1821-Antwerpen 1888) was een Vlaams dichter, die in 1853 debuteerde met de bundel "Jongelingsdromen", gevolgd door “Levensbeelden” in 1858 en "Gevoel en Leven" in 1869. Zijn in 1884 gepubliceerde laatste dichtbundel "Rijzende Bladeren", werd in 1885 bekroond met de vijfjaarlijkse Prijs voor Nederlandse Letterkunde in België. Van Beers huwde in 1850 met Hendrika Mertens, dochter van hoofdbibliothecaris van Antwerpen Frans Hendrik Mertens, en kreeg in 1852 een zoon, de latere schilder Jan Van Beers junior. Als leraar aan het Koninklijk Atheneum en het Vlaams Conservatorium te Antwerpen, publiceerde hij een indrukwekkende reeks schoolboeken. Hij droeg bij tot de Vlaamse bewustwording, en ijverde voor de officiële erkenning van de Nederlandse taal. Van 1875 tot zijn overlijden zetelde hij voor de Liberale Partij in de Antwerpse gemeenteraad, en werd schepen van Onderwijs. De componist Peter Benoit gebruikte verschillende gedichten van Van Beers, als basis voor zijn composities waaronder het oratorium “De Oorlog” (1873).
Het ontwerp van het monument kwam tot stand in het laatste jaar dat Paul Hankar deel uitmaakte van het atelier van de architect Henri Beyaert, en behoort na het grafmonument van Charles Rogier op de begraafplaats van Sint-Joost-ten-Node, tot zijn vroegste werken. Bevriend met Alfred Crick had hij een jaar eerder, in 1891, diens atelier in de Simonisstraat te Elsene ontworpen. De eigen woning van Hankar in de Defacqsstraat te Elsene, die zijn doorbraak als architect betekende, dateert van een jaar later, 1893.
Het monument bestaat uit een zuilvormige sokkel uit blauwe hardsteen ontworpen door Paul Hankar, met het bronzen portretmedaillon van Jan Van Beers op de schacht, en een oorspronkelijk vergulde, bronzen geniusbeeld als bekroning door Alfred Crick. De gedrongen zuil met basis, korte schacht en koofvormige kroonlijst, rust op een brede, ronde, door zware ribben opgedeelde basis, en is versierd met gestileerde ornamenten, sterren en palmtakken. Hankar past hier een stilistisch vocabularium toe, dat nog nauw verwant is met de architectuur van Beyaert uit deze periode. De naakte muze met gespreide vleugels, steunt op de tip van de linkervoet, en hield oorspronkelijk in de geheven rechterhand een verdwenen lauwerkrans. Portretmedaillon met strik olijftakken, en als attributen een inktpot en schrijfveer. Opschrift: “Aan Jan Van Beers 1821-1888 Zijne Vereerders uit Noord en Zuid”; achteraan de titels van de dichtbundels "Levensbeelden", "Jongelingsdromen", "Rijzende Bladeren" en "Gevoel en Leven".
- VAN RUYSSEVELT, A. 2001: Stadsbeelden Antwerpen anno 2001. Een gids-inventaris van de beelden en de monumenten, Antwerpen, 130.