erfgoedobject

Historische stadskern van Poperinge

archeologisch geheel
ID
300515
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300515

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene Beschrijving

Poperinge is gelegen in de zuidelijke Westhoek, vlak bij de grens met Frankrijk. De stad ontstaat aan de kruising van de Vleterbeek en de Romeinse weg van Cassel naar de Vlaamse kustvlakte. De Vleterbeek behoort tot het IJzerbekken en tot zandlemig Vlaanderen. Vochtige zandleem overheerst, maar er komt ook droge en natte zandleem voor en natte klei. Het centrum van de stad ligt op de kop van een rug tussen de vallei van de Bommelaarsbeek en de Vleterbeek, die in het centrum samenkomen. Planologisch behoort de zone tot het afgebakende PRUP kleinstedelijk gebied Poperinge. De zone is hierbij hoofdzakelijk aangeduid als woonzone, al komen er ook zones voor van algemeen nut en zones voor openbaar groen. Binnen het PRUP zijn tussen 2010 en 2014 zes RUP’s vastgesteld.

Archeologische nota

De eerste betrouwbare vermelding van de plaats stamt uit 987, als in een document de bezittingen worden beschreven die de Sint-Bertinusabdij uit Saint-Omer in Poperinge heeft. In sommige bronnen worden vermeldingen van de stad vanaf 431 of 668 of 877 aangegeven, al zijn die bronnen twijfelachtig. Poperinge of ‘Pupringahem’ een vroegmiddeleeuws inga(hem) suffix wordt etymologisch uitgelegd als Pupurn-inga-haim of de woonst van de familie van Pupurn. Zeker in de 10de eeuw, maar mogelijk al vanaf de 8ste eeuw, behoort het domein Poperinge tot het bezit van de Sint-Bertinusabdij. Dit maakt de latere stad meteen tot een buitenbeentje binnen de historische steden in Vlaanderen. Ze viel niet onder het gezag van de graaf van Vlaanderen, wat meteen ook verklaart waarom er nooit in versterkingen is voorzien (Thevelin 1960; Tillie 1987).

De ligging aan een Romeinse weg doet vermoeden dat de stad teruggaat op een vroegere Romeinse nederzetting. Daar zijn tot op vandaag geen directe archeologische sporen aan toe te schrijven. De opgravingen in de valleien van de Vleterbeek, Bommelaarsbeek en Robaertbeek geven de laatste jaren in de onmiddellijke omgeving van het centrum wel een beeld van een intensief gebruikt landschap vanaf de ijzertijd. Een mogelijke ‘rituele’ zone uit de ijzertijd (en de Romeinse periode) op de zuidelijke oever van de Bommelaarsbeek ligt wel in het huidige stadscentrum. Het verharde wegtracé uit de Romeinse periode (de Steenstraat) werd vastgesteld in de Casselstraat en de Gasthuisstraat tijdens het opvolgen van wegwerkzaamheden in de jaren 1930 en op het einde van de 20ste eeuw (Adriaen 1939; Adriaen 1943; Dewilde e.a. 1998; Vanderlinde & Verbeek 2013; Bartholomieux, Bracke & Vanhoutte, in voorbereiding).

De oudste kern van Poperinge bevindt zich vermoedelijk in de zone, ingesloten binnen de ‘driehoek’ Hondstraat, Bommelaarsbeek en Vleterbeek. In deze zone kwam de eerste kerk, de Sint-Bertinuskerk, tot stand en was ook de proosdij gelegen van de Sint-Bertinusabdij van Saint-Omer, nl. op de site die gekend staat als het Vroonhof. Dit Vroonhof zou dan mogelijk teruggaan op een nederzetting uit de vroege middeleeuwen. Hier werden in 2013 twee proefsleuvenprojecten uitgevoerd. De oudste sporen gaan echter pas terug tot de 13de of 14de eeuw en moeten in verband gebracht worden met de exploitatie van een nieuw marktplein, het huidige Burgemeester Bertenplein. In de Gasthuisstraat werd tijdens een proefsleuvenonderzoek één spoor aangesneden uit de 11de eeuw (Bartholomieux & Heyvaert, in voorbereiding; De Cleer, in voorbereiding; Krekelbergh, in voorbereiding).

Vanaf het einde van de 11de eeuw profiteert Poperinge mee van de economische groei in het graafschap Vlaanderen, waarvan de textielnijverheid de motor is. Dit resulteert voor Poperinge in stads- en marktrechten in respectievelijk 1147 en 1187, respectievelijk verkregen van graaf Diederik en Filips van den Elzas. De goede band tussen de graaf en de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omer zal hierbij ook wel een rol gespeeld hebben (Tillie 1987).

Dankzij de textielnijverheid blijft het inwonersaantal van de stad groeien, zodat op het einde van de 13de eeuw bepaalde ingrepen noodzakelijk zijn. Tussen 1290 en 1305 worden twee nieuwe parochies opgericht, Sint-Jan en Onze-Lieve-Vrouw. Deze parochies zijn gelegen aan de voornaamste uitvalswegen: respectievelijk richting Ieper naar het oosten en richting Sint-Omer naar het westen. Daarnaast worden ook de uitvalswegen richting Veurne en Mesen, maar ook naar Belle en Sint-Winoksbergen - nu in Frankrijk - door bewoning ingenomen en ontstaat een stervormig uitgewerkt bewoningspatroon (Tillie, 1987). Archeologisch onderzoek wijst uit dat de Grote Markt pas zijn huidige omvang krijgt in diezelfde periode, waarbij de bouw van een imposante lakenhalle de rijkdom van de stad moest aantonen. De fundering van de noordelijke hallemuur werd in 2010 over ongeveer 50 m lengte aangetroffen (Trommelmans, in voorbereiding; www.co7.be).

Tot een versterking van de stad - op zijn hoogtepunt bewoond door 8.000 à 10.000 mensen - is het echter niet gekomen. Dit was te wijten aan de privileges die de Vlaamse graaf verleende aan de grote buur, de stad Ieper. Hierdoor werd het de stad, waar de graaf weinig rechten had door de macht van de Sint-Bertinusabdij, verboden versterkingen op te richten. Daarnaast werd ook de economie van de stad gefnuikt, doordat ze geen luxetextiel - zoals in Ieper - mochten vervaardigen (Tillie 1987).

De economische crisis in de 14de eeuw, gepaard gaande met sociale protesten, zorgt voor de nodige vernielingen in de regio en ook in Poperinge zelf. In de tweede helft van de 14de eeuw onderneemt de abdij pogingen om de stad nieuwe economische impulsen te geven. De Vleterbeek wordt uiteindelijk, na twee eeuwen, bevaarbaar gemaakt van de IJzer tot aan het centrum van de stad, waardoor de handel opnieuw aansterkt. Dit heeft tot gevolg dat aan de Vleterbeek en/of de Poperingevaart een handelszone ontstaat. Zo wordt een Nieuwe Markt aangelegd op het huidige Burgemeester Bertenplein en worden de achtererven aan de Veurnestraat gebruikt voor ambachtelijke activiteiten o.a. pottenbakkers en leerlooiers (Tillie 1987).

Net als de overige steden en dorpen in de regio, ondergaat Poperinge heel wat belegeringen en verwoestingen in de 15de en 16de eeuw, waardoor de stad in belang afneemt en een kleine speler wordt. Archeologisch onderzoek vanaf 2010 toont echter duidelijk aan dat het bodemarchief nog steeds belangrijk bronnenmateriaal bevat uit de nieuwe tijd. Het gaat dan vooral om ambachtelijke restanten, zoals sporen van leerlooiers, potten-, pijpen- en tegelbakkers (Tillie 1983; Tillie 1987; Bartholomieux & Bot, in voorbereiding).

Net zoals de andere steden, die de Westhoek rijk is, had ook Poperinge bepaalde religieuze infrastructuur. In het aloude Vroonhof zou de proosdij van Sint-Bertinus verrijzen. De oude is verdwenen (onder de Vroonhofstraat?), de nieuwe stond aan het Burgemeester Bertenplein. Later kwamen ook de penitenten (grauwe of grijze zusters) (in de driehoek Bruggestraat, Paardemarkt en Komstraat), de recoletten (Gasthuisstraat ) en de benedictinessen (Boeschepestraat) zich in Poperinge vestigen. Dit gebeurt in respectievelijk de 15de, 16de en 17de eeuw. In de Gasthuisstraat staat het gasthuis, dat zijn oorsprong kende in de 13de eeuw (Papin 2012).

Bij de burgerlijke architectuur horen alleszins het 'Steehuis', de gevangenis (rechtover de Priesterstraat) en de Stadsschaal of Hoppewaag.

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

Het archeologisch onderzoek, dat sedert 2010 op verschillende plaatsen in de stad is uitgevoerd, bewijst ten overvloede dat de archeologische overblijfselen in oorspronkelijke positie aanwezig zijn en Poperinge zonder meer over een waardevol bodemarchief beschikt. De bewaringsgraad van de sporen is uitstekend. Ook al is er geen sprake van een ‘zwarte’ laag, zoals in de grote Vlaamse steden, toch bieden de afvalcontexten relevante en representatieve informatie, die leven en werken in een middelgrote stad duidelijk illustreert.

Aangezien er geen versterkingen werden opgetrokken, is het moeilijk de begrenzing van middeleeuws Poperinge af te lijnen. Ook de afwezigheid van oude, betrouwbare cartografische bronnen is hierbij een mankement. Enkel archeologische en historische bronnen kunnen dan ook de omvang van de stad in de middeleeuwen helpen aangeven.

Toch heeft Poperinge zich kunnen opwerken tot een, alleszins regionaal, belangrijke speler. Bij de afbakening worden dan ook alle belangrijke en relevante structuren opgenomen om middeleeuws Poperinge zo goed mogelijk af te bakenen en volledig te omvatten.

De studie van de geografische, topografische, historische en archeologische gegevens leidt tot een bundeling van gekende en potentiële elementen, die wezenlijk getuigen van de wording en evolutie van de stad. Concreet zijn de Vleterbeek en de Bommelaarsbeek, de ‘Steenstraat’, Sint-Bertinus (kerk, proosdij en ‘Vroonhof’), de Onze-Lieve-Vrouwe- en de Sint-Janskerk, het Steehuis, de gevangenis, de Stadsschaal of Hoppewaag, het penitenten-, benedictinessen- en recolettenklooster, het gasthuis en de huizenclusters langs de uitvalswegen (Casselstraat, Duinkerkestraat, Pottestraat, Veurnestraat, Bruggestraat en Ieperstraat) de elementen, die de stad Poperinge uitmaken en een archeologische eenheid vormen.

Bibliografie

Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.

ADRIAEN H. 1939, 1943: Van het vinden der “Romeinsche Steenstrate” in Poperinghestad, De Poperingenaar 2.IV.1939 en 24.VI.1943.

BARTHOLOMIEUX B. & BOT B. in voorbereiding: Archeologische opgraving Poperinge – Veurnestraat (prov. West-Vlaanderen).

BARTHOLOMIEUX B., BRACKE M. & VANHOUTTE C. in voorbereiding: Archeologische prospectie Poperinge Zwijnlandstraat (prov. West-Vlaanderen).

BARTHOLOMIEUX B. & HEYVAERT B. in voorbereiding: Archeologische prospectie Poperinge – Burgemeester Bertenplein (prov. West-Vlaanderen).

DE CLEER S. in voorbereiding: Archeologische prospectie met ingreep in de bodem. Poperinge, Burgemeester Bertenplein 22 (‘Vetten Os’).

DEWILDE M. & WYFFELS F. 1998: Archeologische activiteit in Poperinge (W.-Vl.), ongepubliceerd rapport.

KREKELBERGH N. in voorbereiding: Archeologische prospectie met ingreep in de bodem in Poperinge, Gasthuisstraat 40-42.

PAPIN K. 2012: Zeven eeuwen dienstbaarheid. De gasthuiszusters in Poperinge.

THEVELIN F. 1960: Bijdrage tot de vroegste geschiedenis van Poperinge, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent.

TILLIE W. 1983: Potten- en pijpenbakkers in Poperinge (16e-20e eeuw), Aan de schreve 13.1, 3-56.

TILLIE W. 1987: De Kroniek van Groot-Poperinge.

TILLIE W. & COSSEY S. 1988: Van alle markten thuis 800 jaar Vrijdagmarkt-Poperinge, Poperinge.

TROMMELMANS R. in voorbereiding: Archeologische opgraving Poperinge Grote Markt (prov. West-Vlaanderen).

TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.

VANDERLINDE C.M. & VERBEEK C. 2013: Evaluatierapport Poperinge A-13.0116, West-Vlaanderen, locatie Poperinge-Koestraat, Archeologische opgraving.

http://www.co7.be/images/filelib/PoperingeGroteMarkt_2973.pdf. (geraadpleegd op 4 juni 2014).


Bron: AZ-dossier
Auteurs: Dewilde, Marc; Decorte, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Poperinge [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300515 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.