Deze holle wegen zijn gelegen in het gebied tussen de grotten van Henisdaal en de Patrijnenkuil. Het ontstaan van deze holle wegen hangt samen met de fysische gesteldheid van het terrein (erosiegevoeligheid en aanwezige relief) en de invloed van de mens.
Holle wegen zijn ingesneden in de (zand)leembodems (en eventueel in het onderliggend geologisch substraat). Ze liggen meestal loodrecht op de hoogtelijnen en ze kunnen tot tien meter diep zijn. Door het eeuwenlange gebruik van wegen bleef de bovengrond onbegroeid en stond deze bloot aan erosie. Doordat telkens een laag sediment afstroomde bij hevige regenval, sneed de weg zich diep in, wat de erosie alleen maar versterkte. Langs weerszijden zijn meestal steile wanden te zien die spontaan begroeiden of beplant werden met bomen en struiken (vaak hakhout). Deze vegetatie heeft veelal een hoge biologische waarde en veel dieren vinden er hun onderkomen.
Tijdens de ruilverkavling zijn een deel van de holle wegen in deze omgeving genivelleerd en verhard. De wegen die hier geselecteerd werden zijn echter van ligging nog in overeenstemming met de historische kaarten (onder andere Vandermaelen, 1854). Naar het zuiden zijn deze wegen echter volggestort en lopen ze dus niet langer door tot aan de weg van Tongeren naar Borgworm.
- Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
- Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.