Deze vrijstaande dorpswoning werd opgetrokken tijdens het interbellum bij al bestaande serres en is voorzien van een kleine voortuin met ijzeren afsluiting op gecementeerde bakstenen basis, links toegankelijk via een ijzeren hek tussen gecementeerde pijlers. In 1910 werden op het perceel de eerste serres kadastraal ingetekend; in de daaropvolgende jaren werden er nog meer serres toegevoegd en in 1931 werd de woning geregistreerd; op dat ogenblik was de achtertuin bezaaid met serres, waarvan nu geen enkele is overgebleven.

Het betreft een enkelhuis van twee traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak. De beraapte lijstgevel met gecementeerde imitatie van hoekblokken en muurbanden en links gemarkeerd door een deurrisaliet, is karakteristiek in de regio. De steekboogvensters, rechts gevat in een gevelhoog, rechthoekig spaarveld hebben nieuw schrijnwerk. De houten kroonlijst op modillons bleef bewaard.