Appartementsgebouw in zakelijke art-decostijl, opgetrokken in opdracht van de weduwe Béliard-Wittemans, naar een ontwerp door ingenieur-architect Léon De Vroey uit 1937 (gevelsteen). Het complex dat dertien appartementen en een conciërgewoning omvat, is representatief voor het type flatgebouw van hoge standing waarvan De Vroey er vanaf midden jaren 1930 meerdere ontwerpt in Antwerpen. Hij vestigde zich omstreeks 1925 met een zelfstandige praktijk, en zette vanaf 1935 het bureau van zijn overleden vader architect Jan De Vroey verder. Zijn architectuur evolueerde naar een ingehouden modernisme, dat hij ook tijdens de naoorlogse decennia bleef beoefenen.
Het gebouw omvat een souterrain en zeven bouwlagen onder een plat dak. Opgetrokken met een structuur uit gewapend beton, heeft het gevelfront een parement dat baksteenmetselwerk combineert met witte natuursteen, op een plint uit blauwe hardsteen. Daarbij is de gele Belvédèresteen typisch verwerkt met verdiepte lintvoegen en platvolle stootvoegen. Vanaf het ‘schoon verdiep’, is de bovenbouw uitgewerkt als een gevelbrede erkerpartij met afgeronde hoeken, oplopend over de eerste tot de zesde verdieping. Registers van bandramen op doorgetrokken lekdrempels, alternerend met stroken natuursteen, bepalen de horizontale gelaagdheid van de compositie; het oorspronkelijk stalen schrijnwerk is vernieuwd. Wel behouden bleven de smeedijzeren vleugeldeur en waaier van het portaal en de keldertralies, met een typisch geometrisch art-decopatroon, vervaardigd door het atelier K. Sleeckx uit Deurne (merkplaatje).
De plattegrond, grosso modo rechthoekig van vorm en in de middenzone opengewerkt door een centrale en twee zijdelingse lichtschachten, omvat twee langgerekte appartementen per verdieping. In spiegelbeeld ingeplant rond de centrale traphal met lift, zijn de flats identiek van indeling, afgezien van de achterbouw met een extra slaapkamer waarover de linker appartementen beschikken, en het terras van de grote slaapkamer dat enkel in de rechter appartementen voorkomt. De suite van salon en eetkamer, de hal met vestiaire en de keuken met 'monte charge' en terras, nemen de voorbouw in. Ontsloten door de nachthal herbergt de achterbouw twee of drie slaapkamers en de badkamer. Vanwege de gemeenschappelijke vestibule en de conciërgewoning, telt het ‘schoon verdiep’ slechts één ruimer appartement met een licht afwijkende indeling. In het souterrain beschikken de flats over een individuele kelder. Lambrisering en vloer uit rode en witte marmer in de inkomhal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 8339.