Complex in neotraditionele stijl met koetshuis, paardenstallen en koetsierswoning, gebouwd in opdracht van de handelaar en bankier Edouard Bunge, naar een ontwerp door de architect Henri Thielens uit 1900. Vermoedelijk was het koetshuis bestemd voor privé-gebruik door de bouwheer, die een herenhuis betrok in de Maria-Theresialei, aan de overzijde van het Stadspark. Recent gerenoveerd.
Edouard Bunge (Antwerpen, 1851-Brasschaat, 1927), in 1886 gehuwd met Marie Sophie Karcher (1863-1907), was de jongste zoon van Charles-Gustave Bunge (Amsterdam, 1811-Antwerpen, 1884). Duitser van oorsprong, had deze laatste in 1850 te Antwerpen een filiaal opgericht van het Amsterdamse handelshuis Bunge & Compagnie. Onder leiding van Edouard Bunge, die de firma in 1875 vervoegde, groeide Bunge & Compagnie uit tot een wereldwijd vertakt handels- en financieel imperium, met zetel in een monumentaal kantoorgebouw door de architect Emile Vereecken uit 1908-1910 op de hoek van Arenbergstraat, Sint-Maartenstraat en Graanmarkt. Hij was een belangrijke financier van koning Leopold II voor de exploitatie van Belgisch Congo en startte handelsbetrekkingen op tussen België en de Onafhankelijke Congostaat rond ivoor, rubber, koffie en cacao. In 1914 betrok hij het kasteel Oude Gracht in Hoogboom (Brasschaat).
Henri Thielens staat vooral bekend voor het ontwerp van het neo-Vlaamserenaissance-kasteel Fester in de Karel Oomsstraat, en de talrijke burgerhuizen in conventionele neoclassicistische stijl, die hij vanaf de jaren 1880 tot 1914 in Antwerpen tot stand bracht. Het pittoreske neotraditionele idioom van het koetshuis Bunge, is sterk verwant met de haringrokerij die de architect in 1893 voor de gebroeders Vanden Bemden ontwierp in de Kronenburgstraat.
Het complex omvat de stalvleugel met hooizolder, traptoren en inrijpoort aan de straatzijde, en het koetshuis waarboven de koetsierswoning aan het einde van de binnenplaats. Twee bouwlagen hoog onder pannen zadeldaken, zijn de gebouwen opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, in het gevelfront naar traditioneel voorbeeld verwerkt met witte natuursteen voor speklagen, hoekkettingen, waterlijsten, dorpels, dekstenen en de omlijsting van de koetspoort, op een hardstenen plint. De stalvleugel onderscheidt zich door een verankerde trapgevel met drielichten en een overhoeks fiaal met bolornament als topstuk. Hierbij leunt een octogonale traptoren aan waarvan de (leien ?) spits werd verwijderd, en een brede korfboogpoort met een waterlijst op imposten onder een gekanteelde bekroning. De houten poort is nog oorspronkelijk, het vensterschrijnwerk werd vernieuwd.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1900#1040.