Alleenstaande woning aanleunend bij de expo-stijl, gebouwd naar ontwerp van de Gentse architect-stedenbouwkundige Marcel Dietens volgens een bouwaanvraag van 1956. De villa werd gebouwd in opdracht van emeritus hoogleraar Jan Hublé, voormalig werkleider bij de Gentse Rijksuniversiteit.

Context

Bouwheer Jan Hublé (1923-2009) speelde een belangrijke rol op het vlak van natuurbehoud in Vlaanderen en zeker in zijn thuisstad Gent. Gepromoveerd in 1951 tot doctor in de Wetenschappen (dierkunde) aan de toenmalige Gentse Rijksuniversiteit, was hij vanaf dan tot in 1959 werkzaam als werkleider van het laboratorium Algemene Zoölogie van deze universiteit. Het was in deze periode, namelijk in 1956, dat hij zijn woning bouwde in de Gentse deelgemeente Mariakerke. Vanaf 1958 was Hublé docent aan de universiteit en gaf/onderwees hij de beginselen van de algemene biologie aan het Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen. In 1965 werd hij benoemd tot hoogleraar en titularis van de Leerstoel Oecologie. Professor Hublé was de eerste die het woord 'natuurbehoud' op de kaart plaatste. Hij was actief in talrijke (advies)commissies en verenigingen. Ook in Gent zelf zette hij zich in voor de natuur. Tijdens de jaren zeventig zette hij zich samen met de Actiegroep Bourgoyen-Ossemeersen in voor het behoud en de bescherming van dat gebied als educatief natuurreservaat.

Architectuur

Gedeeltelijk onderkelderde woning van twee bouwlagen onder een opvallend vlinderdak, afgelijnd langs alle gevels door een houten bebording onder de houten kroonlijst. De gevels zijn opgetrokken uit gele baksteen op een leistenen plint en worden verlevendigd door gevelvlakken in breuksteen. Boven en onder sommige vensterpartijen zijn rood geschilderde, houten bebordingen aangebracht. Het rode kleuraccent komt ook terug in de afwerking van de metalen toegangsdeur. De asymmetrische voorgevel is gevat tussen vooruitspringende zijgevels, en wordt gemarkeerd door een terugspringende benedenbouw ter hoogte van de inkom. De gevels worden geopend door weloverwogen geplaatste, rechthoekige en gekoppelde vensters met bewaard, wit geschilderd houten schrijnwerk.

De woning ontvouwde zich oorspronkelijk op een L-vormige plattegrond, waarbij het tweelaagse hoofdvolume achteraan aan de rechterzijde werd uitgebreid met een eenlaagse aanbouw onder een plat dak. In een latere fase kwam er nog een volume bij aan de linkerzijde van de achtergevel. Volgens de oorspronkelijke bouwplannen omvat de woning in de kelder ruimte voor de verwarming, kolen en proviand. Op de gelijkvloerse verdieping wordt de inkomhal met toilet langs links geflankeerd door de garage. Aan de tuinzijde bevindt zich de living met eethoek, gescheiden via een kastenwand van de keuken. De living loopt volgens de plannen deels door in de lagere achterbouw, en geeft vervolgens uit in een bureau, afgescheiden via een schuifdeur, verborgen achter een wand in houten latwerk. Op de bovenverdieping bevinden zich vier slaapkamers en een badkamer. De huidige toestand van het interieur is niet bekend.