Landschappelijke tuin van 2 hectare rond watermolen en molenvijver, aangelegd in 1920; hoogstammige beplanting gegroepeerd rond vijver met eilandje en betonnen boogbrug.
Het Papiermoleken – reeds zo genoemd in de Primitieve kadastrale legger bij het begin van de 19de eeuw – is een van de watermolens in de regio waarbij een park werd aangelegd – in dit geval één van de laatste. Hier was het uitgangspunt een onopgesmukt ensemble – als we de kadastrale leggers van 1830 mogen geloven – van iets meer dan 2 hectare, voor bijna de helft bestaande uit één grote en twee kleine vijvers, en voor de rest uit diverse gebouwen (het eigenlijke molengebouw en drie niet gespecificeerde gebouwen), drie percelen weide en drie percelen land. Een zekere Aldolphe Massart, boekdrukker te Leuven, werd als eigenaar genoemd. De Primitieve kadasterkaart (1832) stelt de grote vijver voor met vier langwerpige eilandjes. Uit de diverse 19de-eeuwse edities van de militaire topografische kaart (1864, 1893) blijkt echter dat het niet gaat om een vijver met eilandjes, maar een weiland met vijvers, langwerpige bekkens, die vermoedelijk een zuiver functioneel karakter hadden, uitsluitend bedoeld om de watertoevoer van de molen te regelen (een vergelijkbaar systeem vinden we ook bij de watermolen van Schepdaal). Hoewel het nuttige het aangename niet uitsluit is er tijdens de 19de eeuw geen enkel element dat wijst op een functie als 'lusttuin' of 'lustgrond'. Er is momenteel ook geen spoor te bekennen van een oude sierbeplanting. Op de oudere afbeeldingen van het molengoed, met name op de Ferrariskaart (1771-1775) en, vooral, op de kaart van de baronie Bierbeek van J.B. Joris (1760) wordt echter een meer idyllisch beeld getoond, waarbij de rijbeplantingen langs de oevers en, vooral, de lepelvormige landtong een meer dan louter functionele of industriële betekenis suggereren. Gezien de beperkte afmetingen van het woonhuis is het echter onwaarschijnlijk dat het om een substantieel buitenhuis of huis van plaisantie ging. De twee kleine vijvers worden in 1865 samengesmolten tot één perceel hooiland.
Het molencomplex zelf heeft – althans volgens het kadaster – een bewogen geschiedenis: totale afbraak (1865), gevolgd door heropbouw met aanzienlijke uitbreiding en bouw van een nieuw woonhuis (1869), registratie als kartonfabriek (1883) maar in 1885 als vervallen omschreven en vervolgens omgebouwd tot wolwasserij ("lavoir de laine mû par l'eau"), in 1900 aluminiumgieterij, in 1914 samen met een aantal kastelen in de regio door de Duitsers in brand gestoken. Vanuit horticultureel oogpunt is de wederopbouw in 1920-1921 door Karel Deschampeleire (in de kadastrale legger omschreven als 'handelaar' te Korbeek-Lo) een belangrijk moment. In de kadastrale legger verschijnt voor het eerst de term lusthof voor een perceel met een oppervlakte van 1 hectare 6 are, dat de grote, tot zijn 18de-eeuwse afmeting herstelde vijver (circa 71 are) omvat (op de stafkaart van 1908 is deze wijziging trouwens al zichtbaar). In de vijver wordt een cirkelvormig eiland aangelegd dat via een betonnen boogbrug toegankelijk is. In 1927 wordt ook het huidige woonhuis gebouwd, een eenvoudig, oninteressant gebouw met twee verdiepingen onder een zadeldak. Na de ingebruikneming van het goed als bijhuis door het psychiatrisch centrum Sint-Kamillus te Bierbeek, wordt de dienstvleugel tot kapel omgebouwd. De stafkaart van 1930 toont de toestand na de verbouwing en de heraanleg.
De nog aanwezige elementen van sierbeplanting dateren van na de wederopbouw. Het meest opvallend is het dreefje gekandelaarde platanen (Platanus x hispanica), met stamomtrekken tot 235 centimeter (gemeten op 150 cm hoogte), dat van de toegangspoort aan de Oaselaan naar het voormalige molengebouw leidt. Het aspect van een lusttuin blijft voor de rest uitsluitend beperkt tot de vijver, met als voornaamste ingrediënten: twee gele treurwilgen (Salix alba 'Tristis'), twee witte paardekastanjes (Aesculus hippocastanum) en, op het eilandje, een gewone plataan, allemaal bomen met stamomtrekken tussen 2 en 3 meter en, samen met de taxussen (Taxus baccata) op het eilandje, waarschijnlijk aangeplant door Deschampeleire. Van latere datum zijn – gezien hun afmetingen (180 à 190 centimeter omtrek) – de Noorse esdoorns (Acer platanoides), die vooral langs de Molenbeek voorkomen, mogelijk restanten van een rijbeplanting. Op het hooilandperceel dat in 1865 ontstond door de samensmelting van de twee kleine vijverpercelen – tussen de woning en de vijvesiertuin – bevond zich de nutstuin, getuige daarvan enkele oude fruitbomen. In 1998 lag het domein er verlaten en verwilderd bij.
Bron: DENEEF R., 2004: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Bierbeek, Boutersem, Glabbeek en Oud-Heverlee, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Korbeek-Lo
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Tuin van het Papiermoleken [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300758 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.