omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Instelling Salve Mater
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpsplein van Lovenjoel met Groot Park en watermolen Heystmolen met omgevende beemden
Deze bescherming is geldig sinds
Park van circa 23 hectare, ontstaan rond een molenvijver en een omstreeks 1750 gebouwd huis van plaisantie, in 1836-1837 heraangelegd in landschappelijke stijl, maar met behoud van talrijke rechtlijnig geometrische elementen, bijvoorbeeld het drevenpatroon van het 'bosquet', waarin in 1926 de paviljoenen van de psychiatrische kliniek 'Salve Mater' werden opgetrokken; de dalbodem van de Molenbeek is de voornaamste zichtas; uitzonderlijke collectie oude en zeldzame bomen.
De vallei van de Molenbeek
De Molenbeek vormt de hoofdas van zowel het 'Groot Park' als het 'Klein Park'. De valleibodem bestaat uit natte, lemige gronden en een aantal venige, beboste bronzones. Kenmerkend voor deze bronzones zijn soortenrijke vegetaties met specifieke planten als bittere veldkers (Cardamine amara), verspreidbladig goudveil (Chrysosplenium alternifolium), boswederik (Lysimachia nemorum) en groot springzaad (Impatiens noli-tangere). De grootste plantenrijkdom werd vastgesteld in het valleideel tussen het park van Salve Mater en de dorpskern van Korbeek-Lo (231 soorten vaatplanten op nauwelijks 50 hectare). Tijdens de eerste helft van de 19de eeuw werden enkele landgoederen in deze vallei heraangelegd. Vrij bescheiden van oppervlakte en voornameijk op opbrengst afgestemd – de onmiddellijke omgeving van een dorpshof (het Klein Park) of van een hoeve met watermolen (het Groot Park) - groeiden ze uit tot min of meer uitgestrekte parken in vroeg-landschappelijke stijl. Grote gedeelten van de vroegere beemden werden daarbij ingelijfd – juister gesteld – heringelijst of 'ge-landscaped', want het vroegere bodemgebruik (hooi- en/of graasweide) bleef grotendeels ongewijzigd. Ecologisch gezien veranderde er weinig. Geen van deze parken vormt (ook nu nog niet) een echte breuk in het beekdalecosysteem. Zowel in het Groot als in het Klein Park kan nog een groot gedeelte van de beekdalflora worden teruggevonden. Eén geobotanische anomalie, met name alpenbes (Ribes alpinum), die over de hele vallei voorkomt, werd vermoedelijk via de parkaanleg geïntroduceerd.
Van 'Château de Spelberg' tot 'Salve Mater'
Op de Ferrariskaart (1771-1775) staat het Groot Park vermeld onder de naam "Château de Spelberg", uiteraard een spelfout want de latere kaarten vermelden "Spoelberg" (1864) of "Spoelberch" (1908). De site omvatte een huis van plaisantie, dat naar aanleiding van een samenkomst van de schepenbank voor het eerst vernoemd wordt in 1755 en vervolgens in 1766, toen het landhuis door een rechte dreef werd verbonden met de kerk van Lovenjoel. Vermoedelijk werd het rond 1750 als buitenverblijf gebouwd door de negende heer van Lovenjoel, burggraaf Karel-Christiaan-Jan de Spoelberch, naast een hoeve met een watermolen, een grote vijver stroomopwaarts van de molen en twee kleine vijvers stroomafwaarts ervan. Delen van deze aanhorigheden zijn nog bewaard in min of meer gewijzigde of heropgebouwde vorm. De oorspronkelijke 18de-eeuwse vorm van het kasteel bleef ondanks verbouwingen en de afbraak van sommige bijgebouwen grotendeels behouden.
Zoals bij de andere tot 'speelgoed' opgedirkte molensites (bijvoorbeeld het Vijverhof te Korbeek-Lo), waren de meeste elementen in de eerste plaats functioneel bedoeld en slechts in bijkomende orde esthetisch. De hoofdlijnen werden gevormd door de grote, min of meer rechthoekige vijver (in feite de molenvijver, reservoir voor de iets verderop gelegen 'Heystmolen'), het grachtenpatroon bij het kasteel en de in 1766 aangelegde dreef tussen het kasteel en de kerk van Lovenjoel. De grachten rond het kasteel worden zowel op de Ferrariskaart als op de eerste kadastrale kaarten van 1807 ('plan géométrique') en 1810 en de Primitieve kadasterkaart van 1830 weergegeven. In 1810 was dit grachtensysteem nog gesloten via twee schuin op elkaar toelopende, 40 meter lange grachten (de percelen 351 en 352 op de Primitieve kadasterkaart).
Precies midden deze schuin op elkaar toelopende grachten bevond zich waarschijnlijk een poorthek, beginpunt van de dreef in de richting van de dorpskerk. Hij stopte echter bij een terrein vlak voor de kerk, op het 'plan géométrique' omschreven als boomgaard (de huidige begraafplaats van de Zusters van Liefde en gedeeltelijk ook de tuin van een privé-woning).
Uit het kadasterarchief blijkt dat pas rond 1850 de gronden in het noordelijk gedeelte van het huidige domein in het bezit komen van Maximiliaan-Antoon-Theodoor de Spoelberch. De oude 'Heerbaan', een niet onbelangrijke regionale (in oorsprong Gallo-Romeinse) verbindingsweg die door het park liep, werd in het privé-domein van de Spoelberch opgenomen, samen met diverse percelen gemeentelijke vrije weide en enkele woningen en boerderijen, die werden afgebroken of omgebouwd, bijvoorbeeld tot oranjerie (het latere paviljoen 'Fides'). Ter vervanging van de verdwenen 'Heerbaan', werd naast de spoorlijn Leuven-Tienen (aangelegd in 1837) onder dezelfde naam een nieuwe openbare weg aangelegd. Het hele domein, nu ongeveer 25 hectare groot, werd met een haag omgeven. Er mag worden aangenomen dat het domein in die periode zijn huidige 'landschappelijke' structuur kreeg, vrij laat vergeleken met andere landgoederen in de regio. Een kadastrale mutatieschets uit 1836-1837 toont de oude geometrische aanleg naast de nieuwe landschappelijke. De vijver heeft golvende oevers gekregen en de twee parallelle grachten zijn verdwenen. Later werd de vijver voorzien van een eilandje. Op de stafkaart van 1908, na de dood van de laatste de Spoelberch en de definitieve stillegging van de watermolen, is deze vijver voorgoed verdwenen, maar de contouren ervan én het eilandje worden op de huidige kadasterkaart nog steeds afzonderlijk weergegeven en de vijver en het eilandje zijn ook nog in het microreliëf herkenbaar. Op die plek bevinden zich nog relicten van de oorspronkelijke beplanting van het eiland, namelijk een bruine beuk met 3,60 meter stamomtrek, omgeven door wortelopslag van iepen.
Het rond 1835 aangelegde landschapspark wordt gekenmerkt door een oost-west gerichte zichtas, ongeveer 600 meter lang, langs de dalbodem van de Molenbeek, hier en daar gestoffeerd met alleen staande bomen of kleine groepjes en afgezoomd door vooruitspringende en terugwijkende boommassieven op de hellingen. De dorpskerk van Lovenjoel, sinds 1854 in een neogotisch kleedje, vormt er het oostelijke eindpunt van. Het kasteel bevindt zich aan de westrand van het park, aan de kant van Korbeek-Lo. Daar wordt het perspectief verlengd in het beemdlandschap van de Molenbeek, met het Vijverhof en de dorpskerk van Korbeek-Lo in de verte. Het gebouw aan de zuidrand van het park, dat momenteel met de naam 'Fides' wordt aangeduid, komt reeds op de Ferrariskaart voor en wordt na twee verbouwingen vanaf 1849 in de kadastrale legger als "orangerie" omschreven. Door een latere verbouwing - vermoedelijk in 1905 - ging het oranjerieaspect verloren. Aan de noordzijde van de beek werden de in 1851 verworven 6 hectare bouwland aangewend voor de aanleg van een bosplantsoen met een rechtlijnig, door bruine beuken gevormd drevenpatroon. In dit gedeelte zal in 1926 – na de overname van het domein in 1907 door de universiteit van Leuven – de psychiatrische kliniek 'Salve Mater' worden gevestigd.
"Sonder Erch"
Het is merkwaardig dat, meer dan een halve eeuw na de formele beëindiging van het Ancien Régime, feodale toestanden de situatie in een dorp nog zó ingrijpend konden beïnvloeden. Zoals gezegd werd rond 1850 een gedeelte van het openbaar domein, met name de Heerbaan, geprivatiseerd en werd de in neogotische stijl verbouwde dorpskerk zowat als parkornament behandeld. De geschiedenis van tuinen en parken geeft uiteraard frappantere voorbeelden van dergelijke praktijken: bij de aanleg van Vaux-le-Vicomte werden niet minder dan drie dorpen afgebroken en verschillende beroemde Engelse parken konden in de 17de en 18de eeuw slechts tot stand komen dankzij niets ontziende 'enclosures' van gemene gronden, maar dat gebeurde meer dan honderd tot bijna tweehonderd jaar vroeger.
Het silhouet van de Sint-Lambertuskerk speelt een belangrijke rol als pittoresk eindpunt van de vista. In verband met de decorfunctie van de kerk is het waard te vermelden dat na de verbouwing van 1854 de kerk in 1890 opnieuw ter sprake kwam. In uitvoering van het testament van Maximiliaan-Antoon-Theodoor de Spoelberch (1802-1873) moest de toren, in feite het enige element van de vroegere gotische kerk dat bewaard bleef, verhoogd worden, maar uiteindelijk werd een nieuwe toren ten zuiden van de kerk gepland. Karel-Victor de Spoelberch (1836-1907) reageerde hierop afwijzend, omdat de nieuwe toren niet meer zichtbaar zou zijn vanuit de kasteeldreef die precies naar de oude kerktoren leidde. Het was immers de bedoeling van zijn vader Maximiliaan de bestaande toren hoger op te trekken, zodat hij over de bomen heen zichtbaar zou blijven vanuit het kasteel. Men geraakte het niet eens en de plannen werden nooit uitgevoerd. Het kerkpleintje wordt omgeven door de pastorie, heropgebouwd na de Eerste Wereldoorlog, en het verbouwde woongedeelte van een 18de-eeuwse hoeve en bevat twee neogotische grafmonumenten van de familie de Spoelberch (met het familiewapen "Sonder Erch"). Dat met het smeedijzeren hek eromheen is het eigenlijke familiegraf. Het toegangshek van het park werd in de 19de eeuw vervaardigd door de dorpssmid Van Schoonbeeck op bestelling van Maximiliaan de Spoelberch. In de nu lege ovalen kaders bovenaan bevonden zich de wapenschilden van de familie; de hekvleugels werden in 1994 gestolen.
Van het meubilair in het park is niet veel meer overgebleven: twee arduinen vazen, twee van de drie bruggen over de Molenbeek, waarvan de middelste, een sierlijke boogbrug, in de rekeningen van de smid Van Schoonbeeck vermeld wordt als de "Chinese brug", en, nabij het paviljoen Sint-André, een ijskelder met een bakstenen koepelgewelf en een arduinen toegangsdeurtje. Hierop werd in 1926 een tuinpaviljoentje gebouwd, een zevenhoekig puntdak steunend op een open constructie van cementen boomstamimitaties. Uit een tekening van G.I.D. Declerck kan worden opgemaakt dat er in de glorietijd van het park nog meer tuinornamenten waren. Het heuveltje ten zuiden van het kasteel was bedoeld als uitzichtpunt, ooit misschien bekroond met een paviljoen.
Het bomenbestand
Zowel Jan-Hendrik-Jozef de Spoelberch (1766-1838) als zijn zoon Maximiliaan-Antoon-Theodoor (1802-1873) hadden een grote belangstelling voor dendrologie. In de loop van de 19de eeuw werden talrijke, vaak zeldzame soorten en variëteiten aangeplant, een collectievorming die tot circa 1870 intensief werd voortgezet. De laatste de Spoelberch van Lovenjoel, Karel Victor, had meer belangstelling voor literatuur en verbleef ook niet zo vaak te Lovenjoel. Sommige bomen zijn waarschijnlijk ouder dan het landschapspark. In een excursieverslag van 1894, verschenen in het Bulletin de la Société Centrale Forestière de Belgique, wordt een gewone moerascipres (Taxodium distichum) vermeld, toen al met een stamomtrek van 308 centimeter, vermoedelijk het exemplaar dat zich nu nog vlakbij het kasteel bevindt en waarvan de omtrek is aangegroeid tot 463 centimeter. In dit verslag wordt ook gewag gemaakt van "plus de 350 espèces et variétés de résineux", waarvan er vele zouden zijn afgestorven, "mais il en reste assez pour qu'on s'y arrête un instant". Dit verslag betreft zowel het park Salve Mater als dat van Ave Regina en maakt geen duidelijk onderscheid tussen beide parken. Een tweede excursieverslag, ditmaal van 1922, gewaagt van niet minder dan 1500 "essences indigènes et exotiques". Tijdens een gedetailleerde inventarisatie in 1990 werden circa 120 verschillende soorten en variëteiten van houtachtigen opgetekend. Het verslag van 1922 vermeldt, naast een oude iependreef, nog een aantal soorten die nu uit het park verdwenen zijn, waaronder enkele zeldzame eiken (Quercus macrocarpa, Quercus imbricaria) en een Magnolia grandiflora. De moerascipres bij het kasteel blijkt ondertussen aangegroeid tot een stamomtrek van 340 centimer.
Een groot gedeelte van het huidige bomenbestand stamt uit de 19de-eeuwse, door Maximiliaan de Spoelberch geconcipieerde aanleg, met name een hele reeks bomen met stamomtrekken van meer dan 300 centimeter en soms 450 centimeter en meer. Op de helling tussen de Molenbeek en het instituut bevindt zich onder meer een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') met een stamomtrek van 670 centimeter. Deze oudste generatie bevat een aantal zeldzame soorten of variëteiten als: een mispelbladige wintereik (Quercus petraea 'Mespilifolia'), een zuilvorm van Amerikaanse gleditsia (Gleditsia triacanthos 'Tortuosa'), Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipiferum), gewone moerascipres (Taxodium distichum), donzige eik (Quercus pubescens), zuilvormige zomereik (Quercus robur 'Fastigiata'), een zomereik met witgemarmerd blad (Quercus robur 'Albomarmorata'), zwarte els met ingesneden blad (Alnus glutinoa 'Incisa'), wingerdbladige zomerlinde (Tilia platyphyllos 'Vitifolia'), Japanse zelkova (Zelkova serrata), een bolvorm van rode esdoorn (Acer rubrum 'Globosum') en een uiterst zeldzame, gedrongen vorm van beuk (Fagus sylvatica 'Compacta'). Het Groot Park van Lovenjoel mag beschouwd worden als een van de belangrijkste dendrologische collecties van België.
De oprichting van het instituut 'Salve Mater'
In 1907 werd het hele domein met de bijbehorende boerderijen bij testament geschonken aan Mevrouw E. Gilbert-Ernst uit Leuven, die het in 1915 overmaakte aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Op haar beurt verhuurde de Universiteit het kasteel en het park aan de 'Zusters van Liefde' van Gent om er een psychiatrische kliniek voor vrouwen in te vestigen. De mannelijke tegenhanger – het Sint-Kamillusinstituut – zal enkele jaren later door de 'Broeders van Liefde' op de Krekelberg te Bierbeek worden gebouwd. De zusters kwamen toe op het kasteel in 1916. Tijdens de Eerste Wereldoorlog deed het kasteel een tijdlang dienst als 'Kommandantur' van het Duitse leger. In 1926 werd de psychiatrische kliniek 'Salve Mater' in aanwezigheid van koningin Elisabeth plechtig geopend. Tot omstreeks 1980 werd het kasteel gebruikt als internaat voor de studenten psychiatrische verpleegkunde; sinds 1999 wordt het opnieuw bewoond.
Met het verdwijnen van de familie de Spoelberch de Lovenjoul kwam er niet direct een einde aan de dendrologische verrijking van het Groot Park. De excursie van de 'Société centrale forestière' van 1922 werd geleid door professor Victorien Antoine (1883-1971), de beheerder van het domein, sinds 1911 verbonden aan de faculteit landbouwwetenschappen te Leuven, lid van de Hoge Bosraad en één van de initiatiefnemers tot de oprichting van het Bosbiologisch Centrum te Bokrijk-Genk. Antoine stelde na afloop van de excursie een volledige studie van het domein voor het Bulletin in het vooruitzicht. Deze belofte werd niet nagekomen, maar de aanplantingen die in deze periode werden uitgevoerd zijn zeer gevarieerd en omvatten een aantal opmerkelijke bomen, onder meer Torreya (Torreya grandis), Cappadocische esdoorn (Acer cappadocicum), wilgenbladeik (Quercus phelos), suikerberk (Betula lenta), en een van de grootste exemplaren Japanse taxus (Taxus cuspidata) in België. Van deze generatie sneuvelden sinds onze eerste inventaris in 1978 enkele zeldzame specimens, onder meer goudlork (Pseudolarix kaempferi), Amerikaans geelhout (Cladrastis lutea) en Virginische hopbeuk (Ostrya virginiana).
De aftakeling van het domein, die vooral merkbaar wordt vanaf 1980, als het kasteel wordt ontruimd, is niet zozeer een gevolg van het gebrek aan belangstelling en goodwill vanwege de huidige beheersverantwoordelijken, maar wél van de onzekerheid over de toekomst van het psychiatrisch instituut, waardoor de zorg voor het park naar de achtergrond werd verdrongen. In de recentste aanplantingen werden ook meer courante soorten gebruikt, bijvoorbeeld Corsicaanse den, fijnspar, gele treurwilg, balsempopulier. De voorjaarsstormen van 1990, gevolgd door een kapping die de nationale spoorwegmaatschappij om redenen van veiligheid bedongen had, hebben een grote ravage aangericht onder de oude beukendreven tussen de paviljoenen en hebben het bosplantsoen langs de spoorweg tot een kapvlakte herschapen.
Merkwaardige bomen (opnamen zomer 1990. Voor de locatie van de bomen: zie bijgevoegde foto. Stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte)
Bron: DENEEF R., 2004: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Bierbeek, Boutersem, Glabbeek en Oud-Heverlee, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Dewinter, Jos
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Instelling Salve Mater
Is deel van
Groot Park
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Het Groot Park [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300760 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.