Neoclassicistische eenheidsbebouwing van acht burgerhuizen, in 1897 ontworpen door bouwmeester Ernest Dieltiëns voor de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen in het Oostkwartier, vertegenwoordigd door L.J. Luyckx.
Deze in 1886 opgerichte bouwmaatschappij had als doel de woningbouw in Zurenborg te organiseren en nam daarvoor verschillende architecten onder de arm om reeksen huizen te bouwen in de gewenste stijl. Dit ensemble werkte Dieltiëns uit in een hem typerende, eigen bouwstijl, waarin de woningen een vrij eenvoudige neoclassicistische gevel krijgen, maar door afwisseling van ornamentiek en verhoudingen een levendig ensemble creëren. Met ensembles als dit heeft Dieltiëns in belangrijke mate mee het typische straatbeeld van Zurenborg bepaald.
Het ensemble heeft de typische kenmerken van een ensemble dat in eigen beheer van deze bouwmaatschappij werd opgericht op het einde van de 19de eeuw. Het gaat om acht huizen van drie traveeën en twee tot drie bouwlagen onder zadel- of mansardedaken. Alle huizen hebben neoclassicistische, bepleisterde en witgeschilderde parementen parementen met blauwe hardstenen plinten, houten kroonlijsten, rechthoekige muuropeningen, ritmering door kordonlijsten en doorlopende onderdorpels. Telkens echter worden de gevels voorzien van een eigen karakter, door lichte verschillen in de decoratie. Nummer 18 doorbreekt de monotonie van het ensemble door zijn hogere kroonlijsthoogte; nummer 10 was in het oorspronkelijke ontwerpen de tegenhanger van deze woning door de mansarde met breed uitgewerkt dakvenster onder fronton, dat echter verdwenen is.
Nummer 6, het meest rechts huis in de rij, wordt gekenmerkt door de imitatiebossage op de begane grond en door de bovenvensters in omlijsting met sluitsteen en centrale bekroning door een fronton. Bovenlicht van de deur op natuurstenen latei. Schrijnwerk van deur en ramen is vernieuwd.
Nummer 8, later voorzien van een mansardedak, heeft eveneens een door imitatievoegen versierde begane grond. Op de verdieping stucdecoratie met verdiepte velden en een fries bestaande uit cassettes en gekoppelde modillons. Schrijnwerk vervangen.
Nummer 10 heeft eenvoudige imitatievoegen over de volledige gevel en een centraal bovenvenster onder entablement. Schrijnwerk van de guillotinevensters beneden is behouwen, de rest is nieuw.
Nummer 12 heeft een stucdecoratie over de volledige gevel waarin wordt gespeeld met cassettes en panelen, afgewerkt met een fries waar cassettes met modillons worden gecombineerd. Schrijnwerk is vervangen.
Nummer 14 lijkt sterk op nummer 6, met bewaard schrijnwerk van de ramen en een ijzeren voordeur die dateert uit het begin van de 20ste eeuw. Fijne ijzeren borstweringen bij de bovenvensters. Kroonlijst met rechte tandfries en klossen versierd met gedraaide ornamenten.
Nummer 16 is vergelijkbaar met de gevel van nummer 12, maar met gegroefde pilasters tussen de bovenvensters. Schrijnwerk is vervangen.
Nummer 18 is de blikvanger in de rij, met zijn drie bouwlagen en de optische versmalling van de verdiepingen tot twee traveeën tussen kolossale pilasters. Begane grond met imitatievoegen. Tussen de twee per twee gekoppelde bovenvensters een fries met cartouches, plantenranken en palmtakken. Nieuwe deur; houten T-vensters zijn authentiek.
Nummer 20 is qua stucdecoratie verwant met de nummer 12 en 16, waarbij we verdiepte panelen en lange modillons onder de fries terugvinden. Het schrijnwerk is vernieuwd.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 1897 # 1297.