De goed onderhouden, oude afsluitingshagen bij het hoevetje bestaan uit vijf te onderscheiden onderdelen. Namelijk de scheerhaag op het zuidwesten, bestaande uit haagbeuk en beuk als hoofdsoorten en al dan niet op natuurlijke wijze verrijkt met esdoorn, vlier, hulst en lijsterbes; de op stam gezette hulst met aansluitend een scheerhaag van hulst met toevoegingen van sering en haagliguster; aansluitend bij de noordoostgevel van het hoevetje een scheerhaag van haagliguster met toevoegingen van hulst, esdoorn, beuk en meidoorn; tegen de noorwestzijde van het erf een scheerhaag van ruwe iep (meerbepaald de variëteit ‘Cornuta’). Deze laatste is ook, al dan niet op natuurlijke wijze, verrijkt met gladde iep, mei- en sleedoorn. Het gebruik van iep in de scheerhagen, dienstig als erfafsluiting, wordt regelmatig vastgesteld. In scheerhagen is het altijd gladde iep, ruwe iep voor deze toepassing is hier een unieke en zeldzame vaststelling.